De IJzerbedevaart is geen plaats van verzoening, maar van strijd. Een gesprek met professor Bruno De Wever.

Zondag is het weer IJzerbedevaart en verzamelen de radicale flaminganten naar jaarlijkse gewoonte rond de IJzertoren in Kaaskerke. Voor de buitenwereld weerklinkt dan forse taal over meer Vlaamse autonomie. Maar volgens een oude traditie vinden lang niet alle aanwezigen de politieke boodschap voldoende krachtdadig – volgens dezelfde traditie betreuren andere aanwezigen dat de extremisten weer de bovenhand haalden.

Dat heeft alles te maken met wie op de IJzervlakte samenkomt. Het zijn overtuigde Vlamingen, maar er zijn gradaties. Bovendien zijn er grote verschillen tussen democratische en autoritaire flaminganten. Tot overmaat van ramp denken niet alle radicale flaminganten autoritair. De eensgezindheid die van een traditierijke manifestatie als de IJzerbedevaart moet afstralen, is dan ook veelal schijn.

“Elk detail, vormelijk en inhoudelijk, van de bedevaart heeft van in het begin herhaaldelijk tot verhitte discussies geleid tussen minimalistische en maximalistische flaminganten, tussen democratische en autoritaire flaminganten.” Dat schrijft de jonge historica Annelies Beck in de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.

Beck maakte aan de universiteit van Gent een licentiaatsverhandeling over de IJzerbedevaarten tussen 1945 en 1965. Koel en afstandelijk bekijkt ze de jaarlijkse Vlaamse hoogmis. Haar aanpak is kenmerkend voor de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging die vorig jaar werd voorgesteld, een kwarteeuw na de eerste uitgave.

Terwijl veel wetenschappelijke publicaties het Vlaamse verleden nuchterder en ongetwijfeld kritischer bekijken, blijft het extremistische flamingantisme met zijn eigen verleden worstelen. Het houdt vol dat de Vlaams-nationale collaboratie een ontsporing was van goedwillende flaminganten en weigert te aanvaarden dat het Vlaams-nationalisme zelf aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog helemaal in de ban was van het nazisme of het fascisme. Maar precies omdat de jonge generatie de recente geschiedenis en vooral de Tweede Wereldoorlog heel anders bekijkt, krijgt deze stroming in de Vlaamse Beweging het moeilijk met zijn verdediging.

Over die gewijzigde houding ten aanzien van het Vlaamse verleden schreef professor Bruno De Wever – aan de universiteit van Gent ook promotor van Annelies Beck – een interessante bijdrage. Die wordt gepubliceerd in het liber amicorum voor Romain van Eenoo, de hoogleraar die generaties studenten nieuwste geschiedenis enthousiast begeleidde – promotor van bijna vijfhonderd licentiaatsverhandelingen – en in september met emeritaat gaat. Een gesprek over de IJzerbedevaart en de geschiedschrijving over de Vlaamse emancipatiestrijd – De Wever was ook vice-voorzitter van de redactie van de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.

Bruno De Wever: Annelies Beck analyseert de IJzerbedevaart als een patriottische bijeenkomst. De toon, de emoties, de retoriek zijn vergelijkbaar met een Belgische manifestatie – net dat soort van bijeenkomsten waar de Vlaamse Beweging zoveel kritiek op heeft. De IJzerbedevaart is een cocktail van klassieke vaderlandslievende emotie en hard rechts nationalisme. Deze cocktail had succes zolang er voldoende Vlaamse eisen te formuleren waren. Het spreekt voor zich dat het bij de stapsgewijze vorming van een Vlaamse staat alsmaar moeilijker wordt om die eenheid te bewaren.

De IJzerbedevaart was eigenlijk nooit een plaats van verzoening, schrijft Beck. Het was een strijdperk waar allerlei fracties vochten om de macht in de Vlaamse Beweging.

De Wever: Wat er op de weide te zien en te horen was, was altijd het resultaat van die strijd. Dat de radicalen het daarbij dikwijls haalden, is logisch. Het sluiten van compromissen is nu eenmaal een kenmerk van de gematigden. De radicalen kunnen bovendien tot vandaag groepen mobiliseren om op de weide zelf de voorafgaande discussies in een of andere richting te beslechten. Denk daarbij maar aan de rellen rond het zingen van het Lied van Suid-Afrika ten tijde van de apartheid. Denk ook aan de aanhoudende discussies over de aanwezigheid van extreem-rechts op de weide.

