‘Democratie is niet het laatste woord in de politieke ontwikkeling van de mens.’ Robert D. Kaplan laat zijn eigenzinnige blik gaan over de brandhaarden in de wereld, nu en in de toekomst.

Om te lachen zijn ze niet, de reisboeken van de gerenommeerde Amerikaanse journalist Robert D. Kaplan. Sinds hij in 1994 in The Atlantic Monthly het ophefmakende essay The coming anarchy publiceerde, blijft Kaplan in al zijn geschriften steeds op dezelfde nagel slaan: het gaat niet goed met de wereld, en de komende decennia zal het er allesbehalve beter op worden.

De nieuwe, rechtvaardigere en vreedzamere wereldorde waarvan velen na het einde van de Koude Oorlog droomden, was volgens Kaplan slechts een gevaarlijke illusie. Realistischer is het ervan uit te gaan dat de mensheid afstevent op een nieuw soort Middeleeuwen. Ten gevolge van demografische ontwikkelingen, natuurlijke catastrofes en etnisch-culturele rivaliteiten zullen staten uiteenvallen. Er zullen zich kleine, hightechenclaves vormen, nieuwe stadstaten waar achter bewaakte omheiningen welvaart en stabiliteit in stand worden gehouden. Maar grote delen van de wereld, op álle continenten, zullen in chaos vervallen. ‘De Koude Oorlog was zo dicht bij Utopia als we in de reële wereld raken’, provoceerde Kaplan tijdens ons gesprek.

De kritiek dat hij zich bezondigt aan goedkoop pessimisme legt Kaplan naast zich neer. Zijn toekomstvisie is, stelt hij, zonder meer gebaseerd op wat hij heeft gezien tijdens zijn talloze reizen tot in de verste uithoeken van de wereld, maar ook in Amerika zelf. En het ‘realisme’ van zijn boeken mag ‘nogal radicaal overkomen’ bij mensen uit de literaire, journalistieke en academische wereld, het stemt wel overeen met de analyse van de militaire wereld en die van de geheime diensten, ‘waar verantwoordelijkheidszin niet zozeer gebaseerd is op een vals vertoon van idealisme, als wel op de gave om op enkele jaren afstand toekomstige probleemgebieden te kunnen vaststellen’ – zo schrijft hij in het voorwoord van Het anarchistisch pandemonium.

In de boekhandel ligt nu Oostwaarts, de Nederlandse vertaling van Kaplans recentste boek Eastward to Tartary. Daarin neemt hij de lezer mee op een reis door het voormalige Ottomaanse Rijk – van de Chinese markt in Oost-Boedapest over Roemenië en Bulgarije, langs Turkije, door Syrië, Jordanië en Libanon tot in Israël. Waarna hij weer noordwaarts trekt, naar de Kaukasus en de Kaspische Zee. Drie dingen wilde hij zien: de toekomstige grenzen van Europa, de voortekenen van de instorting van de Arabische dictaturen in het Midden-Oosten, en de sociale en politieke gevolgen van de nieuwe oliepijplijnen aan de Kaspische Zee.

De toekomstige grenzen van Europa dreigen pal in de Balkan te komen liggen. In het verleden is de Balkan vaak een grensgebied geweest: tussen het West- en het Oost-Romeinse Rijk, later tussen het Habsburgse Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk. U ziet de geschiedenis graag als model, maar u houdt niet van het idee dat er opnieuw een scheidingslijn door de Balkan zou lopen.

Robert D. Kaplan: Europa moet zich uiteindelijk uitstrekken tot aan de Zwarte Zee, om iedere vorm van machtsstrijd op het eigen continent te vermijden. Amerika kon ook maar een grootmacht worden omdat het zich heeft uitgestrekt tot aan de Stille Oceaan. Als Amerika gestopt was aan de Mississipi, en het westen gedeeltelijk in Spaanse en gedeeltelijk in Britse handen zou zijn gebleven, zou de machtsstrijd tussen deze drie politieke actoren de nieuwe Amerikaanse natie hebben verhinderd om meer te worden dan een regionale macht. Het was omdat alle tijdszones van het continent onder één bewind werden samengebracht, dat Amerika zich kon concentreren op zijn economische ontwikkeling, en en passant een wereldmacht kon worden.

Als Europa laten we zeggen over veertig jaar een belangrijke, welvarende regionale macht wil zijn, heeft het geen keuze: dan moet het experiment van de Europese Unie tot aan Turkije worden doorgetrokken. Dan moet het voormalige Joegoslavië worden omringd met stabiele, democratische staten, zodat het niet meer zo van belang is wat er in Joegoslavië zelf gebeurt – een crisis blijft dan beheersbaar, en ooit zal het geweld wel ophouden.

