DE MAROKKAANSE GENERAAL VAN GUANTANAMO

'Regelmatig bestormden soldaten de cellen, spoten met pepperspray en sloegen de gevangenen in elkaar.'

Ahmed Errachidi was kok in Londen. Hij werd jarenlang vastgehouden in Guantanamo, zonder aanklacht of proces. De ‘generaal’ schreef een boek over zijn absurde gevangenschap.

Eerst binden ze je handen en voeten stevig vast. Dan zetten ze je hoofd klem, schuiven een gummislang door je neus naar binnen en pompen een voedzame brij in je maag. Als ze de slang weer uit je neus trekken, spuit het bloed eruit. ‘Ook daaraan herken je hongerstakers in Guantanamo,’ zegt Ahmed Errachidi, ‘aan hun bloedende neus.’ Hij was zelf ruim vijf jaar een gevangene in Guantanamo en hij schreef daarover een boek: The General: the ordinary man who challenged Guantanamo verscheen dit voorjaar bij uitgeverij Chatto & Windus in Londen.

Errachidi weet hoe het bij zo’n hongerstaking toegaat, want hij heeft zelf verschillende keren voedsel geweigerd. Langer dan tien dagen hield hij het nooit vol. ‘We wilden ook geen betere behandeling krijgen, we wilden gewoon dat ze ons lieten gaan.’

Er worden nu nog 166 mensen in Guantanamo vastgehouden. Vorige maand begonnen weer meer dan honderd gevangenen een hongerstaking, na jaren van gevangenschap zonder dat er nog maar een aanklacht tegen hen werd geformuleerd. President Barack Obama verklaarde begin mei opnieuw dat het kamp in de Amerikaanse basis op Cuba moet worden gesloten. Maar dat zei hij jaren geleden ook al, het was zelfs een belangrijk programmapunt in zijn eerste presidentscampagne.

Obama’s verklaring kwam er nadat hij door de voormalige hoofdaanklager in Guantanamo, Morris Davis, persoonlijk op de aanslepende hongerstakingen was aangesproken. ‘Als een ander land zijn gevangenen zou behandelen zoals wij dat doen in Guantanamo,’ zei Davis, ‘dan zouden wij dat land met kritiek overladen. En terecht.’ Morris Davis lanceerde een petitie om de gevangenis nu eindelijk dicht te krijgen. Drie dagen laten hadden al 120.000 mensen ze getekend. ‘Wij vragen dat de president een patriottische daad stelt. Een daad van menselijkheid.’

Ahmed Errachidi zal het maar geloven als het echt zover is. Hij is nu 47 jaar en runt een restaurant in zijn geboorteland Marokko. Hij zou van zijn vrijheid kunnen genieten, maar Guantanamo vreet aan hem. Ook daarom schreef hij zijn boek, als een vorm van therapie. Het gaat over momenten van vernedering, over tranen en natgeplaste broeken, over de capitulatie voor een systeem. Errachidi was ook niet de meest gemakkelijke gevangene. Al voor zijn gevangenschap had hij last van depressies. Dokters stelden bij hem een bipolaire stoornis vast. Dat verklaart ook waarom hij zo hard werd aangepakt, weet zijn voormalige advocaat Clive Stafford Smith. Errachidi weigerde elke medewerking en dat werd uitgelegd als een bewijs van schuld. Bovendien vertelde hij zijn ondervragers op verwarde momenten de meest gekke verhalen. Dat Osama Bin Laden nog voor hem had gewerkt, bijvoorbeeld.

De Amerikanen waren ervan overtuigd dat ze te maken hadden met een terrorist. De kampcommandant omschreef Errachidi in 2004 in een rapport nog als een ‘vijandige strijder’, die banden had met extremisten in Noord-Afrika en met Al-Qaeda. Bewijzen waren er niet en het zou, volgens zijn advocaat, vrij eenvoudig zijn geweest om erachter te komen dat zijn cliënt onschuldig was. Er kon met loonuittreksels gemakkelijk worden aangetoond dat hij gewoon in Londen aan het werk was op het moment dat hij volgens de Amerikanen in een of ander kamp een terroristenopleiding kreeg.

Lege borden

Ahmed Errachidi groeide op in de Marokkaanse havenstad Tanger. Al op z’n achttiende trok hij een eerste keer naar Londen om er geld te verdienen. Hij ging er in de horeca aan de slag en werkte zich op van afwasser tot tweede keukenchef. De klanten vonden het best. ‘Hun borden kwamen altijd leeg naar de keuken terug’, schrijft hij in zijn boek.

