Guy Verhofstadt zal het moeilijker hebben dan Achille Van Acker. En de huidige CVP krijgt het ook lastiger dan die van toen. De verschillen tussen oud en nieuw paars zijn leerrijker dan de gelijkenissen. Een gesprek met VUB-rector Els Witte.

Sinds 1884 heeft de CVP welgeteld zes jaar op de oppositiebanken vertoefd. Zes jaar dus kleurde België paars, want als oranje eruit ligt, domineren rood en blauw. Dat was kortstondig het geval van 1945 tot 1946, onder Achille Van Acker, en iets duurzamer van 1954 tot 1958 onder diezelfde ijzeren hand van de Brugse socialist. In de eerste fase regeerde hij met liberalen, communisten en een paar progressieve christenen. De tweede keer alleen met liberalen. Maar niemand noemde dat toen paars. Die term waaide pas enkele jaren geleden over uit Nederland. Tot in het begin van de jaren zestig had men het lekker ouderwets over de “linkse” regeringen-Van Acker.

Het waren andere tijden. De politiek was nog lang niet voorbij, om het met Luc Huyse te zeggen. In de Wetstraat huisden drie grote partijen wier sterkte en samenstelling vrij strikt overeenkwamen met het sociologische en levensbeschouwelijke palet van de Belgen. Gesloten circuits waren dat. Links of rechts werd daar al wel eens tegenaan geschopt, maar dan altijd naar aanleiding van zeer acute, concrete en dus relatief makkelijk te duiden katalysators. Zo was er de opstoot van de communisten in 1945, die de vruchten plukten van het verzet tijdens de oorlog. Maar zij joegen wel de drie groten eensgezind tegen hen in het harnas. Er was de koningskwestie en, tien jaar later, de schoolstrijd. En toen vochten ze onder elkaar. Zo werd paars dus mogelijk in 1945 en 1954.

Heel even, en bij hoge uitzondering, verloor de katholieke huisbewaarder de sleutel van de regeringsvorming. Of hij stond hem zelf af, erop vertrouwend dat hij de volgende keer een nog steviger loper in handen zou krijgen. Dat soort zekerheden is er in 1999 niet meer bij, voor niemand. Vandaag viel de sleutel bij de liberalen op de mat. Morgen misschien weer bij iemand anders, want – zoals socioloog Stefaan Walgraeve vaststelde: “Sire, er zijn geen grote partijen meer”.

Het grote nieuws van 13 juni 1999 is wellicht niet dat paars “weer” kan. Wel dat het hele bestel aan het schuiven is, voor iedereen in de Wetstraat. Het grote nieuws is dat de veranderingen in de Belgische samenleving zich nu ook voor het eerst zo duidelijk hebben laten voelen in de stemhokjes. En dat ze de Wetstraat dezer dagen tot uitzonderlijke creativiteit dwingen. En bij de volgende verkiezingen wellicht opnieuw. In die zin is paars anno 1999 eerder een ornamenteel kleurtje in een heel ander Belgisch verhaal dan in de tijd van Achille Van Acker.

Een vergelijking zegt dan ook meer over de hedendaagse politieke geschiedenis in zijn geheel dan over paars in het bijzonder. “De gelijkenissen zijn zeer beperkt, maar de verschillen des te relevanter. Je kunt er zeer actuele lessen uit trekken en daarom heeft het wel degelijk zin om te vergelijken”, zegt Els Witte. Witte nam de “paarse” regeringen van de jaren veertig en vijftig onder de loep en schreef er een bijdrage over voor een nog te verschijnen boek over Van Acker.

Een van uw bevindingen is dat paars in het verleden mogelijk werd door de strategie van de CVP/PSC zelf.