U trekt de lijn van voor en na de Tweede Wereldoorlog door. Maar speelde na de Eerste Wereldoorlog niet méér de afkeer van die oorlog?

De Wever: De IJzerbedevaart begon natuurlijk als een bijeenkomst van oud-strijders en een uiting van afkeer voor de oorlog. Zo’n houding is typisch voor een klein land dat niets te winnen heeft in een gewapend conflict. Maar dat antioorlogsgevoelen is niet hetzelfde als pacifisme.

Het probleem is niet de oorlog op zich, maar de idee dat Vlaams-nationalisten voor België moesten strijden. Velen zouden voor Vlaanderen wél de wapens opnemen.

De Wever: Kijk naar het Verbond der Vlaamse Oud-strijders (VOS). Vele Vossen die na de Eerste Wereldoorlog op de IJzerbedevaart het woord voerden tegen de oorlog, lieten zich in de Tweede Wereldoorlog verleiden tot propaganda voor de militaire collaboratie. De Vlaamse Beweging telde zeker ook echte pacifisten, maar de vooroorlogse radicale Vlaamse Beweging en de IJzerbedevaart waren niet pacifistisch.

Tijdens de jaren tachtig mobiliseerde het Vlaams Actiecomité tegen de Atoomwapens (Vaka) tegen de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten. Het IJzerbedevaartcomité zat geklemd tussen haar volgens u onduidelijk pacifisme en het bij sommigen diepgewortelde anticommunisme.

De Wever: Het IJzerbedevaartcomité sloot zich maar zeer moeizaam aan bij de grote vredesmarsen. Dat gebeurde nooit van harte. Tot vandaag zien de radicalen in het verzet tegen de raketten trouwens de hand van allerlei pseudo-communistische bewegingen.

Voorzitter zijn van het IJzerbedevaartcomité is wellicht de ondankbaarste functie binnen de Vlaamse Beweging.

De Wever: Kijk naar Frans Daels, zijn zoon Paul Daels en de huidige voorzitter Lionel Vandenberghe. Paul Daels is ten onder gegaan omdat hij besefte dat Vlaanderen en de wereld evolueerden en bijgevolg de IJzerbedevaart haar houding tegenover Zuid-Afrika moest herzien. Ook Vandenberghe is bezorgd over de toekomst van zijn organisatie. Daarom wil hij het extreem-rechts crapuul van de weide weren. Dat gebeurt met groeiend succes. Maar het is niet eenvoudig omdat Were Di, Voorpost en de Vlaamse Militantenorde (VMO) – de entourage van het Blok – verantwoordelijk waren voor de import van onder meer Duitse neonazi’s en Engelse skinheads. Sommige van die Europese extreem-rechtse splintergroepen zijn nog gecontacteerd door lieden die nu voor het Blok in het parlement zitten. De Blokkers maakten van Diksmuide een bijeenkomst van extreem-rechts in Europa.

Vandenberghe moet rekenschap afleggen aan wie in de Vlaamse Beweging de macht heeft. Maar aangezien de interesse bij een bredere groep verflauwt, ligt die macht bij de harde kern.

De Wever: In het comité zelf zaten altijd mensen die nooit de lijn met extreem-rechts en het collaboratieverleden wilden doorknippen. Toch vaart de meerderheid in het comité nog een federalistische koers. De meesten zijn destijds uit VU-kringen gerecruteerd. Zij willen extreem-rechts op afstand houden.

Tegelijk worstelt datzelfde comité met het verleden.

De Wever: Nooit verklaarde een voorzitter van het IJzerbedevaartcomité ondubbelzinnig dat de collaboratie meer was dan een tactische fout van leiders die niet inzagen dat er geen Vlaamse onafhankelijkheid onder het nazisme te verwachten was. Nooit zei een voorzitter op de weide dat de collaboratie ideologisch uit de bocht ging omdat het nationaal-socialisme een wezenskenmerk was geworden van het Vlaams-nationalisme in de Tweede Wereldoorlog.

