Hubert van Humbeeck

Of het Midden-Oosten een rustiger jaar zal kennen, hangt voor een groot deel af van Saudi-Arabië en Iran.

In haar zoals altijd voortreffelijke vooruitblik op het nieuwe jaar dacht de redactie van het zakenblad The Economist vorige maand nog dat het in 2016 goed kon komen tussen Iran en Saudi-Arabië. De twee landen aan de oevers van wat aan de ene kant de Perzische en aan de andere kant de Arabische Golf wordt genoemd, betwisten elkaar sinds enige tijd steeds feller het leiderschap in de regio. Ze doen dat ook op religieuze gronden: Saudi-Arabië is de leidende soennitische natie, terwijl in Iran de sjiitische strekking in de islam de bovenhand heeft.

Het jaar dat The Economist hoopvol zag beginnen, was geen twee dagen oud toen de geestelijke leider van de sjiitische minderheid in Saudi-Arabië werd terechtgesteld. Het gevolg liet zich raden. Er werd om wraak geroepen en in Teheran werd de Saudische ambassade aangevallen en in brand gestoken. VN-baas Ban Ki-moon verklaarde dat hij ‘verbijsterd’ was.

Het geschil tussen soennieten en sjiieten heeft wortels in de 8e eeuw. In de 21e eeuw staat in de eerste plaats toch politieke en economische macht op het spel. Sinds koning Salman begin vorig jaar in Riyad de troon besteeg, laat het land zich meer gelden. Het akkoord tussen het Westen en de ayatollahs in Teheran over het Iraanse kernprogramma zint de Saudi’s niet. Ze namen ook het voortouw in een brutale, maar weinig geslaagde militaire operatie tegen sjiitische Houthi-rebellen in het buurland Jemen. Enkele weken geleden smeedde Riyad een ‘islamitische militaire alliantie’ voor de strijd tegen het terrorisme, waarbij alleen soennitische landen werden betrokken.

Ondertussen doet Saudi-Arabië met de handrem op mee aan de coalitie tegen de Islamitische Staat (IS). De IS verkondigt een extreme soennitische boodschap, maar kant zich ook tegen het Saudische koningshuis. In Syrië staat Riyad aan de kant van de rebellen, terwijl Teheran het regime van Bashar al-Assad steunt – een alawiet en dus een sjiiet. Ze zijn allemaal bij die oorlog betrokken met oog voor hun eigen belangen en die vallen zelden samen met die van de Amerikanen en de Europeanen.

Dat kan hen moeilijk kwalijk genomen worden. In 1916 verdeelden de Brit Mark Sykes en de Fransman Georges Picot het Midden-Oosten in volle Eerste Wereldoorlog met losse lijnen in het zand onder hun twee landen. Het Sykes-Picotverdrag keek niet naar etnische of religieuze gevoeligheden en schetste zo tegelijk de contouren van vele conflicten die ook vandaag nog worden uitgevochten.

Hubert van Humbeeck

The Economist zag een toenadering tussen Saudi-Arabië en Iran. Twee dagen later lag die hoop alweer aan scherven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content