In Balkanschimmen voorspelde u, nog voor er één schot was gelost, de totale desintegratie van Joegoslavië. We zijn nu vier oorlogen later. In Macedonië probeert het leger de etnisch Albanese rebellen te verdrijven. Wel is de kwade genius van de Balkan, Slobodan Milosevic, van de macht verdreven. Bent u nu optimistischer?

Kaplan: Ja, ondanks het geweld in Macedonië. Niet alleen is Milosevic weg, in Kroatië is ook Franjo Tudjman verdwenen. Zowel in Kroatië als in Servië heb je nu onstabiele, erg zieke democratieën. Maar dat is al een vooruitgang. Portugal is na de Anjerrevolutie van 1974 ook meer dan tien jaar onstabiel geweest. Ook in Bosnië is het ergste wel achter de rug. Kosovo en Macedonië, dat is natuurlijk een ander verhaal. Op korte termijn ziet het er daar niet rooskleurig uit. Maar toch: als Bulgarije de kans krijgt zich verder te integreren in het Westen en we Griekenland en Roemenië steunen, zal de huidige crisis uiteindelijk onbeduidend zijn – hoe hard de media er ook over schreeuwen.

Moeten we ons echt zorgen maken dat Bulgarije en Griekenland betrokken kunnen raken bij het geweld in Macedonië?

Kaplan: Je moet altijd op het ergste voorbereid zijn, zo vermijd je het beste rampen. En Bulgarije is nog onstabiel, en Griekenland zou kunnen overreageren. Maar het hoeft niet uit de hand te lopen. Wel zal het erg moeilijk zijn om de opstand definitief de kop in te drukken – om een heel specifieke reden waarover ik nog zeer weinig in de pers heb gelezen: de Albanese rebellen beweren wel dat ze opkomen voor de rechten van hun minderheid, maar in feite vechten ze voor de controle over de wapenhandel, de drugshandel, de prostitutiehandel vanuit de regio naar Centraal-Europa. Misdaad en legitieme eisen gaan hier hand in hand. Je kunt deze mensen dus geen voldoening schenken. Dus denk ik dat ze inderdaad moeten worden verslagen. Het beste zou zijn dat de NAVO haar troepen erbuiten houdt, maar de Macedonische regering wel alle hulp geeft om het werk zelf te kunnen opknappen.

De Roemenen en de Bulgaren smeken Europa, schrijft u, hen niet te vergeten. Maar wat hebben deze landen Europa te bieden?

Kaplan: Eerst en vooral omringen ze het voormalige Joegoslavië. Daarnaast grenzen ze allebei aan de Zwarte Zee, waarlangs de georganiseerde misdaad het grootste gedeelte van haar smokkelwaar uit Rusland vervoert – door de integratie van Roemenië en Bulgarije heeft Europa meer controle op die smokkelroute. Roemenië en Bulgarije verbinden de NAVO met Turkije. En ze overbruggen een culturele scheidingslijn: ze brengen de orthodoxe wereld binnen in de NAVO.

U beklemtoont dat er nu eenmaal verschillende culturen zijn, en dat die verschillen de samenwerking tussen landen sterk kunnen bemoeilijken. Kan de orthodoxe cultuur in het NAVO-bondgenootschap verder worden geïntegreerd?

Kaplan: Culturele verschillen bestaan, het heeft geen zin dat feit te ontkennen. Maar soms kunnen er wel bruggen worden gebouwd. Je kunt ook niet helemaal pragmatisch denken. Een bepaalde graad van idealisme is positief, al was het maar om je eigen publieke opinie te inspireren. Rusland is geen haalbare kaart, maar de integratie van Roemenië en Bulgarije lijkt mij mogelijk. Het zijn geen reusachtige landen, ze zijn niet zo arm als Rusland, hun politiek is stabieler. Ze zijn er niet slechter aan toe dan Griekenland was toen het in de NAVO opgenomen werd in 1952.

Hoe zou u het cultuurverschil tussen West en Oost definiëren?

Kaplan: Wat het Westen onderscheidt van de rest van de wereld zijn niet zozeer ideeën als wel instellingen. Amerika wordt een optimistisch land genoemd, maar uiteindelijk functioneert het op basis van instellingen die door pessimisten zijn uitgedacht. Hamilton en co zorgden ervoor dat de macht opgesplitst werd: tussen de federatie, de staat en de gemeenten, tussen de president ook, het parlement en het gerecht. Iedereen werkt elkaar tegen en zo krijgt niemand te veel macht. Ook in de Europese Unie is de macht verdeeld over verschillende niveaus en instellingen.

