Wim Blockmans over Karel V, de heerser van een verdeeld rijk, over zijn drijfveren en ambities.

Aan het einde van het gesprek stelt professor Wim Blockmans zelf de vraag: “Waarom denkt u dat we in 2000 keizer Karel herdenken?” Tja, waarom? Omdat het dan vijfhonderd jaar geleden is dat hij geboren werd, omdat 1500 en 2000 zulke mooie, ronde cijfers zijn en de mensen daarvan houden. Enkel daarom? Of ook omdat de man zo’n belangrijke historische figuur was? Want daar gaat het in wezen om. Tijdens het gesprek blijkt dat er in zijn omgeving wellicht interessantere figuren te vinden waren dan de man zelf, de landvoogdessen bijvoorbeeld, tante Margareta van Oostenrijk en Karels zusje Maria van Hongarije na 1530. Die laatste werd enkele jaren geleden herdacht met een dubbele tentoonstelling in Utrecht en Den Bosch. Margareta kwam al een hele tijd niet meer aan bod en dat is spijtig, want zij was een ervaren vrouw met een goede smaak.

Het probleem is echter dat Margareta en Maria vrouwen waren, die in dienst stonden van de Habsburgse dynastie en van de mannen: hun vaders, zonen, neven. Waarom dan Karel herdenken? Omdat hij dé erfgenaam was van een “wereldrijk” én omdat hij tevens de keizer was die toevallig op een keerpunt in de geschiedenis hier is geboren. De Renaissance brak ook in Noord-Europa door, de ontdekkingsreizen maakten de wereld almaar toegankelijker, de boekdrukkunst hielp bij de verspreiding van ideeën, ook ketterse, wetenschappen zoals de cartografie en de geneeskunde zorgden voor nieuwe toepassingen.

Het gesprek met professor Blockmans over Karel V had niet de bedoeling de levensloop van de keizer te beschrijven, zijn krijgstochten te situeren, zijn vrienden en vijanden te benoemen of zijn privé-leven uit te pluizen. Dat zal allemaal nauwkeurig verteld worden in de grote expositie die op 6 november in de Gentse Sint-Pietersabdij opengaat. Wel wilden we de drijfveren achter het handelen van de keizer blootleggen en enkele vastgeroeste ideeën over de man en zijn rijk uit de wereld helpen.

Zoals het verhaal van zijn geboorte, waarmee Louis Paul Boon zijn Geuzenboek (1979) begint; “Het gebeurde om vier uur in een prille ochtend der maand februari van het jaar 1500, toen de stad Gent nog sliep. Johanna van Castilië, de Spaanse, die men weldra om verholen staatsbelangen de ‘Waanzinnige’ zou noemen, was in de laatste ogenblikken harer zwangerschap (…) Met de hooggezwollen buik liet ze zich nog even op de nachtpot brengen, en daar neerzittend bracht zij haar tweede kind ter wereld, haar zoon die men Karel zou noemen. Het was belachelijk, grotesk en afschuwelijk: uit de vuilnis van een nachtpot moest men deze oprapen die de grote Keizer Karel zou worden, de laatste vorst van het grote Bourgondische Rijk, de heerser die met aan niets te vergelijken hoogmoed zou zeggen: ‘In mijn land gaat de zon nooit onder.’ ”

Geconfronteerd met het verhaal moet professor Wim Blockmans glimlachen: “Het is natuurlijk een mooi literair beeld, het contrast tussen de ‘vuilnis’ en de ‘grote keizer’, maar er is geen enkel bewijs dat zoiets echt gebeurd is. Het is trouwens een oud verhaal. De geboorte van keizer Karel zal wel een gewone geboorte geweest zijn. Zijn moeder had immers al een kind, Eleonora, en alles zal wel goed voorbereid zijn geweest.”

“Het rijk waar de zon nooit onderging” is nog zo’n cliché?

Wim Blockmans: Dat werd vroeger al gezegd over de grote rijken in het Verre Oosten. Maar het klopt wel dat in Karels tijd de terminologie weer opgang maakte en ingepast werd in de legitimerende propaganda rond zijn persoon. Trouwens, het rijk van Karel was niet het belangrijkste van dat ogenblik en ook niet het meest ontwikkelde. Dát is pas een cliché. Het Chinese rijk van de Ming-dynastie, het rijk van de Mogols in Indië en het Ottomaanse rijk waren economisch en cultureel veel belangrijker. En dat zou nog een tijdje zo blijven. Pas na 1800 kwam er een Europees overwicht in de wereld.

Was Karel V “de grote Keizer” over wie Boon het heeft? Als jongeman zag hij er nochtans verschrikkelijk uit. Uit portretten van rond 1515-’16 komt hij naar voren als een wat sullig personage, met zijn lange haren en die vooruitstekende “Habsburgse” kin.

