‘De IS behandelde ons als beesten’

LUIS MUNAR: 'Elke dag werd er iemand uit de cel gehaald. Die zagen we nooit meer terug.' © Belga
Joanie De Rijke
Joanie De Rijke Medewerkster Knack

Vorige maand verdwenen weer drie Spaanse reporters in Syrië. Luis Munar werd in 2013 gevangengenomen door de IS, maar wist te ontsnappen: ‘We waren ervan overtuigd dat we allemaal zouden sterven.’

Luis Munar is een van de weinigen die over zijn ontvoering en gevangenschap wil vertellen. In 2012 besloot hij de toen nog gematigde rebellen te helpen in hun strijd tegen de Syrische president Assad. De voormalige F18-piloot van het Spaanse leger en veiligheidsexpert trok naar de provincie Idlib om zijn militaire kennis te delen met de rebellen. Ruim een jaar later werd hij gevangengenomen door de IS.

‘Ik ben in 2012 naar Syrië vertrokken omdat ik iets goeds wilde doen’, zegt Munar. ‘Ik zag hoe Syrische jongemannen hun studieboeken verruilden voor een kalasjnikov om te strijden voor hun vrijheid. De meesten hadden geen militaire training, ze raakten gewond of stierven, ze hadden geen enkele kans tegen het professionele Syrische leger. Ik trok naar de Turkse grens waar een Syrische actiegroep me in contact bracht met de rebellen. Ik leerde hun gevechtstechnieken; hoe ze zich tegen sluipschutters konden weren, en hoe ze gevechtsvliegtuigen konden neerschieten.’

Munar reisde een jaar lang heen en weer tussen Spanje en Syrië. In 2013 begon hij ook met humanitair werk. Door de komst van de IS werd het steeds gevaarlijker voor buitenlanders in Syrië, maar Munar bleef: ‘Ik werkte in een vluchtelingenkamp in Atma, vlak bij de Turkse grens. Ik legde sanitaire voorzieningen aan. Op een dag hadden we gereedschap en benzine nodig, en werden we bij een controlepost aangehouden door IS-strijders. Ze dwongen ons in hun wagen te stappen. Onze handen werden vastgebonden en we kregen een zak over ons hoofd. Die ging er pas af toen we in een donkere cel werden gedropt. Er zaten nog mensen, allemaal Syriërs. We hebben er een week vastgezeten. De IS behandelde ons als beesten. We hebben één keer water gekregen, de eerste dag. Daarna niets meer. Uit nood moesten we onze eigen urine drinken. Voedsel was er niet. Elke dag werd er iemand uit de cel gehaald. Die zagen we nooit meer terug. We waren ervan overtuigd dat we allemaal zouden sterven.’

Maar Munar had geluk. Een week na zijn opsluiting brak een gevecht uit tussen de IS en het Syrische regime. ‘We hoorden onze bewakers schreeuwen en naar buiten rennen’, vertelt hij. ‘We zijn met z’n allen meteen tegen onze celdeur beginnen te beuken. We namen de wapens die in de gang lagen, en renden zo snel mogelijk weg. Toen de bewakers ons wilden tegenhouden, heb ik geschoten. Ik weet niet hoeveel keer, maar ik zag twee mannen neervallen. Het enige wat door mijn hoofd ging, was dat ik daar levend moest zien weg te komen. In de chaos konden we gemakkelijk de stad uit raken. Ik verstopte me in de velden en wachtte tot het donker werd. Dan heb ik het op een lopen gezet. Mijn vrienden in Atma hebben me naar Turkije teruggebracht. Het was de laatste keer dat ik naar Syrië geweest ben. In Spanje ben ik ruim dertig kilo afgevallen. Ik heb het heel moeilijk gehad, nog steeds trouwens. Alleen het feit al dat ik mensen heb neergeschoten toen ik ontsnapte, heeft me getekend.’

‘Ik hoop dat de drie Spaanse journalisten zo snel mogelijk vrijkomen. Als ze door Al-Nusra gevangengenomen zijn, worden ze niet onthoofd. Die eisen losgeld. En de Spaanse regering betaalt, dat is bekend.’

Joanie de Rijke

‘We hebben maar één keer water gekregen. Uit nood hebben we onze eigen urine moeten drinken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content