De westerse levensstijl is gebaseerd op instellingen die we in het algemeen vertrouwen, die ons fysieke bescherming bieden, die ons leven organiseren, zodat ieder van ons zijn eigen egoïstische doelstellingen kan najagen zonder dat we ons voortdurend zorgen moeten maken dat iemand ons huis gaat afpakken. Maar buiten het Westen bestaan die instellingen, die wij vanzelfsprekend vinden, gewoonweg niet.

Moet het Westen de rest van de wereld helpen om zulke instellingen op te richten?

Kaplan: Wij kunnen dat niet voor anderen doen. Instellingen komen voort uit de middenklasse. Een middenklasse wordt gecreëerd door een dictator, niet door democraten. Zo gauw de middenklasse groot en sterk genoeg is, gooit ze de dictator eruit. Kijk naar Francisco Franco in Spanje, naar Augusto Pinochet in Chili.

U neemt het op voor de goedmenende autocraat: hij brengt zijn land meer stabiliteit dan door een snelle democratisering kan worden bereikt. Maar moet de democratie toch het uiteindelijke doel blijven?

Kaplan: Dat vind ik wel, maar dan gebruik ik de term democratie in zijn brede betekenis. Het gaat er mij niet om of een land een verkozen president of premier heeft. Wel heeft een land uiteindelijk vrije instellingen nodig, die door de bevolking en de media kunnen worden bekritiseerd, die kunnen evolueren – uiteindelijk moet ieder land een civil society krijgen.

Het eerste ‘Oosterse’ land waarlangs uw tocht u voerde, was Turkije. U voorspelt dat dit land de komende decennia een zeer belangrijke rol zal spelen.

Kaplan: Turkije heeft al het water in het Midden-Oosten onder controle. Daarmee controleert het eigenlijk de ontwikkelingen in Syrië en Irak. Het heeft ook een zeer strategische ligging – de Bosporus is wellicht een van de meest strategische plaatsen op de wereldbol. Het is én Europees én Midden-Oosters. En het heeft ook culturele affiniteiten met de landen van Centraal-Azië en de Kaukasus, die door de olieontginning aan de Kaspische zee de komende jaren enorm belangrijk zulen worden. En hoe onstabiel het soms mag lijken, Turkije is altijd stabieler geweest dan alle landen eromheen.

Zal het dat ook blijven, nu de wereld er volgens u steeds chaotischer gaat uitzien?

Kaplan: Dat is een pertinente vraag. Men denkt vaak dat armoede opstand en oorlog veroorzaakt, maar het is veeleer economische ontwikkeling die daartoe leidt. Hoe meer ontwikkeling er is, hoe meer de bevolking betrokken wordt bij de politiek, hoe meer eisen ze gaat stellen. Die kunnen meestal niet worden ingelost, met als gevolg dat onlusten allerhande uitbreken.

Turkije komt nu misschien wel in de moeilijkste fase van zijn modernisering. Het heeft tientallen miljoenen inwoners die allemaal hun specifieke politieke eisen hebben. Maar de regering is te gecentraliseerd, te weinig transparant. Ze loopt veertig jaar achter op de bevolking. Turkije heeft meer democratie nodig, niet minder. Turkije is het punt voorbij waarop dictators goed kunnen doen.

U bent zelf een jood, u heeft in uw jonge jaren gediend in het Israëlische leger. Maar het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen boeit u maar met mate.

Kaplan: De Palestijnse kwestie biedt weinig inzicht in de toekomst van de Midden-Oosterse regio. Voor mij gaat het niet om een vredesproces, maar om een scheidingsproces. Wat het uiteindelijke resultaat zal zijn, is allang duidelijk. Zelfs de uiterst rechtse premier Ariel Sharon heeft als strategische doelstelling de terugtrekking van het Israëlisch leger uit een aanzienlijk deel van de bezette gebieden – zodat Israëlische soldaten niet langer toezicht moeten houden op het dagelijks leven van honderdduizenden stenen gooiende Palestijnen. De vraag is enkel nog hoe en wanneer de scheiding zich zal voltrekken. De vraag of Jordanië, Syrië en Irak de komende decennia als staten zullen standhouden, houdt mij meer bezig.

U bent pessimistisch in dat verband. U noemt het Midden-Oosten weleens de Balkan van deze nieuwe eeuw.