Blockmans: Hij had inderdaad zijn uiterlijk niet mee. De Venetiaanse ambassadeurs konden er niet over zwijgen. Was dat nu die belangrijke figuur, met die kleren en dat uiterlijk? En hij sprak nog slecht ook. Omstreeks 1529 komt er dan toch verandering in dat beeld. Karel was een laatbloeier. Pas rond die tijd bereikte hij enige politieke maturiteit en zijn persoonlijkheid kreeg vorm. Toen hij naar Italië ging om er tot keizer te worden gekroond, konden zijn Italiaanse raadgevers hem ertoe bewegen zijn uiterlijk te veranderen om modern en respectabel over te komen bij de Italianen. Karel, zich stilaan van zijn waardigheid bewust, zocht inspiratie bij Marcus Aurelius, wiens ruiterstandbeeld in het centrum van Rome stond.

Naar het voorbeeld van deze Romeinse keizer liet hij zijn haar knippen en kweekte een volle baard. In die periode werd uit de antieke puinen van Rome een “Hercules” opgehaald en ook die antieke held inspireerde Karel. Hij koos de “Zuilen van Hercules” als embleem, met Plus Oultre als devies. Hij wou “Nog verder” gaan dan Hercules, groter en sterker zijn. In de Oudheid werden met de term “Zuilen van Hercules” twee uit de zee oprijzende rotsen in de Straat van Gibraltar aangeduid, zodat zijn devies ook verwijst naar de ontdekkingsreizen en de kolonisatie van Centraal- en Latijns-Amerika. Overal verschenen dat devies en dat embleem, op wapenschilden, prenten en medailles. “Image building” heet dat. En Karel had dat nodig, temeer daar zijn grote Europese rivalen, Frans I van Frankrijk en Hendrik VIII van Engeland wel imposante figuren waren. Beiden waren enkele jaren ouder en hadden een sterke uitstraling.

Karel V startte dus met een handicap. En hij werd daarbij niet altijd goed gediend door zijn omgeving. Toen hij bijvoorbeeld in 1517 naar Spanje ging om er koning te worden, was hij vergezeld van raadsheren uit de Nederlanden. Die hebben zich daar onbehouwen gedragen en schandalig verrijkt. Meteen braken er overal opstanden uit. Ook in de Nederlanden, in Italië en in de Duitse gebieden waren er altijd weer opstanden.

Blockmans: Precies. Karel moest voortdurend brandjes blussen. Zijn rijk was een lappendeken, met de Nederlanden, de Duitse, Oostenrijkse en Hongaarse gebieden, Noord-Italië, de koninkrijken Castilië en Aragon en het koninkrijk der Beide Siciliën met Napels als hoofdstad. Frankrijk lag daar middenin en door de jarenlange vete tussen Karel V en Frans I moest elke reis van, zeg maar, de Nederlanden naar Spanje over zee gebeuren of via een omweg.

Was dat rijk wel bij elkaar te houden?

Blockmans: Karel stelde zichzelf die vraag op het einde van zijn leven. In zijn afscheidsrede vroeg hij zich openlijk af of hij er wel goed aan gedaan had de keizerskroon te aanvaarden. Het was niet uit persoonlijke ambitie, beweerde hij, maar hij moest het doen in de goede Habsburgse traditie. Hij moest nu eenmaal zijn landen beschermen en als hij geen keizer werd, zou wellicht Frans I het geworden zijn.

Uiteindelijk kwam hij voor een onbeheersbare situatie te staan. Vandaar ook dat zijn rijk na zijn troonsafstand gesplitst werd, Spanje met de Italiaanse en Nederlandse bezittingen ging naar zijn zoon Filips II, de Duitse gebieden naar zijn broer Ferdinand, die keizer werd.

Op religieus vlak komt Karel in aanvaring met de protestanten, de volgelingen van Luther in de eerste plaats. Maar de roep om hervormingen klonk toch al langer binnen de kerk zelf?

Blockmans: Luther was geen breuk in de geschiedenis van de kerk. Al een paar eeuwen was er vraag naar verandering, een terugkeer naar de traditionele waarden van de eerste kerk. Jan Hus (rond 1410-75) was daar in Bohemen een pleitbezorger van en ook de volgelingen van Franciscus en Dominicus wilden terug naar de “armoede”. De kerk in de dertiende eeuw was nog flexibel genoeg om de bedelorden in haar schoot op te nemen, maar rond 1500 miste ze die flexibiliteit. De pausen waren wereldse vorsten, uit de families Borgia en Medici, die eerder met hun Pauselijke Staten begaan waren dan met het lot van de kerk. Karel drong vanaf 1521 zelf herhaaldelijk aan op het bijeenroepen van een concilie, waar naar hij hoopte over hervormingen binnen de kerk kon worden gepraat. Het Concilie van Trente halfweg de eeuw kwam veel te laat.

Wat trok de mensen aan in de nieuwe ideeën van Luther, Calvijn en de wederdopers?

