De formule 1 komt dit weekend naar Francorchamps, met in de hoofdrol andermaal de McLaren van Mika Hakkinen. Of liever: de McLaren van Ron Dennis waarmee Hakkinen mag rijden. Een exclusief gesprek met een teambaas voor wie formule 1 veel meer is dan autosport.

Ooit vroegen we Bernie Ecclestone wie de meest intelligente man was die hij had ontmoet. “Ron Dennis”, antwoordde de baas van de formule 1. Eerder in het gesprek had Ecclestone de halve wereld uitgekafferd, Margaret Thatcher en Tony Blair incluis.

De baas van McLaren, het team dat de formule 1 sinds verleden seizoen opnieuw domineert, straalt autoriteit uit. Dennis, mecanicien van opleiding en als dusdanig in de autosport beland, is dan ook meer dan een teambaas: hij is een echte ondernemer. Of veeleer, de eerste manager die zijn team als een echt bedrijf ging runnen en het ook als een industriële onderneming beschouwde.

In 1980 nam Dennis McLaren over, deels met de centen van Marlboro. Later, toen hij geld zocht om Porsche een nieuwe motor te laten ontwerpen, ging hij scheep met de Arabische zakenman Mansour Ojjeh. Intussen bouwde hij wat ondertussen TAG McLaren (TAG is de ondernemingsgroep van Ojjeh) was geworden, uit tot een groep die niet alleen formule 1 rijdt, maar ook actief is op andere terreinen. Dennis was de eerste teambaas die besefte dat met formule 1 ook geld te verdienen valt door de sport als uithangbord voor andere activiteiten te gebruiken. Hij diversifieerde onder andere in exclusieve auto’s voor de rijken en geavanceerde elektronica. Toch blijft formule 1 zijn grote passie. Niet de F1 waarvan de nostalgie afdruipt, wel de F1 van heden en vooral toekomst. Want, zo zegt hij wanneer we bladerend door het exclusieve magazine Racing Line van The TAG McLaren Group vragen welk plaatje hij het mooiste vindt, dat van een McLaren anno ’73 of dat van Mika Hakkinens huidige machine: “Er is gewoon geen vergelijking mogelijk. Als je aan het hoofd van een formule-1-team staat, dan moet je altijd vooruit kijken. Wat niet wegneemt dat het verleden een rol speelt, want het is uit het verleden dat je ervaring put. De ervaring die je nodig hebt om vooruit te komen. Wij denken vooruit, formule 1 is een sport waarin iedereen vooruit denkt of dat zou moeten doen. Naar de volgende race. Het is een constant zoeken naar de juiste strategie, de strategie voor straks in Francorchamps en de juiste strategie voor de verre toekomst.”

Hoe ziet u die strategie? Zuiver sportief en technisch, of financieel en structureel?

Ron Dennis: Beide. Het spreekt vanzelf dat het financiële aspect zeer belangrijk is in de formule 1. Een onderneming die meer geld uitgeeft dan ze verdient, gaat uiteindelijk over de kop. In de formule 1 is dat niet anders. Dus moet je ook in de formule 1 proberen meer te verdienen dan je uitgeeft. Als je daarin slaagt, dan creëer je een financiële marge. Een marge die in de traditionele ondernemerswereld wordt omschreven als winst. Welnu, dit is zo specifiek aan formule 1: je mag die marge niet als winst beschouwen, wel als het bedrag dat je in het team moet investeren. In het team én in de toekomst. De McLaren-groep is gegroeid met zelfbedruipende investeringsplannen. Met andere woorden: we hebben de voorbije vijftien jaar geen frank van de bank geleend. En onze investeringen in hoge technologie zorgen ervoor dat we op het circuit kunnen winnen.

Winnen is het moeilijkste dat er bestaat in de formule 1. McLaren domineerde formule 1 van pakweg ’83 tot ’93, deemsterde dan weg, en voert nu sinds verleden seizoen opnieuw de plak. Hoe leg je dat aan boord, een sport als formule 1 domineren?

Dennis: Je mag op geen enkel gebied zwak zijn. Ieder ingrediënt, ieder schakeltje in het geheel, zowel van technische als menselijke aard, moet van de grootste kwaliteit zijn. Eén zwakke plek en je faalt. De teams die voorin rijden, hebben de minste zwakke plekken. Of liever: veel minder dan de andere, die occasioneel wel eens winnen als de wedstrijdomstandigheden in hun kaart spelen. Trouwens, niets is makkelijker dan de formule 1 in kaart brengen: neem een lijstje en schrap de teams die in de voorbije tien jaar minder dan vijf races wonnen. Dan hou je alleen de echte topteams over.