Kaplan: Ik neem niet voetstoots aan dat deze staten nog zeer lang zullen bestaan. Wat gebeurt er met Jordanië, met zijn grote Palestijnse bevolkingsgroep, als er eenmaal een onafhankelijk Palestina bestaat? Dat koning Hoessein zijn zoon Abdullah als troonopvolger heeft verkozen boven zijn broer, zegt genoeg: zijn broer was een getalenteerde burgerlijke intellectueel, maar zijn zoon is een veiligheidskerel, een militair. Koning Hoessein zelf was uiterst bezorgd over de stabiliteit van zijn land na zijn dood.

In Syrië is de transitie na de dood van Assad zeker nog niet voorbij. Zijn zoon Bashar is een compromisfiguur waarachter een coalitie van veiligheidschefs zich heeft verenigd. Maar als die veiligheidschefs ooit ruzie beginnen te maken, komen er zware problemen. De etnische gevoeligheden zijn er minder extreem dan in het voormalige Joegoslavië, maar er lopen wel duidelijke breuklijnen door het land. Bovendien weet niemand hoe sterk het fundamentalisme er is.

Irak tenslotte, is momenteel anarchie gemaskeerd als tirannie. Het is zo verdeeld dat het alleen samengehouden kan worden door een brutaal bewind.

U legt ook grote nadruk op demografische factoren.

Kaplan: Het cruciaalste demografische feit is dat terwijl de bevolkingstoename op wereldschaal vertraagt, in het Midden-Oosten het aantal jonge mannen nog altijd dramatisch groeit. Als je weet dat 90 procent van het politieke geweld in de wereld gepleegd wordt door jonge mannen tussen 15 en 29, kun je op basis van dat demografisch gegeven alleen veronderstellen dat het geweld in deze regio zal toenemen. Het zal worden toegeschreven aan politieke oorzaken, maar het zal een andere onderliggende verklaring hebben.

Demografie verklaart trouwens ook voor een deel de chaos op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza: veel jonge mannen met niks om handen – en wier verwachtingen enorm gestegen waren door het ongelukkige vredesplan van de voormalige Amerikaanse president Bill Clinton.

Waarom noemt u Clintons vredesplan ongelukkig?

Kaplan: Omdat Clinton veel te gehaast was. Als je een groot probleem snel-snel wilt oplossen, kun je veel schade aanrichten. Westerlingen hebben vaak die drang om problemen te willen oplossen. Maar meestal is er geen oplossing. Al wat je kunt doen, is langzaam aan een probleem werken. Als er al twintig jaar vrede is op Cyprus, is dat precies omdat men de zaak niet heeft opgelost. Als iemand daar zo hard had geprobeerd vrede te sluiten als Clinton in de Palestijnse kwestie, was er misschien ook op Cyprus massaal bloed vergoten.

Bent u optimistischer nu George W. Bush president is en Ariel Sharon premier van Israël?

Kaplan: Inderdaad. Want Bush staat helemaal niet onder druk. Republikeinen hoeven niet zo nodig een prachtig vredesakkoord. Zij willen na vier jaar gewoon kunnen zeggen: we hebben voor stabiliteit gezorgd. En zoals de havik Richard Nixon toenadering kon zoeken tot China, kan Sharon de kolonisten sneller van de Westelijke Jordaanoever wegkrijgen dan eender welke politicus van de Arbeiderspartij. Ik geloof niet dat er een allesomvattend vredesakkoord komt, de moeilijke problemen – Jeruzalem, de vluchtelingen – zullen onopgelost blijven. Maar het geweld zal ooit ophouden.

In Libanon zag u dat ‘het einde van de geschiedenis niet de democratie of het humanisme is maar het materialisme’. U beschrijft hoe het landje grotendeels gerund wordt als een bedrijf. Kan Libanon model staan voor de rest van de wereld? Neemt de bedrijfswereld het over van de politiek?

Kaplan: Een van de hoofdthema’s van mijn boek is inderdaad hoe de steeds groter wordende macht van bedrijven de notie van staatssoevereiniteit uithollen. Of we dat moeten bestrijden? Bedrijven zijn niet slecht. Ze zijn facts of life. Ze verschaffen de goederen die wij allemaal willen consumeren. Om machtiger te worden, zullen ondernemingen ook menselijker moeten zijn, want dat is de enige manier waarop ze politieke legitimiteit kunnen verwerven. Hoe belangrijker een bedrijf wordt, hoe meer kritiek het moet verwerken. Wie zich niet aanpast, krijgt slechte pers en rechtszaken aan zijn been, en dat betekent uiteindelijk ook minder winst. Je ziet nu toch al dat de bedrijven veel milieuvriendelijker zijn geworden. Eigenbelang zal de ondernemers ertoe brengen om betere wereldburgers te worden.

