Gaius Julius Caesar, staatsman, veldheer en schrijver, sprak tot de verbeelding van menig literator. De bewogen carrière van deze pontifex maximus was goed voor vermeldingen in het werk van Dante, Voltaire, Shaw, Brecht en Wilde. En dan is er uiteraard ook nog Julius Caesar, waarin Shakespeare het republikeinse complot dat in 44 voor Christus leidde tot de gewelddadige dood van de Romeinse alleenheerser in kaart brengt. Een nogal bloederige Elizabethaanse tragedie die door de Engelse bard echter met de nodige ironie werd gelardeerd. Zo roept “samenzweerder” Cassius na de moordaanslag semi-verbolgen uit: “How many ages hence shall this lofty scene be acted over in states unborn and accents yet unknown?”

Met de voorstelling J.C. formuleert het Nederlandse collectief Dood Paard, dat eerder al Trolius en Cressida (1995) en Titus Andronicus (1997) onder handen nam, een open antwoord op deze retorische vraag. Bij het vertalen en bewerken van de tekst weken Kuno Bakker en Manja Topper niet erg af van het historische origineel. Het is dan ook een nogal conventionele voorstelling geworden die zo af en toe echter danig ontspoort.

Het eigentijdse zit hem vooral in de “eclectische kledij”, de moeilijk thuis te brengen auditieve intermezzo’s (een interview met Elvis, hiphop-lyrics) en de afwijkende, absurdistische details. Zo wordt Caesar niet doodgestoken, maar sterft hij een groteske dood na een hele reeks buitelingen op een met shampoo ingesmeerde ondergrond. Een hele tijd later wordt de verjaardag van Cassius gevierd met champagne en gezang, waarbij de auteurs uiterst nadrukkelijk “uit hun rol vallen”. Met dit soort hilarische interventies wordt de geladenheid van het oorspronkelijke stuk genadeloos doorgeprikt en lijken de spelers, in aloude Shakespeariaanse traditie, te onderstrepen dat de ironie van het tragische in zijn komische kern vervat zit.

Qua toon en geest sluit de versie van Dood Paard dan ook nauw aan bij de moedertekst. Ook hier wordt de aanslag op Caesar niet alleen ingegeven door idealistisch verzet tegen het principe van de alleenheerschappij, maar ook door kleinmenselijke afgunst en jaloezie. Een nogal onduidelijke karaktertekening verhindert echter dat het contrast tussen de “onbaatzuchtige” dadendrang van Brutus (“de reden om hem (Caesar) te breken, is niet persoonlijk maar politiek”) en de opportunistische motieven van zijn medestanders voldoende uit de verf komt.

Hoewel er verder weinig aan te merken valt op de acteerprestaties, had een beetje snoeiwerk ongetwijfeld een voorstelling met meer vaart opgeleverd. De scènes na de dood van Caesar worden immers nodeloos uitgesponnen, waardoor je bijna opgelucht ademhaalt wanneer het eindsignaal weerklinkt.

“J.C.”, 12/1, de Velinx, Tongeren; 17-18/1, Stuc, Leuven; 25-26/1, Vooruit, Gent; 29/1, de Werf, Brugge.

Ann Demeester

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content