Als het Brussels parlement verkleurt, dan is dat in zeer grote mate te danken aan de Franstalige socialisten. Veertien van de zesentwintig PS-verkozenen hebben niet-Europese roots.

De blijdschap was enorm en de feestvreugde aanstekelijk, de avond van de verkiezingen op het PS-hoofdkwartier aan de Keizerslaan. Terecht, want de Franstalige socialisten boekten op dertien juni een monsterzege. Ze bereikten iets wat hen vijftien jaar lang onmogelijk leek, namelijk de liberale MR in de hoofdstad van de troon stoten. De vele kandidaten van niet-Europese oorsprong hebben een belangrijk aandeel gehad in deze met recht als historisch aangemerkte overwinning. Het feest was navenant: voltallige Turkse voetbalploegen trokken jubelend en dansend door de partijlokalen, net als de Marokkaanse jongeren, die al uren van tevoren de definitieve verkiezingsuitslagen stonden af te wachten.

Het wachten werd beloond. Onder de zesentwintig PS-verkozenen bevinden zich niet minder dan veertien ‘nieuwe Belgen’: tien van Marokkaanse, een van Tunesische, twee van Turkse en ten slotte een van Guinese oorsprong.

Minstens even frappant als het grote aantal allochtonen in de Brusselse PS-fractie, is het feit dat velen van hen van op onverkiesbaar gewaande plaatsen, maar met een flink pak voorkeurstemmen, alsnog een parlementszitje wisten te bemachtigen.

Toen de mandaten werden uitgedeeld, kon de PS hen dan ook moeilijk links laten liggen, en dat gebeurde ook niet. Een jonge vrouw van Marokkaanse afkomst, Fadila Laanan (37), wordt de nieuwe minister van Cultuur, Media en Jeugd in de Franse gemeenschapsregering. De uit Turkije afkomstige Emir Kir, sinds 2000 schepen in Sint-Joost-ten-Node, mag op regeringsniveau debuteren als Brussels staatssecretaris voor Openbare Netheid en Monumenten.

De trotse Kir (35) is een fenomeen in de hoofdstad, en daar gedraagt hij zich ook naar. Zijn schepenambt in de armste gemeente van het land oefende hij uit met de allures van een federaal minister. Maar bij de federale verkiezingen van 2003 liep Kir zijn eerste teleurstelling op. Zijn massa voorkeurstemmen in Sint-Joost en Schaarbeek, de Brusselse gemeenten waar de meeste Turken wonen, bleek tot zijn grote verbazing onvoldoende voor een parlementair mandaat. Ook de Turkse gemeenschap reageerde boos en vol onbegrip.

In 2004 sloeg Kir terug, en hoe. Hij haalde 7409 voorkeurstemmen, de op een na beste score van de PS (na de onbereikbare Charles Picqué), waarbij hij verschillende ontslagnemende ministers en parlementsleden ver achter zich liet.

Zo werd de mijnwerkerszoon incontournable bij de Brusselse PS, de partij waarvan hij sinds 1995 lid is. ‘Ik kom weliswaar uit een traditioneel en zeer gelovig Turks gezin, maar toch was de PS, met zijn strijd tegen sociale ongelijkheid, voor mij een logische keuze’, zegt Kir. ‘De figuur van wijlen burgemeester Cudell heeft daarbij ook een bepalende rol gespeeld.’ Guy Cudell, de legendarische, volkse burgervader van Sint-Joost, die arme sloebers uit alle windstreken met open armen in zijn gemeente opving.

Waarnemers schrijven de persoonlijke triomfen van Kir en de anderen toe aan de massale steun voor allochtone kandidaten uit de eigen bevolkingsgroep. ‘De halvering van de lijststem, ingevoerd onder Verhofstadt I, speelt duidelijk in het voordeel van allochtone kandidaten die de etnische stemmen kunnen mobiliseren’, zegt Pierre-Yves Lambert, onafhankelijk onderzoeker, en een wandelende encyclopedie inzake de politieke vertegenwoordiging van allochtonen in de hoofdstad. ‘Iemand als Kir voert bijvoorbeeld tweetalige campagnes, in het Turks en het Frans, én geniet de steun van de belangrijkste Turkse verenigingen, handelaars en bedrijfsleiders.’

Typisch voor de Turkse gemeenschap is ook dat ze niet zozeer een partij, maar wel een kandidaat steunt, bij voorkeur de sterkste. Zo komt het dat de Turken in Schaarbeek, die doorgaans eerder rechts stemmen, deze keer ook de kant van Kir kozen.