Tot voor enkele jaren konden bezoekers in de IJzertoren vooral veel prentkaarten van Cyriel Verschaeve aanschaffen.

De Wever:Cyriel Verschaeve was een zuivere nazi, zoals blijkt uit de uitstekende biografie van Romain Vanlandschoot, een historicus die allerminst van opgehitste ideeën kan worden verdacht. De kapelaan van Alveringem was een nationaal-socialist die in de extreemste collaboratie een zeer grote verantwoordelijkheid opnam en uiteindelijk de leiders van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) ging aantijgen bij Heinrich Himmler. Ik weet ook wel dat Verschaeve een belangrijke rol speelde in de Eerste Wereldoorlog en in 1937 een eredoctoraat kreeg van de Katholieke Universiteit Leuven. Maar er is ook de Verschaeve van de Tweede Wereldoorlog. Hoe kan zo’n figuur dan worden uitgespeeld zonder dat andersdenkenden die de toren bezoeken, minstens de wenkbrauwen fronsen? Hetzelfde geldt voor de berkenkruisjes rond de toren, het symbool van de oostfronters. Ik zou daar geen moeite mee hebben, als de bezoeker duiding kreeg. Wie dat nalaat, moet niet vreemd opkijken als de IJzerbedevaart geen symboolwaarde bezit voor de meeste Vlamingen. Meer nog dan het katholieke karakter van de bedevaart vormt de verwevenheid met extreem-rechts en de weigering om moedig afstand te nemen van de collaboratie daarop een rem. De IJzerbedevaart had zich twintig jaar geleden moeten distantiëren van de collaboratie. Ik vrees dat het nu te laat is.

Had het ooit anders kunnen lopen?

De Wever: Wanneer de vooroorlogse radicalen in de jaren vijftig de touwtjes weer in handen namen, was er geen weg terug. Te veel leden van het IJzerbedevaartcomité vonden en vinden de collaboratie namelijk helemaal geen principiële fout. Ze staan met die stelling niet alleen. Veel welmenende Vlaamsgezinden willen vandaag geen verschil zien tussen verzet en collaboratie. Hun uitleg? Beide hadden hun fouten, aan beide zijden is er gemoord. Wie dat zegt, vergeet dat zich hier in 1940 een totalitair regime vestigde en dat het grootste deel van het Vlaams-nationalisme naadloos aansloot bij de ideeën van het nationaal-socialisme. Het is verontrustend dat ik dat soort elementaire zaken meer dan vijftig jaar na de oorlog in Vlaanderen nog altijd moet uitleggen. Als ik een lezing geef voor het Davidsfonds, vraag ik deze voorts overwegend gematigde, weldenkende Vlaamsgezinden wel eens hoeveel Belgen er in een concentratiekamp aan hun eind kwamen. Bijna niemand weet dat daar 13.000 Belgen en 25.000 joden die uit België werden gedeporteerd, omkwamen. Maar als ik vraag hoeveel mensen er na de oorlog werden geëxecuteerd, krijg ik alle details. In een adem wordt eraan toegevoegd dat de terechtgestelden allemaal idealisten waren die door een hardvochtige Belgische staat de dood werden ingejaagd. Dat is niet waar. Onder die geëxecuteerden waren Duitsers, en meer Franstaligen dan Vlamingen. Onder die Vlamingen waren er behalve politieke symbolen als August Borms en, al twijfelachtiger, Theo Brouns, veel mensen met een heel zwart dossier. Dat waren Vlamingen die hadden gemoord en geklikt. Maar zo zit dat dus niet in het collectief geheugen van de Vlaamsgezinden geprent. Het is dan ook geen toeval dat we het in Vlaanderen hebben over de naoorlogse repressie, terwijl heel Europa het over een zuivering heeft.

Volgens de Nieuwe Encyclopedie nam Frans Daels nooit afstand van het nationaal-socialisme. In de vorige uitgave wordt hij voorgesteld als een principiële antinazi.

