De Rus Joeri Gagarin draaide veertig jaar geleden als eerste mens rond onze planeet. De ruimtevluchten waren tijdens de Koude Oorlog een uitgelezen uithangbord van de supermachten, maar nu is samenwerking de boodschap.

Pas op 10 april 1961 kreeg de 27-jarige Joeri Gagarin officieel te horen dat hij was uitverkoren. Een dag later werd de raket met het ruimteschip Vostok (Russisch voor ‘Oosten’) naar het lanceerplatform gebracht in afwachting van de lancering op 12 april. De kosmodroom Bajkonoer in de toenmalige sovjetrepubliek Kazachstan was in de jaren vijftig als testplaats voor het geheime sovjetrakettenprogramma gebouwd. Op 4 oktober 1957 werd daar ook al de eerste Spoetnik de ruimte ingeschoten.

De vlucht van Joeri Aleksejevitsj Gagarin duurde amper 108 minuten. Hij draaide maar één keer rond de aarde en was niet veel meer dan een passagier. Maar dat volstond om hem een plaats in de geschiedenisboeken te bezorgen. ‘De aarde is de wieg van de mens, maar men kan niet voor eeuwig in zijn wieg blijven’, had zijn landgenoot Konstantin Edoeardovitsj Tsiolkovski, die de theoretische grondslagen van de ruimtevaart had gelegd, allang daarvoor voorspeld. De mens had die wieg nu verlaten.

Bij de terugkeer schoot Gagarin zich zoals voorzien met een schietstoel naar buiten om met een parachute te landen. Maar omdat ze vreesden dat zijn vlucht daardoor misschien niet officieel erkend zou worden, hielden de Sovjets jarenlang vol dat hij ín zijn capsule was geland. Want de ruimteprojecten van de Sovjet-Unie werden destijds in een sfeer van geheimzinnigheid en wantrouwen uitgevoerd. En soms had die politiek ook een averechts effect. Zo deden jarenlang geruchten de ronde over vermeende dodelijke ongevallen in de ruimte vóór de vlucht van Gagarin. Voor de eerste man in de ruimte was het alvast de eerste én de laatste ruimtevlucht. Een fatale crash met een MiG 15 maakte op 27 maart 1968 een einde aan het heldenleven van Joeri Gagarin.

Maar de ruimtevaart ging voort. Pakweg dertig jaar lang pasten bemande ruimtemissies perfect in de Koude-Oorlogrivaliteit tussen de supermachten. Primeurs in de ruimte betekenden aanzien en prestige op aarde. De Amerikaanse president John F. Kennedy verklaarde op 25 mei 1961 al voor het Congres dat zijn land ernaar moest streven om ‘voor het einde van het decennium een mens op de maan te laten landen en hem weer veilig op aarde te laten terugkeren’. Dat lukte ook door een immense mobilisatie van mensen en middelen. Op 20 februari 1962 legde John Glenn als eerste Amerikaan drie banen rond de aarde af nadat twee van zijn landgenoten al een ‘ruimtesprong’ hadden gemaakt. Op kerstdag 1968 lazen de astronauten Frank Borman, James Lovell en William Anders vanuit een baan om de maan uit het bijbelboek Genesis voor. En op maan-dag 21 juli 1969 om 3.56 uur Belgische tijd zette Neil Armstrong zijn beroemde ‘kleine stap voor een mens, een grote stap voor de mensheid’ op het oppervlak van onze desolate ruimtebuur.

MAANDEBACLE

De Amerikanen hadden met hun Apollo-project de veelbesproken maanrace gewonnen. Maar is er wel echt een maanrace geweest? De Sovjets hebben dat alleszins jarenlang ontkend. Maar in het grootste geheim probeerden ze koortsachtig de Amerikanen de loef af te steken. Misschien hadden ze zelfs als eersten rond de maan kunnen vliegen in geval van een Amerikaanse mislukking. Maar vier testvluchten van hun enorme N1-maanraket, de tegenhanger van de Amerikaanse Saturnus V en een cruciaal onderdeel van het programma om op de maan te landen, eindigden tussen 1969 en 1972 met enorme explosies. Twee jaar later viel het doek definitief over het maandebacle van de Sovjet-Unie.

Op de euforie van de eerste maanlandingen volgde een snel tanende publieke belangstelling voor de volgende maanvluchten. De drie laatste en wetenschappelijk interessantste missies werden geschrapt. Op 14 december 1972 verlieten de astronauten Eugene Cernan en Harrision Schmitt als voorlopig laatste aardbewoners het maanoppervlak. Drie vluchten aan boord van het ruimtelab Skylab en een historische koppeling van een Apollo met een Russische Sojoez in juli 1975 waren voor de Amerikanen de laatste ruimtemissies in afwachting van een heel nieuw ruimteschip.