Els Witte: De CVP heeft altijd in de positie gezeten dat ze de coalitiedans kon leiden. Dus is het interessant om na te gaan hoe de CVP eraan toe was in die uitzonderlijke periodes dat ze niet aan de macht was. In de eerste naoorlogse jaren kende de partij veel interne tegenstellingen tussen progressieven, conservatieven en regelrechte reactionairen die zelfs het algemeen stemrecht ter discussie stelden. Er was ook de tegenstelling binnen de partij ten aanzien van de collaboratie. Sommigen wilden de stemmen die voor de oorlog waren afgevloeid naar het VNV en Rex terugwinnen. En ten slotte was er vooral Leopold III. Voor de CVP was de inzet van de koningskwestie niet alleen de terugkeer van de vorst, maar ook de mogelijkheid om de eigen krachten te bundelen met het oog op een meerderheidsstrategie. In de oppositie gaan om daarna met een volstrekte meerderheid weer te kunnen keren, dat was het idee. Bovendien was het in die jaren direct na de oorlog niet zo aantrekkelijk voor de CVP om in een “linkse” regering met socialisten en communisten te zitten, onder meer wegens het effect van de strenge repressie op haar electoraat.

Na de koningskwestie is de CVP er inderdaad in geslaagd om de absolute meerderheid te behalen en een homogeen katholieke regering te vormen. Die brak wat het onderwijs betreft met de compromissenpolitiek die België al sinds de Eerste Wereldoorlog kende. De schoolwetten van Pierre Harmel(onder meer een verdubbeling van de subsidies aan het vrij en dus katholiek onderwijs, nvdr) waren ondubbelzinnig bedoeld om het katholieke programma integraal uit te voeren. Dat zorgde voor een polarisatie waardoor de CVP de blokvorming van socialisten en liberalen bevorderde. Zo raakte de partij in 1954 haar absolute meerderheid kwijt.

Zeker in 1954 was paars vooral een ideologische kwestie. Het ging om de schoolstrijd. Het kwam erop aan de CVP eronder te krijgen en haar onderwijspolitiek te keren. Zulk cement ontbreekt vandaag volledig.

Witte: Ook in 1954 was het paarse blok niet zo hecht. Liberalen en socialisten hadden elk hun eigen vrijzinnige organisaties en doelstellingen. Ook over het onderwijs liepen de visies helemaal niet parallel. De vrijmetselarij viel als ‘cement’ in het niets in vergelijking met wat de kerk was voor de katholieken. De meeste ministers in de regering-Van Acker waren vrijmetselaars, en dat zal de cohesie van de ploeg uiteraard wel ten goede zijn gekomen. Maar een hecht bindmiddel was het niet. Het klopt natuurlijk wel dat je in ’54-’58 een heel concreet en ideologisch project had. De wetten van de socialist Leo Collard moesten die van Harmel wijzigen. Dat was de schoolstrijd.

Vandaag is niet alleen het cement van paars maar ook het project zeer diffuus. Alle aspecten van het beleid zitten er in: het wegwerken van disfuncties in het systeem, de werking van de overheid, leefmilieu, justitie, enzovoort. Ook het electoraat is totaal veranderd en kritischer geworden. In de jaren van Van Acker was de zuilaanhang nog vrij passief.

Guy Verhofstadt staat vandaag voor een groot, veelomvattend project. Het antiklerikalisme is daarbij als zodanig niet aanwezig. Hooguit leeft er bij de partijen die rond de tafel zitten, een gemeenschappelijke moeheid ten aanzien van de CVP. Ik kan me inbeelden dat ze met z’n allen die jarenlange dominantie willen afschudden.

Paars-groen heeft het veeleer op de macht van de CVP dan wel op haarideologie gemunt?

Witte: Ja, dat is het grote verschil. Men zet zich vandaag eerder af tegen dat jarenlange beheersen van de machtsinstrumenten in de samenleving door de CVP. Natuurlijk, je zal hier en daar wel andere ideologische accenten krijgen. Zeker in Wallonië kunnen we een inhaalbeweging voor het gemeenschapsonderwijs verwachten, maar dat er over zulke punten ook nog zou worden gemobiliseerd zoals in de jaren van Van Acker acht ik uitgesloten. Voor het overige werden deze verkiezingen en ook de regeringsvorming door heel andere factoren bepaald: de schandalen, de sfeer van vernieuwing, de dioxinecrisis als katalysator. Er is de doorbraak van wat je vandaag links zou kunnen noemen, de groenen. En er is de verdere doorbraak van extreem-rechts.