De Wever: Frans en zijn zoon Paul Daels vormden als voorzitter van het comité het bewijs dat er wel degelijk continuïteit was over de oorlog heen. Vader Daels zat in de leiding van het VNV tijdens de oorlog, wierf even voor het Oostfront, werd ter dood veroordeeld en ging in ballingschap. In vroegere publicaties over zijn leven werden de zaken omgedraaid. Dat een gezagvol figuur als professor Daels in de collaboratie terechtkwam, toonde aan hoe erg het destijds met België was gesteld. Onmiddellijk werd daaraan toegevoegd dat Daels snel inzag hoe het met de collaboratie was gesteld. Daels werd afgeschilderd als iemand die met één been in het verzet stond tegen de nazi’s. Helaas had de Belgische staat daar in haar oordeel na de oorlog geen rekening mee gehouden. Zijn zoon Paul Daels zat in de jeugdbeweging van het VNV. Volgens de oude thesis ontpopte hij zich daar tot een tegenstander van de collaboratie. Dat is slechts de helft van het verhaal. Het klopt dat vader en zoon het snel moeilijk hadden met de collaboratie. De nationalistische drijfveren kwamen in hun ogen onvoldoende aan bod. Maar Frans en Paul Daels maakten nooit een ideologische analyse. Ze zegden nooit dat het Duits regime niet deugde. Een aantal mensen betrokken bij de eerste encyclopedie wist dat maar was niet uit op zulke analyses. Dat deel van het verleden werd in Vlaanderen met de mantel der liefde bedekt.

Die eerste encyclopedie was een standaardwerk met een schat aan informatie, maar ook een kind van zijn tijd. Hendrik Elias, de opvolger van Staf De Clercq als leider van het VNV in de collaboratie, mocht er probleemloos aan meewerken.

De Wever: De redactie bestond uit Ludo Simons, Gaston Durnez, Jozef Deleu en Reginald De Schryver. Dat was een logische keuze, al ontbrak Lode Wils (professor emeritus KUL) toen, net zoals nu. Die kernredactie deed een beroep op twee adviseurs: de Nederlander Arie Willemsen die gezagvol had gepubliceerd over de Vlaamse Beweging, en Hendrik Elias. Dat laatste klinkt vandaag verbijsterend. Niet omdat Elias geen goed historicus was. Integendeel. Hij bewees met “De geschiedenis van de Vlaamse gedachte” en “Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging” een uitmuntend wetenschapper te zijn.

Wat was de bijdrage van Elias?

De Wever: Elias las alle teksten van de eerste editie na. Hij deed dat zindelijk door zich, bijvoorbeeld, van elke inhoudelijke commentaar te onthouden als het over de collaboratie ging. Maar Elias had natuurlijk ook weinig redenen tot klagen. De interpretatie van de collaboratie ging behoorlijk ver in zijn richting.

Vandaag zou dat ondenkbaar zijn.

De Wever: Vandaag zou het ondenkbaar zijn dat de tweede leider van de Vlaamse collaboratie wordt aangetrokken als belangrijk adviseur voor een standaardwerk waar alle universiteiten aan meewerken. Dat Elias destijds gevraagd werd, kan ik nog begrijpen. Tenslotte had de man niets te doen. Hij was ter beschikking en de samenstelling van zo’n encyclopedie is nu eenmaal enorm tijdrovend. Maar dat niemand op zijn medewerking reageerde, niet in de redactie en niet in de brede samenleving, zegt veel over de positie van de Vlaamse Beweging in die tijd.

Velen wisten toch dat er een betrekkelijk eenzijdige versie van de feiten werd gegeven?

De Wever: De Vlaamse collaboratie steunde op een elite van mensen die gewend waren om te schrijven en het debat te voeren. De wetenschappelijke geschiedschrijving was eind jaren zestig nog niet met de Tweede Wereldoorlog bezig en het verzet telde aan Vlaamse zijde te weinig intellectuelen voor een krachtig wederwoord.

De Vlaamse collaborateurs waren ook weer snel in de maatschappij geïntegreerd.

De Wever: Elias kreeg in 1969 de prijs van de Vlaamse provinciën voor zijn “Geschiedenis van de Vlaamse gedachte”. De aanvankelijk terdoodveroordeelde Elias was dan tien jaar uit de cel. Alleen de socialistische Volksgazet en enkele vaderlandslievende verenigingen reageerden boos op die bekroning. Elias was overigens niet de enige vooraanstaande VNV’er die meewerkte aan de eerste encyclopedie. Ook de gewezen VNV-gouverneur van Antwerpen, Frans Wildiers, de veel extremere hoofdredacteur van Volk en Staat, Jan Brans en andere figuren als Ernest Van den Berghe en Leo Wouters leverden hun bijdrage. Nogmaals: de oude redactie speelde haar rol en hield alles binnen de perken. Het zegt alleen veel over de macht van de Vlaamse Beweging die eind jaren zestig volop aan haar opmars bezig was.

