Recep Tayyip Erdogan mag van de Turkse kiezer verder besturen. Het land speelt met hem een eigen rol in de wereld.

Aan zelfvertrouwen geen gebrek. Recep Tayyip Erdogan won met zijn Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) de parlementsverkiezingen en begint aan een derde ambtstermijn als eerste minister van Turkije. Zelf zei hij daarover dat hij in zijn eerste ambtstermijn nauwelijks meer dan een leerling was, die zich in een tweede ambtstermijn kon vervolmaken. Hij neemt zich voor om de volgende jaren uit te groeien tot een meester. Geheel in dezelfde stijl noemt zijn aanhang hem nu alvast grootmeester.

De AKP behaalde net geen vijftig procent van de stemmen en een ruime meerderheid van het aantal zetels in het parlement, maar eigenlijk mikte Erdogan hoger. Hij wou graag een tweederdemeerderheid om zonder overleg met andere partijen een nieuwe grondwet voor Turkije te kunnen schrijven. De huidige tekst is nog van de hand van de generaals, die begin jaren tachtig de macht grepen. Een nieuwe grondwet zou oog moeten hebben voor meer rechten en vrijheden, ook voor de minderheden in het land – lees: vooral de Koerden. Maar niet alleen greep Erdogan naast zijn tweederdemeerderheid, hij komt uiteindelijk ook een paar zetels te kort om een voorstel van grondwet bij referendum aan het volk te kunnen voorleggen. Een referendum dat hij moeiteloos zou winnen.

Het merkwaardige is dat precies deze subtiele uitslag van de Turkse verkiezingen internationaal opgelucht werd onthaald. De AKP zorgt voor politieke stabiliteit en economische vooruitgang, maar Erdogan zelf is niet vrij van autoritaire trekjes. Hij had een grondwet voor ogen die Turkije een sterk presidentieel regime zou bezorgen naar Frans model, met zichzelf als president. Dat hij nu een ruimere consensus moet zoeken, kan een tekst opleveren die door meer Turken wordt gedragen. De Koerdische partij kan helpen, die ook met winst uit de stembus kwam. Een oplossing voor de oude Koerdische kwestie zou Turkije alleen sterker maken.

Want niemand onderschat de prestatie van Erdogan. Voor het eerst sinds de val van de sultan en de oprichting van de Turkse republiek bijna honderd jaar geleden speelt Turkije weer een rol van betekenis. De AKP laat zien dat een islamistische partij best in staat is om zich te voegen naar de regels van de democratie. Turkije kan en wil graag een voorbeeld zijn voor de nieuwe Arabische wereld, en dat is ook de rol die leiders in het Westen het land graag willen zien spelen. Maar omdat het zich weinig welkom voelt bij de Europese Unie verlegde Turkije de focus al enige tijd naar de eigen regio, waar het op ontwikkelingen kan wegen. De toetredingsgesprekken met de Unie liggen al een tijd zogoed als stil, eigenlijk vooral omdat Frankrijk en Duitsland het met het volkrijke moslimland in Brussel niet zien zitten.

Het is ondertussen niet meer zo zeker of Turkije zelf wel echt bij de Unie wil. Misschien speelt het liever de rol van regionale grootmacht. Soms alleen, soms in samenspraak met de NAVO en Europa. Het kan een brug slaan naar landen zoals Iran en Syrië, maar het is ook nodig als tussenstation voor de doorvoer van olie en gas uit de Kaukasus. Turkije zit stilaan in de comfortabele positie dat het kan kiezen. Die ontwikkeling is nieuw en ze is de verdienste van Recep Tayyip Erdogan.

door Hubert van Humbeeck

Voor het eerst sinds de val van de sultan telt Turkije weer mee.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content