En anders dan onder Van Acker zijn de liberalen aan zet, niet de socialisten.

Witte: Absoluut, de socialisten vormden toen de centrale as. In ’45-’46 zit je in volle restauratieperiode. Er moest worden gewerkt aan de wederopbouw van het sociaal overleg en van de economie, eigenlijk het herstel van de vrije markt. Daarvoor was de medewerking van de arbeidersbewegingen broodnodig, en dat gaf dus ook de socialisten een belangrijke rol. Er was nog een andere prangende reden: de Communistische Partij moest worden geneutraliseerd, en dat kon natuurlijk het best gebeuren door de socialisten. In ’54-’58 is de BSP opnieuw de grootste partij en, anders dan na de oorlog, konden ze met de liberalen alleen een meerderheid vormen. Dan krijg je dus “zuiver” paars.

Vandaag zijn de liberalen de centrale as. Maar daarmee is het verhaal niet af. Heel anders dan in de jaren veertig en vijftig krijg je een versnippering van het electoraat. Dat is al een tijdje aan de gang. Eerst kalfden de traditionele partijen af door de opkomst van de taalpartijen VU en FDF, daarna door de nieuwe sociale bewegingen met voornamelijk de groenen, en ten slotte door extreem-rechts. Voor het eerst sinds de invoering van het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht volstaan twee partijen niet meer voor een meerderheid. In 1945 kreeg je ook een bont gezelschap aan de macht, maar socialisten en katholieken konden wel nog een meerderheid vormen als ze dat hadden gewild. Bovendien had je naast de liberalen in 1945 vooral partijen ter linkerzijde: BSP, KPB en het sociaal-progressieve Union Démocratique Belge (UDB).

In 1945 zaten de liberalen in de comfortabele positie van de gegeerde partner. Vandaar dat ze heel veel invloed konden uitoefenen op het economische beleid, en met name op een zachtere aanpak van economische collaboratie. Dat werd voor de BSP een breekpunt dat dan ook tot de val van Van Acker heeft geleid. Hetzelfde doet zich voor in ’54-’58. Dan wordt het sociaal-economisch programma van de BSP volledig overstemd door het antiklerikalisme van de schoolstrijd. In die jaren was de rechterzijde, de liberale partij, de gegeerde partner, vandaag is dat eerder de linkerzijde met de groenen.

De regeringen van Van Acker gingen vooral ten onder aan de interne linkse oppositie in de BSP en de druk van de vakbond. In 1991 kon het ABVV zich nog met succes tegen paars verzetten. Vandaag is dat verzet er blijkbaar niet, of het heeft toch geen effect meer.

Witte: De vakbonden zitten vandaag in een defensieve positie. Dat was anders in ’54-’58. Toen gingen ze in het offensief tegen de conservatieve politiek van de holdings. Zowel de christelijke als de socialistische vakbonden. Ze groeiden naar elkaar toe, je krijgt het begin van een gemeenschappelijk front. En omdat de BSP op dat moment regeert met de liberalen die een zware stempel drukken op het economische beleid, gaat zich ook in de partij ter linkerzijde een gauchistische oppositie organiseren. Hoewel de BSP in 1958 maar twee zetels had verloren, was de druk toch groot om niet voort te doen met de liberalen. Enkele kopstukken wilden zelf trouwens naar de CVP.

Ik denk dat de linkse oppositie morgen eerder van de kant van de groenen zal komen dan van traditioneel links. De linkse kiezers zijn in grote mate naar de ecologisten overgestapt. De SP heeft verloren aan Agalev en de PS nog duidelijker aan Ecolo. Uiteindelijk is de SP in Vlaanderen een kleine partij geworden en dat is ook een klap voor de vakbond. Die verliezen politieke steun. Traditioneel links in het algemeen zit in het defensief in Vlaanderen.