‘Het moet maar eens uit zijn met die dure wegwerptechnologie’, dachten ze immers in de Verenigde Staten. Op 12 april 1981, precies 20 jaar na Gagarin, maakte de spaceshuttle zijn maidentrip. Het gedeeltelijk herbruikbare ruimteveer zou vertrekken als een raket en landen als een zwever. Maar uiteindelijk bleek het niet zo goedkoop en flexibel te zijn als gedacht. En het zou ook nog even duren voor de ruimtependels een heus reisdoel zouden hebben. Nochtans had president Ronald Reagan in 1983 het ruimtestation Freedom al ‘de volgende logische stap in de ruimte’ genoemd.

De Sovjet-Unie bouwde ondertussen het welbekende ruimtestation Mir (wat zowel ‘Vrede’ als ‘Wereld’ betekent), de opvolger van de meer bescheiden Saljoet-ruimtelabs. De eerste van zes Mir-modules ging in 1986 de ruimte in. Mir zou tot dit jaar in de ruimte blijven, drie keer langer dan gepland, en was al die tijd zo goed als permanent bewoond. Klassieke Sojoez-ruimteschepen voerden kosmonauten aan en af. De Sojoez (‘Unie’) maakte zijn debuut in 1967 en is tot vandaag de Russische ruimteferry. Mir is een van de grote succesverhalen van de ruimtevaart, hoewel het station en zijn bewoners onder meer een brand en een botsing met een onbemand bevoorradingsruimteschip overleefden.

Pas in 1988 lieten de Sovjets hun shuttle Boeran (‘Sneeuwstorm’) een enkele onbemande testvlucht maken. Het uiteenvallen van het land in 1991 en de veranderde politieke toestand in de wereld lieten peperdure prestigeprojecten echter niet meer toe. Boeran eindigde als een stuk ruimtevaartarcheologie.

Rusland was de belangrijkste erfgenaam van het sovjetruimtevaartprogramma. De Russische plannen voor een Mir 2 smolten met het Amerikaanse Freedom-initiatief samen tot het internationale ruimtestation Alpha dat drie keer zo groot als Mir zal zijn. Sinds eind 1998 is met de bouw ervan in een baan om de aarde begonnen. Als alles goed gaat, zal Alpha omstreeks 2004 voltooid zijn. Het wordt gebouwd met Amerikaanse, Russische, Europese en Japanse elementen. Ook België is samen met vijftien andere landen bij de bouw en het gebruik van Alpha betrokken. Het nieuwe ruimtestation zal de volgende 15 tot 20 jaar permanent ruimtevaarders huisvesten, aangevoerd met een spaceshuttle of een Sojoez. Over enkele jaren is daar ook onze landgenoot Frank Dewinne bij. Hij zal vliegen voor rekening van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, die voor Alpha onder meer de laboratoriummodule Columbus levert.

De huidige Amerikaans-Russische samenwerking in de ruimte is deels politiek geïnspireerd en een gevolg van de nieuwe relaties tussen de Verenigde Staten en de Russische Federatie na de Koude Oorlog. Maar veel Russen vinden dat ze in de ruimte momenteel maar een tweederangsrol spelen. Ze kijken met veel nostalgie terug naar de grote kosmische successen van weleer.

GEEN ROUTINE

Veertig jaar na Gagarin hebben ongeveer vierhonderd astro-, kosmo- en spationauten een vlucht naar de ruimte gemaakt. De Rus Sergej Avdejev bleef tijdens drie ruimtevluchten 748 dagen in de ruimte. Zijn landgenoot Valeri Poljakov houdt met 438 dagen het record van de langste ruimtemissie. Heel wat niet-Amerikanen en niet-Russen uit ongeveer dertig landen maakten een reis aan boord van een Russische Sojoez of een Amerikaanse spaceshuttle. Het meest memorabele voor ons is de ruimtevlucht van Dirk Frimout met het ruimteveer Atlantis in 1992.

Hoewel de Russin Valentina Teresjkova al in 1963 een ruimtevlucht maakte, is ruimtevaarder hoofdzakelijk een mannenberoep. Toch hebben de ongeveer veertig vrouwelijke astronauten bewezen dat ze in de kosmos hun mannetje kunnen staan.