Toch was het ook toen in Vlaamse kringen bon ton om te zeggen dat België de Vlamingen niets gunde en zeker niet de Vlamingen die gecollaboreerd hadden. Intussen zaten er wel verscheidene oud-collaborateurs in het parlement.

De Wever: Oude Vlaams-nationalisten hebben last van een België-syndroom. België is voor hen een spook, maar spoken hebben doorgaans weinig met de werkelijkheid van doen. Het feit dat er in België nooit amnestie kwam, volstaat voor veel oudere of radicalere Vlaams-nationalisten om België uit te roepen tot de meest haatdragende staat van de wereld. Ze vergeten dat Elias al vlug een grote prijs kreeg van de provincies, dat de VU al snel enkele gewezen Waffen-SS’ers naar het parlement stuurde en dat alle mogelijke oud-wapendragers onder de Vlaamse collaborateurs ongehinderd hun bladen mochten uitgeven. Over welke haatdragende staat hebben die mensen het dan? In Nederland en zelfs in Frankrijk zou dat ondenkbaar zijn. Zoiets kan alleen in een non-staat als België – en ik vind dat nog goed ook. Het is namelijk gezond dat een maatschappij zulke reacties openlijk tolereert in plaats van ze onderhuids te laten woekeren.

In de vorige encyclopedie schreef Frans Vanderelst, VU-voorzitter en advocaat van Elias, de bijdragen over het VNV en VNV-leider Staf De Clercq.

De Wever: Vanderelst had als VU-voorzitter alle belang bij een fraaie voorstelling van het verleden van zijn politieke familie. Hij was ook de advocaat geweest van Elias en was met hem bevriend gebleven. Ik kan me dus best inbeelden dat Elias over de schouder van Vanderelst meekeek. Met andere woorden: in Vlaanderen schreven de gewezen collaborateurs hun eigen geschiedschrijving. Ze deden dat niet alleen in hun eigen blaadjes en boeken – ze hadden eigen uitgeverijen die meters boeken over de collaboratie publiceerden. Ze deden dat dus ook in een semi-officiële encyclopedie of in ingezonden stukken in een vooraanstaande krant als De Standaard. Dat verklaart ook waarom een deel van de Vlaamse Beweging het vandaag zo moeilijk heeft met nieuwe analyses.

Het past nog altijd niet om te zeggen dat sommige Vlaams-nationalisten in de jaren dertig openlijk bij het fascisme aanleunden.

De Wever: Bij extreem-rechts heet Reimond Tollenaere, destijds een voorstander van een nationaal-socialistische Germaanse statenbond, nu een nationaal-solidarist. Zo vermijdt extreem-rechts het woord nationaal-socialist. Extreme Vlaams-nationalisten noemen de dingen dus bijna bij naam, maar kritische historici mogen voorts geen analyses maken. Wij mogen dus niet zeggen dat het Verdinaso in wezen fascistisch was of dat het VNV in de collaboratie stapte omdat het het nationaal-socialisme tot zijn ideologie had gemaakt. En gesteld dat we die analyses wel mochten maken, dan mogen we in geen geval een moreel oordeel vellen. Dat is nogal bizar omdat de gewezen collaborateurs zelf tonnen papier met morele oordelen hebben gevuld. Alle collaborateurs werden stelselmatig voorgesteld als de groten van ons volk, de zuivere idealisten.

Zoals Mark Grammens vandaag nog altijd volhoudt dat de enige grote periode uit de recente Vlaamse geschiedenis precies samenviel met de collaboratie.

De Wever:Grammens vindt met De Vlaamse Linie Verschaeve een van de grootste Vlamingen uit de eerste helft van de eeuw. Die Verschaeve was mee het Vlaamse gezicht van het Europees fascisme en dus mee verantwoordelijk voor de ergste schendingen van de mensenrechten van deze eeuw. Maar dat mogen we als burger en democraat aan het einde van de eeuw nog altijd niet zeggen.