Oppositie voeren was voor de CVP duidelijk onder Van Acker. De partij kwam dan ook versterkt weer aan de macht. Krijgt de CVP het vandaag moeilijker?

Witte: In ’45-’47 is de CVP erin geslaagd om zichzelf te hergroeperen. En vooral het vrouwenstemrecht en de campagne pro Leopold hebben de partij versterkt. In 1954 kregen ze een geschenk van Collard. Die begon zo onhandig aan zijn beleid (hij zette met één pennentrek 110 tijdelijke leerkrachten op straat, nvdr.) dat de CVP zonder veel moeite de troepen kon mobiliseren. Dat ging in de diepte en in de breedte. Hier doet zich de verdere uitbouw van de koepel voor, de sterke christelijke zuil. Het heeft de CVP geen windeieren gelegd. In 1958 kwamen ze weer aan de macht met een absolute meerderheid in de Senaat. Ze hebben die sterke positie behouden tot op 13 juni 1999.

Vandaag zal het moeilijker zijn om de krachten opnieuw te bundelen. De kerk is al lang geen politieke factor meer. En de zuilorganisaties bieden ook niet meer dat reservoir van vroeger. Slechts een beperkt gedeelte van de vakbond stemde CVP, en van die groep dan nog weinig jongeren. Bovendien rijst straks de vraag hoe het ACV zich zal oriënteren. Komt er verdere toenadering tot Agalev? Blijft de band met de CVP hecht of neemt het ACV verder afstand omdat de hefbomen van de macht toch niet meer bij die partij liggen? De vraag dringt zich nog meer op voor de middenstandsorganisatie. En de Boerenbond, dat is het verhaal van het grootkapitaal geworden dat sowieso zijn eigen dynamiek heeft. Kortom, de CVP zit zowel inhoudelijk als structureel in een heel ander verhaal dan in de jaren vijftig. Bovendien zit ze straks alleen met het Vlaams Blok in de oppositie. Je kunt de CVP vandaag beter vergelijken met het Nederlandse CDA dan met de CVP in de oppositie van de jaren veertig en vijftig.

Verhofstadt werkt aan een project waarmee de CVP het niet echt moeilijk kan hebben: minder regels, beter bestuur, kwaliteit van het leven.

Witte: Inderdaad. Dat was onder Van Acker wel anders. Dan wist de CVP waarop ze moest schieten en wat het alternatief was. Zullen ze grote thema’s vinden? Ze kan de coalitie bekritiseren omdat ze niet snel of niet ver genoeg gaat, en er is natuurlijk nog altijd het communautaire, een traditioneel mobiliserend element bij de CVP. Maar het ligt hoe dan ook moeilijker, a fortiori voor de PSC.

De CVP heeft altijd kunnen zeggen: “Wij zijn de samenleving in het klein.” Want ze had via de standen een publiek van arbeiders, zelfstandigen, werkgevers en boeren. Wat goed was voor de CVP, was goed voor het land. Dat was het evenwicht. Kun je vandaag zeggen dat die houding niet langer opgaat?

Witte: Ontegensprekelijk. De sterkte van de CVP is altijd geweest dat ze het bindmiddel was tussen al die tegengestelde sociaal-economische groepen, de partij hield dat allemaal samen. Dat is vandaag juist de zwakte. De CVP haalt 22 procent van de stemmen. De christelijke vakbond en het ziekenfonds hebben drie keer zoveel leden als de CVP kiezers. Dat CVP-model is dus inderdaad voorbij. Als overkoepeling van de zuil is de historische rol van de CVP uitgespeeld. Wat ze heeft kunnen uitbouwen dankzij de schoolstrijd, heeft ze nog heel lang kunnen handhaven. Eigenlijk was de CVP ook de emanatie van het sociaal overlegmodel en de pacten. Maar dat model is niet meer het model van de jaren negentig. Die mechanismen van overleg zullen wel voortbestaan, maar niet meer in die mate dat een politieke partij er zijn dominantie zou kunnen uit puren. De CVP als spil, dat is momenteel voorbij. Ze had altijd de keuze tussen regeren met links of rechts, want ze was de grootste. Die rol is nu nipt overgenomen door de liberalen.

