Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

‘Ik heb mijn superman gevonden’, kreette minister van Sport Bert Anciaux (Spirit) bij de aanstelling van Ivo Van Aken als Vlaams topsportmanager. De voormalige technisch directeur van de Vlaamse Tennisvereniging (VTV) is alvast ambitieus. Met minder dan tien Vlaamse medailles op de Spelen van 2016 neemt hij geen genoegen.

Achteraf bekeken was het een logische beslissing. Want wie kan immers beter de werking van de Vlaamse sportfederaties doorlichten en moderniseren, dan de man die de meest succesvolle sportfederatie van het land, de Vlaamse Tennisvereniging (VTV), tot zijn huidige niveau heeft getild? Ivo Van Aken (52) zal de eerste zijn om te zeggen dat de tennishausse die de Vlaamse clubs momenteel tot ongekende ledenaantallen stuwt, niet in de eerste plaats zijn verdienste is, maar die van Kim Clijsters en Justine Henin. Dat de Schotenaar mee de zaadjes heeft geplant van deze tennisweelde staat nochtans als een paal boven water. Zijn succesformule? Een doorgedreven, verfijnde talentenselectie. En hoe jonger het talent opgespoord wordt, hoe beter.

‘In alle sporten waar motorische vaardigheden belangrijk zijn – en dat is bijna in iedere sport zo – moet er vóór de puberteit op topsportniveau getraind worden’, stelt Ivo Van Aken. ‘Wie bijvoorbeeld pas op zijn twaalfde op topsportniveau begint te tennissen, heeft nog weinig kans om ooit op nummer één te staan, want hij heeft simpelweg te weinig tijd om alle vaardigheden te leren die een echte kampioen nodig heeft. Dat geldt niet alleen voor het tennis; zelfs aan een pure krachtsport als kogelstoten moet je voor de puberteit beginnen, ook al zijn de spieren van zo’n jong kind natuurlijk nog niet volledig ontwikkeld. De wetten van de sport zijn immers duidelijk. Techniek leer je zeer jong, of je leert het niet.’ Vraag het maar aan de Duitse tennislegende Steffi Graf. Het slagenarsenaal van Graf, nochtans bekend als een technische grootmeester, had één grote leemte: in wedstrijden durfde Graf nooit te vertrouwen op haar backhand lift. Reden: de Duitse had de slag pas na haar puberteit geleerd. Met 377 weken op nummer één kunnen we moeilijk zeggen dat Graf haar carrière gemist heeft, maar wat als ze ook nog had kunnen rekenen op een loepzuivere backhand lift?

Talent aflezen

Voor topsport geldt dus: jong geleerd, is oud gedaan. Op zich vertelt Van Aken daar niets revolutionairs mee. De ware truc is het talent vínden, het daarna met bekwame trainers omringen en zorgen dat het niet afhaakt in de gevoelige leeftijd tussen 15 en 18 jaar. ‘Bij de VTV hadden we de luxe dat het circuit van de jongerentoernooien stevig ontwikkeld was’, vertelt Ivo Van Aken. ‘Voor wie weet hoe hij zoeken moet, heb je op die ontmoetingen het talent in feite maar op te rapen. Ik wil nu ook in de andere sportdisciplines soortgelijke mini-jeugdcompetities van hoog niveau lanceren.’

‘Om te bepalen of een jonge sporter een echt talent is, gebruikte ik twee criteria: fysieke eigenschappen en het oog van de meester. De fysiologische aspecten – motoriek, kracht, snelheid – kun je natuurlijk vrij gemakkelijk meten. Maar een atletische lichaamsbouw is op zich niet genoeg. Een ware topper heeft nog dat ietsje meer: een aangeboren tactisch vernuft, mentale weerbaarheid, technische fijngevoeligheid… Om dát op te sporen, vertrouw ik op het oog van de meester. Vraag aan vijf bekwame talentscouts of een bepaalde jeugdspeler hét heeft of niet, en je zult vijf keer hetzelfde antwoord krijgen. Je moet dus naar een systeem waarin een behoorlijk aantal sporteigen experts alle beloftevolle jeugdspelers in hun discipline te zien krijgen in optimale wedstrijdomstandigheden. Van de interessante elementen test je dan of ze lichamelijk het nodige in huis hebben en de besten stuur je zo jong mogelijk naar een topsportschool. Als je juist zoekt en goed begeleidt, is het geen kwestie van toeval meer of een talent een echte wereldtopper wordt of niet.’