Ondanks al die reizen is de ruimtevaart nog steeds geen routine. Drie ruimtemissies liepen bijvoorbeeld fataal af. In 1967 kwam de Rus Vladimir Komarov om het leven toen zijn Sojoez-ruimteschip bij de landing te pletter stortte. Vier jaar later zaten zijn landgenoten Georgi Dobrovolski, Viktor Patsajev en Vladislav Volkov bij de landing dood in hun capsule als gevolg van een slecht werkende klep bij de terugkeer. Bij de Amerikanen liep het een keer vreselijk mis: op 28 januari 1986 explodeerde de spaceshuttle Challenger met zeven astronauten aan boord kort na het vertrek. Ook bij de voorbereiding van ruimtemissies vielen slachtoffers. Zo verbrandden de Amerikaanse astronauten Ed White, Virgil Grissom en Roger Chaffee op 27 januari 1967 levend in een met zuivere zuurstof gevulde Apollo-capsule.

Wat bezielt mensen eigenlijk om te gaan leven en werken in een vijandige omgeving als het vacuüm van de ruimte, met dodelijke straling en verzengend hoge of uitermate lage temperaturen? ‘Mensen de ruimte insturen, is te duur en onbemande robots kunnen dezelfde taken zonder risico uitvoeren’, vinden tegenstanders. Maar voorstanders wijzen onder meer op de verkenningsdrang van de mens en op zijn unieke improvisatievermogen. Zij die het hebben meegemaakt, zijn zonder uitzondering mateloos enthousiast. Sally Ride, die in 1983 als eerste Amerikaanse vrouw een ruimtevlucht maakte: ‘Alle avonturen, in het bijzonder in nog onbekend gebied, zijn beangstigend en er is steeds een element van gevaar bij ruimtevluchten. Ik wilde astronaut worden omdat ik dacht dat dit een uitdaging zou zijn. En dat was het ook. Het was eveneens een ervaring die ik nooit zal vergeten.’

NAAR DE STERREN

Velen zien in het ruimtestation Alpha een springplank tot de verdere verkenning van ons zonnestelsel door de mens. Hoe de bemande ruimtevaart na Alpha zal evolueren, is nog niet duidelijk. Concrete plannen zijn er nog niet, maar een bemande vlucht naar onze rode buurplaneet Mars spreekt tot ieders verbeelding. Zo’n onderneming zal ongetwijfeld het gevolg zijn van internationale samenwerking. Een Marsvlucht zal algauw twee jaar duren en bijzonder hoge eisen stellen aan mens en machine.

Eén land wil op korte termijn alvast tot een zeer select clubje toetreden. In november 1999 en januari van dit jaar voerde China twee onbemande testvluchten met het ruimteschip Shenzhou uit. Officieel hebben de Chinezen een beetje vaag verklaard binnen de vijf jaar taikonauten met Shenzhou-ruimteschepen de ruimte in te willen sturen. Maar volgens specialisten kan dat misschien al volgend jaar gebeuren. China wil met bemande ruimtevluchten respect voor zijn technologische kunnen afdwingen.

Maar wanneer kunnen u en ik nu de ruimte in? De optimistische voorspellingen van weleer zijn nog niet uitgekomen. We gaan nog niet op vakantie naar Mars, hebben geen buitenhuisje op de maan en zelfs een toeristisch uitstapje om onze mooie planeet vanuit een ruimtestation te bewonderen, zit er voor de modale aardbewoner nog niet in. Volgens specialisten zal het nog minstens tot 2040 duren voor ruimtevaart zo gewoon zal zijn als vliegen nu al is. Daarvoor moeten ruimtevluchten eerst goedkoper worden, minstens honderd keer goedkoper dan de 15 miljard frank (370 miljoen euro) die een vlucht met de spaceshuttle nu kost. Voor een slordige 900 miljoen frank (22 miljoen euro) kunt u nu reeds een weekje met de Russen mee naar Alpha. Als u gezond genoeg bent, staat er op de leeftijd geen grens. Veteraan John Glenn ging eind 1998 op 77-jarige leeftijd nog eens de ruimte in aan boord van de spaceshuttle.

Ondertussen dromen plannenmakers over mijnbouw en industriële activiteiten op de maan en de planetoïden, over grote ruimtekolonies en terraforming, over het voor mensen bewoonbaar maken van andere hemellichamen. Sommigen zien ruimtevaart zelfs als een natuurlijke stap in de evolutie van de mens, en een mogelijkheid tot de overleving van de mensensoort. De bekende fysicus Stephen Hawking denkt dat ‘als we onszelf de komende honderd jaar niet vernietigen, we eerst naar de andere planeten in het zonnestelsel zullen uitzwermen en daarna zelfs naar de meest nabije sterren’.

Benny Audenaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content