De topteams hebben niet alleen de beste rijders, vooral ook de beste auto. Is de auto belangrijker dan de rijder?

Dennis: De racewagen is zeer belangrijk. Wie daar anders over denkt, draait zichzelf een rad voor de ogen. Een F1-wagen kan je best vergelijken met een gitaar die wel honderd snaren heeft. Pas als al die snaren fijngestemd zijn, krijg je een harmonieus geluid. Makkelijker gezegd dan gedaan.

U kwam aan het hoofd van McLaren in 1980 en zag de formule 1 sindsdien voortdurend evolueren. Heeft de discipline momenteel een perfect evenwicht bereikt tussen technologie, marketing en vooral financiering? Of is het veeleer een kwetsbaar evenwicht?

Dennis: Eerst en vooral: perfectie bestaat niet. Je kan er alleen naar streven. Momenteel piekt formule 1 op alle niveaus. Grootste kijkdichtheid ooit, de grootste instroom van geld ooit, de meest geavanceerde technologie ook. Dan zou je kunnen denken: we hebben een kritiek punt bereikt. Beursanalisten redeneren zo. Als een aandeel zijn hoogste koers bereikt, dan verwachten ze dat er een duik volgt. En dan is de kans op zo’n duik inderdaad ook groter dan de kans dat het voort crescendo gaat. Trouwens: hoe hoger je komt, hoe moeilijker. Ook in de formule 1. Enerzijds moeten we rekening houden met die logica, met die rationele economische en technische factoren.

Anderzijds is er een belangrijke realiteit: formule 1 is volop aan het mondialiseren. Akkoord, het gaat minder snel dan verwacht. In het oosten van de wereld is deze sport veel minder gepenetreerd dan we hadden gewild. Ik denk aan China en Rusland. De voormalige Oostbloklanden ook, maar dat komt nog. Er is dus nog wel degelijk een groeimarge. Daar ligt de uitdaging voor de toekomst, want voorlopig leeft in de genoemde regio’s nog niet de passie voor formule 1, zoals die wel bestaat in Brazilië en Japan en uiteraard ook in West-Europa. En dan is er natuurlijk ook Amerika, waarmee de F1 al dertig jaar een verhouding van haat en liefde heeft. Ook daar zit potentiële groei.

formule 1 is niet boeiend genoeg voor Amerika, wordt gezegd. Ook door de rijders, die klagen over de veel te geringe mogelijkheden om voorbij te steken en een reglementswijziging willen. Weg met die profielbanden en downforce, zeggen ze.

Dennis: Er zijn inderdaad vervelende races, maar er zijn ook veel zinderende koersen. Men moet nu maar eens inzien dat formule 1 voor het publiek een sport van anticiperen is. Je kan het met niets beter vergelijken dan met voetbal: scoren is een kwestie van anticiperen. Zowel voor de spelers als voor het publiek. Wachten en uitkijken naar wat kan komen. Het staat nul-nul als de match begint, en als het negentig minuten later nog nul-nul staat, gaan sommige toeschouwers naar huis met het gevoel dat ze geen waar voor hun geld hebben gekregen. Maar één-nul kan een fantastische match zijn. Dat is ook zo in de F1. Alleen, goede of slechte match, boeiende of saaie race: het heeft geen invloed op het verlangen van de mensen om de volgende week opnieuw naar het stadion af te zakken of twee weken later opnieuw voor het scherm te gaan zitten. Omdat iedereen anticipeert op wat in die volgende wedstrijd kan komen. Als er iedere race vijftig inhaalmanoeuvres zijn, blijft van dat anticiperen niets over.

Over de problematiek van het voorbijsteken bent u het dus eens met FIA-voorzitter Max Mosley?