Blockmans: De middeleeuwse kerk was zeer werelds. De bedienaars waren vaak niet of nauwelijks geletterd. Voorbeelden waren het niet. Daartegenover stonden de nieuwe predikers, die overtuigde mensen waren en die overtuiging wisten over te brengen. Zij lieten een eerlijker indruk na dan de officiële bedienaars. De boekdrukkunst zorgde daarnaast voor een gemakkelijke en snelle verspreiding van de nieuwe ideeën. Vandaar ook dat zij in intellectuele kringen vrij snel een grote aanhang hadden. Erasmus, bijvoorbeeld, had wel enige sympatie voor de leer van Luther, al zou hij de officiële kerk nooit verlaten. Luther zelf droeg geschriften op aan Maria van Hongarije, de verstandige zus van Karel, van wie gefluisterd werd dat zijzelf “lutherienne” was. In Duitsland was de helft van de keurvorsten weldra protestants.

Karel kon dat niet verhinderen. Hij had ook de middelen niet om ertegen op te treden. Hij moest uiteindelijk de regel “cuius regio illius religio” tolereren, waardoor de religie van de plaatselijke vorst de officiële religie van het gebied werd. In Spanje lag dat anders. Daar stelde de inquisitie al langer de wet en die vervolgde niet enkel “ketters” maar ook joden en Moren. Toen de Spaanse heersers die inquisitie ook in Napels en in de Nederlanden wilden invoeren, werd dat door de bevolking afgewezen. Bij ons werden de “plakkaten” berucht, met telkens weer strengere verbodsbepalingen, waaraan ook sancties verbonden waren. In 1523 al hadden in Brussel de eerste terechtstellingen plaats. Uiteindelijk zouden tijdens de regering van Karel V in de Nederlanden enkele honderden ketters worden terechtgesteld. De grote vervolging was voor later, met de hertog van Alva en de bloedrechtbanken.

Keizer Karel en de kunst. De portretten die Titiaan van Karel maakte, laten vermoeden dat de keizer een mecenas was, maar ook dat moet in vraag worden gesteld.

Blockmans: Karel liet dan wel portretten van zichzelf schilderen, maar een mecenas zoals Frans I was hij niet. Die liet verfraaiingen uitvoeren aan de kastelen van de Loire en gaf zelfs opdracht voor de bouw van Fontainebleau. Hij nodigdeLeonardo da Vinci uit om aan zijn hof te werken. In de Nederlanden gebeurde ook wel wat, maar het was haast nooit op initiatief van Karel. Margareta van Oostenrijk, de eerste landvoogdes, hield nog hof in Mechelen. Als belezen vrouw had ze er een formidabele bibliotheek, die grotendeels een Bourgondische erfenis was. Na haar dood werd zij vervangen door Maria van Hongarije, die al vrij jong weduwe geworden was van koning Lodewijk van Hongarije. Alhoewel zij jonger was dan Karel, keek hij wel naar haar op. Zij was intelligent en artistiek aangelegd, en zij had ervaring in staatszaken.

In Hongarije en in Innsbruck was Maria in contact gekomen met de Italiaanse Renaissance en die wilde zij ook in de Nederlanden invoeren. Zij vestigde haar hof in haar geboortestad Brussel, waar zij het oude paleis van de hertogen van Brabant en de Bourgondiërs grondig liet verbouwen en verfraaien. In Binche liet zij een buitenverblijf bouwen en in Mariemont een jachtslot. Zij gaf opdrachten aan schilders, beeldhouwers en tapijtwevers. Dat die dan vaak keizer Karel als onderwerp namen, lag voor de hand. Hij was uiteindelijk de keizer.

Keizer Karel kreeg het flink aan de stok met de Gentenaars, die aan hem de bijnaam “stroppendragers” te danken hebben. Zij weigerden hem een nieuwe “bede”, een nieuwe belasting en hij kwam persoonlijk naar zijn geboortestad om hen mores te leren. Waarom pakte hij Gent zo streng aan?

Blockmans: Zijn houding tegenover Gent was niet zo uitzonderlijk als soms gedacht wordt. Trouwens, de Gentenaars hadden een lange traditie van opstand tegen de vorsten. Na de Slag van Gavere in 1453 pakte Filips de Goede de Gentenaars ook streng aan. Toen al werd een delegatie verplicht in haar hemd de hertog om genade te vragen. Tussen 1485 en 1492 heeft Maximiliaan van Oostenrijk de stad tweemaal belegerd. Gent moest telkens door de knieën gaan, maar de opstandige houding bleef leven. De manier waarop Karel Gent aanpakte was ook niet eenmalig.

In Spanje en Duitsland had hij opstandige steden op een vergelijkbare manier aangepakt. In Utrecht herinnert “Vredeburg” nog altijd aan de dwangburcht die Karel er liet bouwen, net als in Gent waar het “Spanjaardenkasteel” verrees op de grondvesten van de toen gesloopte Sint-Baafsabdij en het dorp van Sint-Baafs. Op de achtergrond speelde telkens het conflict tussen de autonomie en de privilegies van de steden, en de wil tot centralisatie van de Bourgondische en Habsburgse vorsten. Die wilden de autonomie van de steden en het medezeggenschap van de gilden breken, en de politieke participatie van de Staten-Generaal of “Cortes” uitschakelen. In Duitsland kon Karel de Rijksdag niet de baas.

Paul Dossche

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content