Bij Marokkanen ligt dat al wat ingewikkelder. Eerst staan er veel meer Marokkaanse kandidaten op de lijsten van de verschillende partijen. De keuze is dus veel ruimer. Daarnaast leeft de Marokkaanse gemeenschap meer verspreid over het Brusselse gewest, waardoor het voor kandidaten moeilijk is overal even intensief campagne te voeren. Ook de groepsdruk speelt bij Marokkanen minder dan bij Turken. Marokkaanse kandidaten zijn daardoor vaak mekaars voornaamste concurrenten.

Niet welkom

Spreken van dé allochtone verkozene, ook als we ons beperken tot de PS-lijst in Brussel, is uiteraard een grove veralgemening. Zelfs binnen de groep van Marokkaanse parlementsleden zijn de onderlinge verschillen groot. Er zijn zowel vertegenwoordigers van de tweede als van de derde generatie; overtuigde moslims figureren er naast radicaal vrijzinnigen; er zijn mannen en vrouwen, al zijn de mannen duidelijk in de meerderheid. Sommigen haasten zich bij de eerste uitnodiging in traditionele klederdracht naar het Marokkaanse consulaat, anderen blijven er heel bewust weg. Iemand als Mohamed Daif (6676 voorkeurstemmen, de vierde PS-score in de hoofdstad) staat bekend om zijn zeer conservatieve standpunten over de positie van de vrouw. In de fractie wordt dat maar matig gewaardeerd, maar Daif haalt stemmen in de moskeeën, en dus knijpt de partijtop een oogje dicht. De PS probeert met haar allochtone kandidaten duidelijk een zo breed mogelijk spectrum te bestrijken.

Wat allochtone politici voorlopig wel gemeen hebben, is dat ze hun aanwezigheid op de lijsten in de eerste plaats aan hun afkomst danken. ‘Wij zijn nog ver verwijderd van de ‘etnische onzichtbaarheid’ van politici met niet-Europese wortels’, constateert Pierre-Yves Lambert.

Maar die gewenning komt er mettertijd waarschijnlijk wel. ‘Wie staat er nog stil bij de afkomst van Elio Di Rupo of Marie Arena?’, vraagt Philippe Moureaux, burgemeester van Molenbeek en sterke man van de Brusselse PS-federatie zich retorisch af. Terwijl destijds, toen Di Rupo in zijn thuisstad veel stemmen begon te halen, meer dan één vooraanstaand PS’er openlijk de vrees uitsprak dat die Italiaanse migrantenzoon Bergen aan de maffia zou overleveren.

Na de Italianen kwamen de Turken en de Marokkanen. Niet verwonderlijk dus dat juist een man als Elio Di Rupo zo gevoelig is voor de politieke participatie van die tweede grote immigrantengolf. Dus achtte hij de tijd anno 2004 rijp om een toch wat beladen departement als cultuur over te laten aan een jonge vrouw van Marokkaanse oorsprong.

Fadila Laanan heeft een minder ‘etnisch’ politiek profiel dan Emir Kir, en weet daardoor ook stemmen te werven buiten haar eigen bevolkingsgroep. ‘Er wordt natuurlijk nog etnisch gestemd, maar dat vermindert’, zegt ze. ‘Tegelijk wordt de Marokkaanse gemeenschap ook veeleisender. “Je bent dan wel een van ons”, hoorde ik vaak in de campagne, “maar wat ben je eigenlijk van plan?”.’

De licentiate publiek en administratief recht werd op de universiteitsbanken van de ULB ‘ontdekt’ door professor Marc Uytendael, huidig echtgenoot van minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS). Vanuit de ULB werd Laanan achtereenvolgens actief op de socialistische kabinetten van Eric Tomas en Charles Picqué.

Laanans ouders waren allebei analfabeet, maar moedigden hun zeven kinderen, de jongens én de meisjes, wel aan door te leren. Laanan zelf, intussen moeder van twee jonge kinderen, is getrouwd met een Belg, wat binnen de Marokkaanse gemeenschap doorgaans niet wordt gewaardeerd, maar in haar geval nauwelijks negatieve commentaar oplevert. Die gemeenschap herinnert zich op de eerste plaats haar jarenlange vrijwilligerswerk, ondermeer in Jeunesse maghrébine, ondanks de naam een gemengde jeugdvereniging, die zich inzet voor probleemjongeren in de moeilijke Chicagowijk in de Brusselse kanaalzone.