Achille Van Acker was een chef, zoals Jean-Luc Dehaene. Van Guy Verhofstadt weten we het nog niet. Enige leiderskwaliteiten lijken geen luxe met zo’n veelkleurige bende.

Witte: Van Acker heeft altijd geprobeerd om zijn ploeg te beperken om de cohesie niet nodeloos te bemoeilijken. Hij had het graag in de hand, en dat kon hij ook omdat de omstandigheden duidelijker waren. Ook binnen de partijen waren de ideologische verhoudingen scherper afgetekend. Ik had het al over de vrijmetselarij. Dat ligt vandaag allemaal heel anders. Agalev en Ecolo hebben een zeer verscheiden publiek, de SP ook en de PVV heeft zich al lang geleden gericht tot katholieke liberalen.

Van Acker moest zich ook aan de pers weinig gelegen laten. Die was verzuild, en de kritiek kwam dus uit één hoek. Zijn greep op de openbare omroep was groot. Een blinde vlek in het onderzoek blijft zijn verhouding tot het overheidsapparaat. Het overheidsapparaat in België is sowieso amper bestudeerd.

Nochtans is de VLD vandaag vooral beducht voor dat overheidsapparaat, dat per slot van rekening veertig jaar onder de voogdij van de CVP heeft gestaan.

Witte: De depolitisering is vrij recent. De impact daarvan is nog altijd zeer beperkt. Er zullen ongetwijfeld nog heel wat overheidsdiensten zijn waar de leiding niet van de politieke signatuur is van de partijen die nu een regering proberen te vormen. Tegenwerking van het overheidsapparaat had je ook onder Van Acker. Harmel had binnen de onderwijsdienst de katholieken naar voren geschoven. Dat hadden de anderen voordien natuurlijk ook gedaan, maar onder Harmel gebeurde dat zeer systematisch. En daar moest Collard dan weer mee afrekenen.

Vandaag vergt de “nieuwe politieke cultuur” dat het overheidsapparaat meer slagkracht krijgt, maar op het terrein wordt dat niet eenvoudig. Het project waar de toekomstige regering voorstaat, is uiterst moeilijk en complex. Vandaar ook dat de toekomstige premier een zeer centraal figuur zal moeten zijn.

Dehaene begon met een noodkabinet en dat groeide dan uit tot een volwaardige regering. Nu wil Verhofstadt van meet af aan groots beginnen. Dat creëert ook hoge verwachtingen.

Witte: Ze moesten de lat ook wel hoog leggen. Ik denk dat dit in de Belgische politieke geschiedenis een van de uitzonderlijkste regeringsvormingen is. Ze is zo nieuw, ook omdat er zoveel van wordt verwacht. En het gezelschap is misschien wel bont, maar tegelijkertijd hebben de meeste van de partijen die nu rond de tafel zitten wel campagnes gevoerd in de richting van die vernieuwing. Pas op, ook in de periode na de Tweede Wereldoorlog had je een sterke vernieuwingstendens. Ook toen was er sprake van herstel van de democratie, van de wederopbouw en van het afrekenen met extreem-rechts en extreem-links. In 1945 kwam men uit een periode van fascisme en bezetting. Dat was qua mentaliteit toch iets helemaal anders. Van de andere kant, wat België de afgelopen jaren heeft meegemaakt, is ook een soort catharsis geweest. Dat zou toch wel de inschatting moeten zijn vandaag: dit is historisch een heel belangrijke periode. Veel zal afhangen van de vraag of de politieke klasse ook die analyse maakt. Deze periode is van bijzonder groot belang voor het bestel in zijn totaliteit. De olievlek van extreem-rechts is niet gestopt, hè.

Hubert van Humbeeck Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content