Jong selecteren betekent ook jong meedogenloze keuzes maken. En wat met hen die er niet komen? Ivo Van Aken zucht. ‘Zo gaat het in de sport, niks aan te doen. Het heeft geen zin om te investeren in een kind waarvan iedereen aanvoelt dat het eigenlijk te weinig talent heeft om het te maken. Dat is hard, maar topsport is nu eenmaal een afvalrace. Kijk, wanneer je een kind zegt dat het niet goed genoeg is voor de echte top, loopt het inderdaad een ontgoocheling op. Maar denk ook eens aan welke onnoemelijke ontgoochelingen je zo voorkomt. Een kind dat geselecteerd wordt voor een topsportschool denkt dat het in aanmerking komt voor de absolute wereldtop. En de droom van die jonge sporter werkt aanstekelijk voor zijn entourage en, vooral, voor zijn ouders. Wanneer je op voorhand weet dat die droom te hoog gegrepen is, is het dan niet veel kindvriendelijker om hem in de kiem te smoren?’

Tijdslijn

Toch halen zelfs de meest getalenteerde jonge atleten niet altijd de eindstreep. Omdat topsport, inderdaad, een afvalrace is. ‘Ja, maar dat hoeft zeker niet altijd een drama te zijn’, zegt Ivo Van Aken. ‘In een sportschool leer je immers meer dan alleen maar goed sporten. Je pikt er mentale weerstand op, je leert je volledig te focussen op een doel. Het is geen toeval dat sporters die het net niet halen, later in het professionele leven vaak hoogst succesvol blijken te zijn. Ik kom in ieder geval zelden ex-sporters tegen die spijt hebben dat ze het hebben geprobeerd. Ontgoochelde ouders vind je jammer genoeg makkelijker. Daarom zei ik altijd tegen ouders die hun kind naar de tennisschool van Wilrijk stuurden: beoordeel je kind niet op zijn resultaten, maar op de ontwikkeling die het doormaakt als individu. Als je een kind alleen kunt zien als een succes wanneer het de absolute wereldtop in een sport kan halen, is de kans uiterst groot dat je teleurgesteld zult worden.’

Eerder wees ook professor sportbeleid en -management Paul De Knop (VUB) op het enorme belang van de ouders voor een Belgische topsporter. Bijna alle Belgische toppers hadden de toevallige luxe supergemotiveerde ouders achter zich te hebben. ‘Als de ouders het laten afweten, kan een jonge sporter inderdaad niet doorbreken’, beseft ook Ivo Van Aken. ‘Idealiter heeft een goed georganiseerde topsportschool echter veel meer te bieden dan de meest gemotiveerde ouder. Een ouder moet namelijk al veel geluk of inzicht hebben om net op de juiste trainer te stoten, bij een topsportschool is die kennis a priori aanwezig.’

Dat Van Aken op het belang van de topsportscholen hamert, is overigens niet verwonderlijk. Zijn project Tennis en Studie, al gestart in 1982, stond in feite model voor de topsportscholen. Van Aken: ‘Als je alle talenten samen zet, tillen ze elkaar vanzelf naar een hoger niveau. En je kunt je eigen faciliteiten veel doelmatiger inzetten. Momenteel zijn er negen topsportscholen, dat is eigenlijk te veel. Vijf of, beter nog, drie topsportscholen, zou efficiënter zijn.’

Van Aken wil de werking van de topsportscholen ingrijpend rationaliseren. Bij de VTV haalde hij opmerkelijke resultaten met een ingenieus jeugdprogramma. ‘We vergeleken de scoutingrapporten uit de jeugd van de huidige wereldtoppers in het tennis, en dan zie je toch bepaalde patronen opduiken’, weet Ivo Van Aken. ‘Met die informatie stelden we een tijdslijn op waarmee we kunnen bepalen wat een jonge tennisser op zijn specifieke leeftijd precies moet kunnen. Zo zie je hoever de sporter staat tegenover de wereldtop en aan welke aspecten van zijn spel nog geschaafd moet worden. De allergrootste talenten vallen door die methode trouwens extra hard op. Ze ontwikkelen zich sneller, en stagneren zelden of nooit op een bepaald niveau. Waarom zou je voor andere sporten geen soortgelijk ideaalmodel kunnen maken?’

Dat is inderdaad de hamvraag. Kan de succesformule van de VTV ook toegepast worden in de andere federaties, waar geld, getalenteerde coaches en een grote groep gemotiveerde jeugdspelers niet altijd zo overvloedig te vinden zijn? Wie daar het antwoord op weet, kent de toekomst van de Belgische topsport. n

Jef Van Baelen

‘Als je alle talenten samen zet, tillen ze elkaar vanzelf naar een hoger niveau.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content