Laanan: ‘Elio Di Rupo is erin geslaagd van een ouderwetse, gesloten partij, een aantrekkelijke, moderne partij te maken, waar ook plaats is voor vrouwen, jongeren en mensen van vreemde origine.’

Toch kwam die ruimdenkendheid tegenover (niet-Europese) migranten er niet zonder slag of stoot. Tot begin de jaren ’90 hadden de gemeentelijke PS-afdelingen in Brussel nauwelijks allochtone leden. Dat lidmaatschap werd ook niet aangemoedigd, want de basis stond er erg vijandig tegenover. Bovendien werden mogelijke belangstellenden afgeschrikt door de harde antireligieuze standpunten van de partij. Slechts buitenlandse studenten en/of politieke vluchtelingen, die hun politieke vorming veelal in extreem-linkse, vrijzinnige kringen van het thuisland hadden gekregen, vonden genade bij het partijapparaat. ‘Maar de gewone migrant uit de volkswijken, die voelde zich niet welkom’, aldus Pierre-Yves Lambert.

Volkswijken

Zelfs in Molenbeek durfde Philippe Moureaux, binnen de Brusselse PS toch dé voorvechter van grotere openheid, het bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 nog niet aan allochtone kandidaten op de lijsten te zetten. Voor de echte doorbraak was het wachten tot de gemeenteraadsverkiezingen van 2000. Onder de 650 Brusselse gemeenteraadsleden die verkozen worden, bevinden zich 92 allochtonen. Dat is in het hoofdstedelijk gebied nooit eerder vertoond. En voor het eerst krijgen nieuwe Belgen ook uitvoerende mandaten.

De verklaring voor die vooruitgang is eigenlijk eenvoudig, zegt Moureaux. ‘Het aantal allochtone kandidaten en kiezers heeft gewoon het tempo van de naturalisaties gevolgd. Naast de vele derdegeneratie-immigranten, die in de loop der jaren automatisch Belg zijn geworden, zijn met de snel-Belg-wet van 1999 ook de naturalisatievoorwaarden aanzienlijk versoepeld.’ Gevolg is dat een belangrijk deel van het Brusselse stadsproletariaat – in het historische Molenbeek is veertig procent van de bevolking van niet-Belgische afkomst – nu eindelijk ook politiek vertegenwoordigd wordt. ‘En dat is uiteraard een goede zaak’, vindt politiek socioloog (KUL) Marc Swyngedouw.

De zoektocht naar politiek inzetbare allochtonen uit de volksbuurten liep aanvankelijk niet zo vlot. Maar Moureaux kon wel rekruteren uit het uitgebreide netwerk van Brusselse gemeentelijke vzw’s, waar in de marge van de politiek aan buurtwerk en samenlevingsopbouw wordt gedaan, en waar nogal wat allochtonen werken. Officieel neutraal, dragen die vzw’s in de praktijk vaak een duidelijk PS-stempel. Veel kandidaten hebben daar dan ook hun eerste politieke scholing gekregen.

En het moet gezegd, de huidige lichting allochtone PS-politici in het Brussels parlement is even bekwaam voor het politieke vak als om het even wie; de grote meerderheid heeft overigens een diploma hogere studies. Uitzondering op de regel is Mohammadi Chahid, go-between en rechterhand van Philippe Moureaux in Molenbeek. Chahid is de koning van het cliëntelisme, zeggen kwatongen, en bovendien zo goed als analfabeet.

Opmerkelijk bij de concurrentiestrijd tussen PS en MR in Brussel, is dat de allochtone kandidaten van de liberalen het op 13 juni erg slecht hebben gedaan. Blijkbaar heeft de migrantengemeenschap weinig vertrouwen in de partij van Louis Michel. Dat mag, gezien het racistische verleden van de MR, met omstreden figuren als de Schaarbeekse burgemeester Roger Nols, ook niet echt verbazen. De MR heeft bovendien een sterk pro-Israëlisch imago, en bleef zich ook lang mordicus tegen het migrantenstemrecht verzetten. Pas in 2003 zijn de liberalen bijgedraaid, maar alleen om een heel restrictieve variant van dat stemrecht te aanvaarden. Dat laatste wordt door veel migranten als een vernedering aangevoeld.