Hij vond thuis, in Marokko, een vrouw, trouwde en kreeg twee zonen. Zijn problemen begonnen toen zijn jongste zoon hartklachten kreeg. Errachidi wou terug naar Marokko om bij zijn familie te zijn. Hij hoorde van bekenden dat het in Pakistan mogelijk is om goedkoop zilveren sieraden te kopen. Hij wou in Marokko een winkel overnemen en daar een handel beginnen in Pakistaans zilver. Dat was het plan.

Op 27 september 2001 landde Errachidi in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad. Daar zag hij op televisie beelden van lijdende kinderen in Afghanistan, kinderen niet ouder dan zijn eigen zonen. Hij vergat het zilver en deed iets wat, achteraf beschouwd, onwaarschijnlijk dom was. Hij nam een taxi naar Afghanistan, op het moment dat George W. Bush in oktober 2001 zijn war on terror aanvatte. Hij hoorde bommen vallen, zag verhakkelde lijken en hielp waar hij kon. Drie weken later viel hij in de handen van de Pakistaanse grenspolitie, die hem in ruil voor een fikse premie aan de Amerikanen verkocht.

Errachidi weet niet meer hoe vaak hem is gevraagd of hij van tevoren op de hoogte was van de aanslagen van 11 september 2001. Of hij lid was van Al-Qaeda. Of hij Osama Bin Laden kende. In het vliegtuig naar Guantanamo siste een bewaker hem toe: ‘Van nu af aan beslissen wij wanneer je slaapt, drinkt of schijt, tot je geen leven meer hebt.’

Hij hoopte eerst nog dat het misverstand snel zou worden opgehelderd. Toen dat niet het geval was, begon hij zich te verzetten. Het bracht hem vaker dan hem lief was in een cel voor eenzame opsluiting. Maar hij sprak ook Engels en Arabisch en wierp zich op als een spreekbuis van de gevangenen tegenover het gevangenispersoneel. Hij kon eisen stellen omdat de gevangenen hem volgden. Hij kon ze aanzetten tot verzet, maar hij kon ook rust brengen in een hele afdeling. ‘De soldaten beschouwden mij als een charismatische leider van Al-Qaeda, terwijl ik alleen de kunst verstond om door de andere gevangenen te worden gerespecteerd.’

Gebroken vingers

Errachidi werd als gevolg daarvan ‘de generaal’ genoemd. Hij kreeg van de kampcommandant gedaan dat de gevangenen langer in de buitenlucht mochten blijven en dat het licht in de cellen ’s nachts werd gedimd. Bovendien werden de soldaten verplicht om een nummer op hun uniform te dragen, zodat ze gemakkelijker konden worden geïdentificeerd.

Hij beleefde Guantanamo als een toestand tussen leven en dood. Als een verblijf in het voorgeborchte van de hel. Vaak zat hij maandenlang alleen in een cel. Zijn geest klampte zich dan vast aan kleine sporen van leven, zoals een mier op de grond of een spleetje in het venster van melkglas.

‘Ze gebruikten verschillende manieren om te proberen je verzet te breken’, schrijft hij. Soms drukten de bewakers de gevangenen op een bepaald punt achter de oren. Soms sloegen ze hen met het hoofd tegen de grond. Of bogen ze hun vingers naar achteren tot ze braken. Regelmatig bestormden soldaten de cellen, spoten met pepperspray en sloegen de gevangenen in elkaar. Die acties werden altijd door een soldaat gefilmd, ‘zogezegd voor de veiligheid van de gevangenen zelf’.

Drie jaar na zijn aankomst in Guantanamo zag Errachidi voor het eerst een advocaat. Het duurde dan nog meer dan twee jaar voor hij werd vrijgelaten, in 2007. Via e-mail heeft Errachidi nog altijd contact met voormalige medegevangenen uit Marokko, Syrië, Turkmenistan en het Verenigd Koninkrijk. In zijn restaurant in Tanger laat hij zich niet vaak meer zien. Sinds Guantanamo, zegt hij, heeft alles dezelfde flauwe smaak.

© DER SPIEGEL

‘Van nu af aan beslissen wij wanneer je slaapt, drinkt of schijt, tot je geen leven meer hebt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content