Sinds de publicatie van de vorige encyclopedie is de Tweede Wereldoorlog grondiger bestudeerd. Er wordt vandaag ook helemaal anders tegen de oorlog en het nationaal-socialisme aangekeken.

De Wever: Tot de jaren zestig was de Tweede Wereldoorlog een strijd tussen het Belgische vaderland en de vreemde bezetter. Buchenwald, het kamp waar de Belgische verzetslui terechtkwamen, was daarvan het symbool. Vanaf de jaren zestig gaat het niet meer om een vaderlandse maar om een ideologische strijd tussen de democratie en het fascisme. Daarbij gaat er veel aandacht naar de slachtoffers, en dan vooral de joden. Niet langer Buchenwald maar Auschwitz wordt de metafoor van de gruwel van het nationaal-socialisme.

De Vlaams-nationalisten konden in de jaren vijftig en zestig de collaboratie gemakkelijker verantwoorden.

De Wever: Paradoxaal genoeg kon de vergoelijkende geschiedschrijving van het Vlaams-nationalisme zich beter handhaven in die eerste periode. Vlaams-nationalisten konden zich gemakkelijker verdedigen: Vaderlandse oorlog? Wij hebben geen Belgisch vaderland en uitgerekend daarom kozen we de kant van de bezetter. Nog liever met de duivel dan met België! In de tweede periode gaat het over waar de bezetter voor stond. Wat was zijn ideologie en waartoe leidde die? Dat is al veel moeilijker, want dat plaatst het collaborerende Vlaams-nationalisme veel duidelijker in het kamp van het nazisme dat verantwoordelijk was voor Auschwitz.

De twee encyclopedieën dienen telkens, ongewild, de visie van de VU. De eerste keer had die partij, op het toppunt van haar macht, lak aan een kritische analyse van de collaboratie. Nu past een afschrikwekkend beeld van het collaborerende Vlaams-nationalisme in de strijd tegen het Vlaams Blok.

De Wever: Dat is uw oordeel, maar het kan kloppen. Begin jaren zeventig stond de VU aan de top van zijn macht en had Frans Vanderelst geen belang bij een compromitterende geschiedschrijving. Dat was niet intentioneel, want de redactie was geen VU-instrument. Het klopt ook dat vandaag iemand als Hugo Schiltz (VU, minister van staat) mijn kritisch werk over het VNV zeer genegen is. Hoe dan ook, de kracht van de Nieuwe Encyclopedie is dat ze de dingen bij naam noemt. Een verklikker heet gewoon een verklikker. Maar ik hoop dat we er tegelijk in geslaagd zijn om het verhaal dat bij die verklikking hoorde, ook mee te geven. Zonder moreel oordeel.

Over Filip Dewinter, bijvoorbeeld, zijn jullie milder. Het heet dat hij zich binnen het Blok “specialiseerde in de vreemdelingenproblematiek”. Dat is een erg lieve formulering.

De Wever: Hoe dichter we bij het heden komen, hoe moeilijker de opdracht wordt. Maar het artikel van Louis Vos over extreem-rechts is voldoende duidelijk. Alleen als het concreet over Blokkers ging, stelden we ons defensief op. Dat was de bedoeling.

Docendo Discimus. Liber Amicorum Romain van Eenoo. Vakgroep Nieuwste Geschiedenis, Blandijnberg 2, 9000 Gent. Intekenprijs 1800 frank, tot 25 september.

Andere recente literatuur:

Dirk Achten. Achter België. Een pamflet voor degenen die verder willen denken. Scoop, Gent. 1999. 78 blz.

Herman Balthazar. Op de oranjeberg. Opstellen en toespraken over de Vlaamse Beweging. Lannoo, Tielt. 1999. 157 blz.

Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Lannoo, Tielt. 1998. 3799 blz.

Ludo Simons. Antwerpen-Den Haag retour. Over twee volken gescheiden door dezelfde taal. Lannoo, Tielt. 1999. 133 blz.

Romain Vanlandschoot. Kapelaan Verschaeve. Lannoo – Perspectief Uitgaven, Tielt-Gent. 1998. 489 blz.

Rik Van Cauwelaert Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content