Dennis: Zeer zeker. Kijk, u moet inzien dat we ook in de formule 1 met mensen te maken hebben. Rijders en journalisten zijn mensen. En het probleem van mensen is dat ze verklaringen afleggen en de realiteit daarbij soms vertekenen, bewust of onbewust. Diegenen die schreeuwen om een nieuw reglement, zeggen dat formule 1 veel minder boeiend is dan vroeger. Dat is dus hun bewering. Wel, laten we nu eens naar de feiten kijken. Dan zal je merken dat die stelling kant noch wal raakt. Tien, vijftien of zelfs twintig jaar geleden leverde formule 1 nog geen fractie van het spektakel dat we nu hebben. Twintig jaar geleden, die roemrijke tijden waaraan sommigen refereren, was het ook lang niet ongewoon dat een auto aan de leiding startte en de hele race onbedreigd aan de leiding reed. En met meer dan een minuut voorsprong op de tweede won. Vroeger, zoals men dat zegt, was het helemaal niet ongewoon dat er alleen werd voorbijgestoken als de koplopers voorbij de achterblijvers moesten.

Eigenlijk is F1 nooit zo boeiend geweest als nu. Ik denk ook aan de manier waarop het in beeld wordt gebracht, met camera’s aan boord en de regisseur die van de ene camera naar de andere kan switchen.

De groeiende populariteit van formule 1 heeft een kettingreactie uitgelokt. Twintig jaar geleden was het uitzonderlijk dat een Grote Prijs op televisie kwam. Doorgaans gebeurde dat alleen in het land waar de race werd gereden, en daarnaast zond ook iedereen Monaco uit, wegens speciaal evenement. De kijkdichtheid was niet eens de helft van wat ze nu is.

Slotsom: de bewering dat formule 1 niet boeiend meer is, wordt niet geschraagd door de feiten.

De meeste rijders denken er anders over. Die willen die profielbanden en dat smalle chassis weg. Want de auto’s zijn haast niet meer te besturen, klagen ze.

Dennis: Mijn standpunt is duidelijk: autoracers worden betaald en betalen dit feest niet zelf. Dus hebben ze ook geen beslissingsrecht over technische aangelegenheden. Ayrton Senna reed jaren voor mijn team, we waren zelfs vrienden geworden. Maar we raakten het vaak grondig oneens als we het over reglementering hadden. Omdat Ayrton reageerde zoals alle autoracers: als je hen liet begaan, dan zouden we uiteindelijk auto’s bouwen waarmee zelfs een chimpansee kan rijden. Terwijl formule 1 tot de verbeelding moet spreken, een discipline moet zijn waarin alleen de grootsten zich kunnen onderscheiden.

Zoals u daarnet zei, waren de kijkcijfers nooit hoger. Vanwaar die grote aantrekkingskracht eigenlijk?

Dennis: Omdat formule-1-rijders de laatste echte gladiatoren zijn. Gladiatoren die kunnen sterven in de arena, want hoewel F1 zeer veilig is geworden, blijft het een gevaarlijke sport. formule 1 is ook een sport van individuen. Hakkinen contra Schumacher, nu contra Irvine. Daarom zal deze discipline ook nooit een merkenkampioenschap worden, ondanks de komst van almaar meer constructeurs. Dat zou je nooit aan het publiek kunnen verkopen. In Le Mans wint een auto die door drie rijders wordt bestuurd. Daarom weet geen kat een jaar later nog wie de recentste editie gewonnen heeft. In formule 1 weet iedereen wie regerend wereldkampioen is.

Is formule 1 een soort spiegel van de maatschappij?

Dennis: Neen. formule 1 is ook geen sprookje, zoals sommigen zeggen, het is realiteit. Maar het is wel een realiteit die in een zeer buitengewone omgeving functioneert. Ja, zelfs een abnormale omgeving, want: abnormale hoeveelheden geld, een buitengewoon hoog technologisch niveau. En, precies doordat het technologische niveau zo hoog ligt, een wereld waarin de wet van de krimpende return regeert: in formule 1 investeer je geen frank om er twee te verdienen. Neen, je investeert tien frank om er misschien één terug te krijgen. Ook dat is abnormaal. Net zoals de werkomstandigheden van iedereen die bij formule 1 betrokken is: om het even waar we in de wereld gaan, zien we om de twee weken opnieuw dezelfde gezichten. We zijn een zeer complexe groep mensen die van elkaar houden en elkaar tegelijk haten. We willen allemaal winnen, maar vormen tegelijk een grote familie. Opnieuw abnormaal. Dus, om te antwoorden op uw vraag: formule 1 is helemaal niet vergelijkbaar met het echte leven.