In de landen rond de Kaspische Zee zal de politiek de komende jaren volledig bepaald worden door wat u de nieuwe zijderoutes noemt: de nieuwe oliepijpleidingen.

Kaplan: Zeker in die regio zal soevereiniteit niet veel meer te betekenen hebben. Je zult er vectoren van welvaart en vectoren van macht krijgen, die nauwelijks rekening houden met staatsgrenzen, maar de nieuwe pijpleidingen zullen volgen. Oliemaatschappijen hebben natuurlijk wel een staat nodig die hen bepaalde goederen kan verschaffen. Maar waar de staat zwak is, zoals in de meeste van de landen rond de Kaspische Zee, zal er een soort van bedrijfssoevereiniteit ontstaan.

Of u het nu heeft over de Balkan of over de Kaukasus en de Kaspische Zee, Rusland lijkt nog altijd de grote vijand te zijn.

Kaplan: Rusland is niet de vijand. Rusland is onstabiel. Het is ingestort omdat het te snel is overgestapt naar een democratie. De term ‘grootmacht’ is een typische term voor het einde van de twintigste eeuw, zo zou ik Rusland vandaag niet meer willen omschrijven. Maar het land blijft wel over atoomwapens beschikken. Ik kan mij ook voorstellen dat Rusland zal herrijzen als een neo-tsaristische regionale macht onder leiding van een goedmenende despoot. Ik zie Rusland ook weer delen van de Kaukasus heroveren, en Polen en de Baltische staten het leven zuur maken. Al zal dat niet meer op dezelfde schaal gebeuren als tijdens de Koude Oorlog.

Eigenbelang is het fundament van een goed buitenlands beleid, zo beklemtoont u. Is de nadruk die sommige westerse politici leggen op mensenrechten en andere humane principes, naïef?

Kaplan: Eigenbelang najagen, zit in de menselijke natuur. Intelligente beleidsmakers gaan daarvan uit. Het politieke discours over mensenrechten en andere principes is vaak bestemd voor de publieke opinie, dat zullen de meeste politici off the record toegeven. Neem het mensenrechtenbeleid van Jimmy Carter. Dat had precies dezelfde bedoeling als de havik-strategie van Nixon: de Sovjet-Unie eronder krijgen. Alleen dacht Carter dat hij nog een sluwere manier had gevonden om dat doel te bereiken.

Op het einde van de Koude Oorlog heerste er in de Europese Unie en in de Verenigde Staten wel een zeker triomfalisme – een gevoel dat men de geschiedenis achter zich had gelaten, dat machtspolitiek gestoeld op eigenbelang minder belangrijk zou worden en mensenrechten een grotere rol zouden gaan spelen. Maar dat was een gevaarlijke veronderstelling. Het respect voor de mensenrechten wordt het beste gegarandeerd door de bevestiging van de macht van het Westen. Het Internationaal Straftribunaal in Den Haag is er maar gekomen dankzij de militaire overwinning van het Westen in de Koude Oorlog. Het is een verlengstuk van en geen alternatief voor de harde politiek-militaire strategie van instellingen als de NAVO en de CIA.

Is ideologie ook een gedemodeerde term uit de twintigste eeuw?

Kaplan: Nee, dat denk ik niet. Er zullen nog veel nieuwe ideologieën het licht zien. En wellicht heel wat onprettige ook. Democratie is niet het laatste woord in de politieke ontwikkeling van de mens. Nieuwe ideologieën komen vaak tot stand na ingrijpende technologische veranderingen. Wanneer die op een of andere manier versmelten met een vigerende filosofische strekking, vormt zich een ideologie. Aangezien we op dit ogenblik opnieuw een technologische revolutie beleven, ben ik ervan overtuigd dat nieuwe ideologen zullen opstaan.

Ik maak me weleens zorgen over de milieubeweging. Sommige van die milieuorganisaties lijken de mens te hebben opgegeven, daarom zijn ze nu vol van het woud. Sommige hebben zelfs neo-fascistische trekjes. Ik overdrijf misschien, maar ik probeer maar te bedenken waartoe het groene fundamentalisme zou kunnen leiden. Maar een nieuwe ideologie kun je je eigenlijk niet voorstellen tot het moment dat ze bestaat. Een Amerikaan die in 1840 leefde, had ook nooit het communisme of het nazisme kunnen verzinnen.

Robert D. Kaplan, Oostwaarts, Het Spectrum/Standaard Uitgeverij. 384 blz., 870 frank (21,57 euro).

Vanavond, woensdag 28 maart, spreekt Robert Kaplan over zijn nieuwste boek in de Beurs van Berlage, in Amsterdam. Organisatie: John Adams Institute. Informatie: 00/31/20/6247280

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content