De invoering van het migrantenstemrecht indachtig, kan wel met grote zekerheid voorspeld worden dat alle Brusselse partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 hun allochtone politici nog sterker naar voren zullen schuiven. De jacht op geschikte kandidaten is daarom nu al geopend. Nu ja, jacht. De PS hoeft daar alvast niet meer aan mee te doen. ‘In het begin moest de partij nog echt op zoek gaan’, vertelt burgemeester Moureaux. ‘Maar nu moeten we mensen afwijzen. De indruk is immers ontstaan dat iedereen bij ons verkozen kan worden.’

Voor Bea Diallo maakte de PS een uitzondering. Pas vier weken vóór de verkiezingen kon de PS, na lang smeken en bidden, de diplomatenzoon en gewezen bokskampioen strikken voor wat een voor beide partijen lonende deal zou blijken. Want ‘Bea’, slechts 69e op de lijst, haalde ondanks een bijzonder korte campagne 4820 voorkeurstemmen, ofwel de vijftiende PS-score in de hoofdstad. Voor veel Brusselse jongeren is Bea Diallo dan ook een echte held. Naast een getalenteerde bokser, is hij ook een gewiekst, maar sociaal bewogen zakenman. Met zijn bewakingsfirma Champ’ Angels probeert hij van stropers boswachters te maken. Probleemjongeren uit moeilijke buurten worden er na een korte opleiding als winkelbewaker ingehuurd. De formule slaat aan, en Diallo heeft momenteel al zo’n zestig mensen in dienst.

Oververtegenwoordiging

Minstens een derde van de Brusselse bevolking heeft niet-Belgische wortels. De aanwezigheid van allochtonen in de lokale politiek is vanuit democratisch oogpunt dan ook een positieve ontwikkeling. Maar met tien van de zesentwintig PS-verkozenen, is de Marokkaanse gemeenschap zeker tweemaal zo sterk vertegenwoordigd als op grond van haar aandeel in het Brusselse kiezerskorps mag worden verwacht. Ook Philippe Moureaux is niet te beroerd om toe te geven dat dit een duidelijk geval van ‘oververtegenwoordiging’ is.

Al is het nog maar de vraag of die ‘oververtegenwoordiging’ wel een steen des aanstoots hoeft te zijn. Want evengoed zitten er meer veertigers dan zestigers, meer mannen dan vrouwen en meer hooggeschoolden dan laaggeschoolden in het parlement. Een parlement is in de praktijk dus nooit een perfecte afspiegeling van de samenleving.

Wel werd er na de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 binnen de Brusselse PS een werkgroep opgericht, om na te denken over de manier waarop de partij met het succes van haar allochtone kandidaten moet omgaan. De partijtop heeft dit keer in ieder geval geprobeerd de kritiek en het tandengeknars in de eigen rangen voor te zijn. De eerste opvolgersplaatsen, die zeker uitzicht gaven op een parlementszitje, werden voor jonge autochtone Belgen gereserveerd. ‘Dat was broodnodig, want de vernieuwing van de partij mag ook niet alleen van allochtonen komen’, verklaart Philippe Moureaux.

Toch vrezen sommigen voor ‘Maghrebijnse frontvorming’ binnen de fractie. ‘Ik mag hopen dat dat niet gebeurt’, zegt Moureaux daarover, ‘gelobby voor de eigen gemeenschap, dat moeten we niet hebben’. Volgens kersvers minister Fadila Laanan is die vrees ook ongegrond: ‘Ik weet wel, op een bepaald moment werd er gefluisterd dat de Maghrebijnse verkozenen zware druk uitoefenden om in Brussel een Olijfboomregering op de been te helpen. Maar ik verzeker u: daar is niets van aan.’

Of al die politieke nieuwkomers ook daadwerkelijk invloed zullen verwerven in het partijapparaat van de PS, staat nog te bezien. Voorlopig moeten ze vooral stemmen aanbrengen en van die taak kwijten ze zich uitstekend. ‘Misschien is dat wel zo’, zegt Emir Kir, ‘maar daartegenover staat dat de partij bepaalde wijken en bevolkingsgroepen nu niet langer kan negeren’.

En wat is de volgende stap? Een allochtoon als Brussels minister-president? ‘Alles op zijn tijd’, antwoordt Philippe Moureaux met zijn typische sfinxachtige glimlach, ‘vandaag is het daarvoor nog te vroeg’.

Door Han Renard

De Turkse gemeenschap steunt niet zozeer een partij, maar wel een kandidaat, bij voorkeur de sterkste.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content