Het is ook een discipline die momenteel snel evolueert. Het ziet ernaar uit dat de tabaksfabrikanten als geldschieters worden vervangen door grote autoconstructeurs, die de teams opkopen en straks de lakens uitdelen. Alleen: zijn die constructeurs trouwe partners? Als ze van de ene dag op de andere opstappen omdat ze niet aan de bak komen, dan valt de hele technische onderbouw van het team weg.

Dennis: U mengt twee zaken die los van elkaar staan. Laat het me eerst hebben over de inbreng van de tabaksfabrikanten. Het koetswerk van een formule-1-wagen is een krachtig media-instrument. In wezen is zo’n machine een snel bewegend reclamepaneel. Een paneel dat van grote waarde kan zijn voor bepaalde ondernemingen, die hun product op een bepaalde manier voor het voetlicht willen brengen. De relatie tussen een team en een adverteerder is zuiver commercieel, en de waarde ervan wordt berekend op basis van het aantal keer dat die auto in beeld komt, in kranten en magazines, maar vooral op televisie. Dat kan je allemaal precies berekenen.

Precies omdat die auto zo’n krachtig media-instrument is, trekt formule 1 grote ondernemingen aan. Ondernemingen die niet alleen producten en merken met een internationale reikwijdte hebben, maar op het gebied van adverteren ook worden beknot door beperkingen die niet van toepassing zijn in formule 1.

Inderdaad: ik heb het over tabaksreclame. Die in een groeiend aantal landen wordt verboden. Alleen vind ik dit een zeer complexe materie, veel complexer dan gewoon een kwestie van wel of niet verbieden. Er zijn weinig landen die minder verdienen uit taksen op tabak dan ze moeten uitgeven aan eventuele gezondheidszorgen als gevolg van de consumptie ervan. Daar klopt iets niet. Het zou verkeerd van me zijn om hier een persoonlijk, moreel standpunt over tabaksreclame in te nemen, maar ik vind wel dat we als mens de vrijheid van keuze en beslissing moeten krijgen. Wij zijn verantwoordelijk voor onze kinderen, en het is verkeerd om die verantwoordelijkheid door een derde partij te laten dragen of opeisen. Het is onze plicht om onze kinderen duidelijk te maken wat juist en wat verkeerd is, we moeten ze helpen een eigen mening te vormen, de wereld proberen te bekijken door hun ogen.

Er zijn in de wereld heel wat dingen die mogen, dingen die de wet toelaat: consumptie van tabak, alcohol. Ik denk zelfs aan fossiele brandstoffen, een hulpbron die langzaam maar zeker uitdroogt. Welnu: het is de verantwoordelijkheid van de volwassenen om voor die dingen die toegelaten zijn, een koers voor hun kinderen uit te stippelen. Maar ik herhaal dat het verkeerd is om te zeggen dit mag niet meer, en er ondertussen wel grote inkomsten mee op te strijken. Daar klopt duidelijk iets niet.

Zelfs FIA-voorzitter Mosley is ervan overtuigd dat de sigarettenrook over een vijftal jaar helemaal is weggetrokken boven de paddock.

Dennis: Als de tabaksproducenten inderdaad vertrekken, dan zullen de teams zich aanpassen. Er zijn andere merken en producten met mondiale uitstraling of ambitie. Het blijft uiteraard afwachten of die evenveel in formule 1 zullen investeren. Het kan minder zijn dan nu, maar het kan ook meer zijn.

Zoals ik al zei: dit heeft niets te maken met de komst van de grote constructeurs. Dat is heel andere materie. De constructeurs komen niet om de tabaksproducenten als investeerders te vervangen, wel omdat formule 1 voor hen belangrijk is.

Belangrijk in welke zin?

Dennis: Autobouwers worden tegenwoordig geconfronteerd met een berg voorschriften: over de hoogte van de bumper, kreukelzones of emissie, hoogte van de lichten en nog veel meer. Voorschriften die er vooral in de middenklasse toe geleid hebben dat de meeste auto’s op elkaar lijken: neem de logo’s weg, schilder ze allemaal wit en de modale consument kan het ene merk niet meer van het andere onderscheiden. Dus hebben grote constructeurs behoefte aan een manier om zich te differentiëren.

De autosport reikt hen daar een instrument voor aan, en formule 1 is de absolute top van de autosport: een platform waarop constructeurs hun superieure technologie en knowhow kunnen tonen. Of een jong en dynamisch imago kunnen onderstrepen, en dit in een situatie die zwart-wit is: je wint of je verliest. Je kan formule 1 niet vergelijken met een klassieke test van drie of vier verschillende merken in een autoblad. Als iemand drie auto’s test en vergelijkt, dan krijg je daar een subjectief beeld van. In de F1 niet, daar wint het ene merk en verliezen de andere.

Natuurlijk wil u me nu vragen waarom die verliezende merken bereid zouden blijven om daar miljarden tegenaan te gooien, want eenzelfde team domineert doorgaans een aantal seizoenen. Mijn antwoord is duidelijk: dat een grote autoconstructeur de handschoen opneemt en formule 1 rijdt, is naar het grote publiek toe op zich al een statement. Noem het een krachtige boodschap. De beslissing van een groot automerk om formule 1 te rijden, of scheep te gaan met een bestaand team, is van zuiver economische aard. Het is helemaal geen emotionele beslissing die in de directiekamer wordt genomen omdat deze of gene directeur een passie voor F1 koestert. formule 1 is voor de constructeurs geen plezierrit en ook geen proefrit, maar een weloverwogen, rationele commerciële en tactische beslissing. Een investering in waarden en image. En hun input is ook geen alternatief voor het geld dat de huidige adverteerders in formule 1 investeren.

Hoewel een decreet van het Waalse Gewest voor Francorchamps voorlopig een uitzondering voorziet op het federale tabaksreclameverbod, is nog niet duidelijk wat er komend weekend allemaal te gebeuren staat. Uw team wordt gesponsord door een sigarettenmerk. Kan u het zich permitteren om straks zonder tabaksreclame te rijden, als de omstandigheden dat vereisen?

Dennis: We respecteren altijd de geldende wetgeving in het land waar we racen. De decoratie waarin de auto’s op de piste komen, wordt bepaald door de bedrijven die de teams sponsoren. Zij beslissen daarover, omdat zij ook de verantwoordelijkheid dragen voor wat de eventuele gevolgen kunnen zijn van het feit dat ze de auto’s gebruiken als reclamepanelen. Daarin worden ze geadviseerd door juristen.

Maar ik geef toe: hoe de Belgische wetgeving nu precies in elkaar steekt, weet ik niet. Ik weet alleen dat dit veeleer een kwestie is van politieke fracties die over een bepaald onderwerp een verschillend standpunt innamen. In tegenstelling tot de meeste andere landen waar de overheid een standpunt over tabaksreclame innam: bijna overal gebeurde dat partijoverschrijdend. Bovendien vaak in samenspraak met de tabaksproducenten. In België dus niet. Ik vrees dat de Belgische Grote Prijs formule 1 in een politieke dwangbuis zit, en dat is verkeerd. Politiek mag nooit belangrijker zijn dan principes.

Tot slot: waarom blijft formule 1 u na al die jaren boeien?

Dennis: De formule 1 heeft me op materieel gebied alles gegeven wat ik nu heb. Mijn team heeft groot succes geoogst en doet dat nog altijd. Daar gaat het om. Ik doe dit niet voor het geld, al lang niet meer, want ik heb voldoende weelde opgebouwd. Neen: ik doe dit omdat ik graag win. Ik ben een gulzige winnaar, ik wil alles en altijd winnen. Zelfs op de golfbaan, mijn vrouw heeft daar een hekel aan. Winnen lukt niet altijd, maar dan is het de kunst om je daar niet voor te schamen. Hoewel dat zeer moeilijk is. Toen we in ’94 Senna aan Williams verloren, begon een moeilijke periode voor McLaren. Een pijnlijke periode. Want als je verliest, dan wil iedereen je dat onder de neus wrijven. Je vrouw krijgt het voortdurend te horen, je kinderen ook, zelfs de kapper weet dat het tegenwoordig niet lukt. Je wordt er door iedereen aan herinnerd dat je faalt, want in formule 1 is het winnen of verliezen. Neen, dit is geen sport voor mensen met een zwak hart, je moet tegen een duwtje kunnen. En je moet de passie hebben. Een gevaarlijke passie, want voor je het weet slorpt ze je helemaal op, stem je er je hele leven op af. Een offer, inderdaad. Maar de beloning voor dat offer is zoet: de overwinning.

Jo Bossuyt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content