Het is acht uur ’s ochtends en we bevinden ons in de buurt van een school : dubbelgeparkeerde auto’s, kinderen die tussen de wagens door slalommen en ouders die er geen graten in zouden zien om hun kroost tot op de speelplaats te rijden… En dan vragen zij zich af waarom het toch altijd zo’n chaos is aan de schoolpoort.

Het is elke ochtend hetzelfde : als je in de buurt van een school rijdt, kan je er donder op zeggen dat je in een grote verkeerschaos terecht komt. De oorzaken ? In de eerste plaats het feit dat men er vroeger blijkbaar van uitging dat onderwijsinstellingen in hartje stad moesten gebouwd worden. Kerk en school mooi naast mekaar. Maar ja, kon men toen al vermoeden dat de bevolking zo sterk zou aangroeien, dat de verstedelijking zou toenemen, dat de auto zo belangrijk zou worden en dat het openbaar vervoer aan populariteit zou inboeten ? Een tweede oorzaak ? Het stille genoegen dat wij erin scheppen om verkeersregels te omzeilen. Een Belg die gekonfronteerd wordt met een verbod, slaat meteen rood uit. Het is bijna een reflex geworden, een tweede natuur. Verboden te parkeren ? Dààr laten we onze wagen achter. Een bord dat ons vraagt om rekening te houden met de nabijheid van een ziekenhuis ? Waarom zou ik hier niet even mogen optrekken ? Alleen voor plaatselijk verkeer ? Ik moet daar toch ergens in de buurt zijn…

En het lijkt erop dat dergelijke frustraties precies in de schoolomgeving aan de oppervlakte komen. Toegegeven, er staan vaak zoveel verkeersborden dat er uiteindelijk geen greintje aandacht meer aan geschonken wordt. Wat echter vaak vergeten wordt, is dat de kinderen de eerste slachtoffers zijn van deze situatie. Uit cijfers blijkt immers dat voetgangers van 3 tot 10 jaar en fietsers van 10 tot 18 jaar de kwetsbaarste groepen in het verkeer vormen.

LAKSHEID ?

Dezelfde cijfers tonen aan dat het totaal aantal lagere schoolkinderen dat bij een ongeval betrokken wordt, in drie even grote groepen verdeeld kan worden : kinderen vergezeld van hun ouders, kinderen die op hun eentje naar school gaan en kinderen die zich in groep (leeftijdsgenoten) verplaatsen. Hetzelfde geldt voor de plaatsen waar de ongevallen gebeuren : een derde in de buurt van de schoolpoort, een derde in de woonomgeving en een derde op de schoolroute.

Deze cijfers maken het werk van verkeersspecialisten er niet gemakkelijker op. Een eventuele oplossing moet immers met al deze groepen en faktoren rekening houden.

“Het is haast traditie geworden om bij het begin van het nieuwe schooljaar speciale aandacht te besteden aan de verkeersproblemen van de scholieren. ” Dat schreef één van onze Verkeersministers ooit. Deze uitspraak berust niet alleen op ongerustheid, maar ook – en vooral – op een gevoel van onmacht. Het is immers een problematiek waarbij verschillende partijen betrokken zijn – kinderen, ouders, scholen, lokale overheden – waardoor elke oplossing moet gebaseerd zijn op gemeenschappelijk overleg. Als het om verkeersveiligheid gaat, steken we immers ons egoïsme, onze koppigheid, luiheid en slechte wil niet onder stoelen of banken. “Maatregelen ? Natuurlijk zijn die nodig. Ze mogen zelfs streng zijn. ” Maar o wee als dan uiteindelijk blijkt dat ze ook ónze vrijheid aantasten. Op die manier komt er nooit een oplossing. Belangrijk is een bereidheid tot samenwerking van alle partijen, zonder dat daarbij verantwoordelijkheden doorgeschoven worden. Want zo gaat het meestal. De school beschuldigt het gemeentebestuur van laksheid. Het gemeentebestuur verwijt de school een gebrek aan redelijk inzicht. “De maatregelen die een gemeente neemt, maken deel uit van een globaal verkeersplan. ” Zo klinkt het op het stadhuis. “Als we voor de scholen een uitzondering toestaan, komen andere drukbezochte instellingen ons binnen enkele weken ook om specifieke maatregelen vragen. En dan wordt de situatie helemaal onoverzichtelijk. Aan een duidelijke signalisatie, snelheidsremmers en snelheidsbeperkingen kan eventueel gedacht worden, op voorwaarde dat deze maatregelen passen in het totale verkeersplan. “

“Niet akkoord”, replikeert de school : “wij zijn een apart geval waarvoor dus ook specifieke maatregelen vereist zijn, en dit in de eerste plaats omdat de leeftijdsgroep waarmee wij te maken krijgen extra bescherming nodig heeft. ” “In dat geval”, aldus de burgemeester, “moeten direktie en lerarenkorps zelf instaan voor de veiligheid van hun ‘klanten’. ” Een eindeloze diskussie ? Soms. Maar tegelijk ook het bewijs dat er duidelijk sprake is van overlappende verantwoordelijkheden en dat alleen een gezamenlijke aanpak soelaas kan brengen.

EEN HEEL PROCES

Als men maatregelen wil nemen om de schoolomgeving veiliger te maken, moet men vier elementen voor ogen houden : het individueel verplaatsingsgedrag van de scholier, het verkeersgedrag van de leerlingen, het verkeersgedrag van de andere weggebruikers en de verkeerstechnische inrichting van de schoolroute. De onderlinge band tussen deze vier faktoren maakt dat alleen een geïntegreerde oplossing vruchten kan afwerpen.

We moeten er geen doekjes om winden : de eerste faktor, het verplaatsingsgedrag en dus ook de vervoerkeuze, zal altijd bepaald worden door gemakkelijkheidsoverwegingen. Aan het individueel verkeersgedrag van de scholier kan daarentegen wel iets gedaan worden. Uitgangspunt daarbij is dat scholieren bewust moeten gemaakt worden van de mogelijke risico’s. Bij leerlingen die op hun eentje naar school gaan, kan dat bijvoorbeeld gebeuren door hen eerst te begeleiden en hen te wijzen op gevaarlijke kruispunten, eenvoudige oversteekplaatsen, enz. Maar of ze het geleerde daarna ook daadwerkelijk toepassen ? Bijvoorbeeld als ze met leeftijdsgenoten op stap zijn ? Ze komen elkaar tegen, beginnen te babbelen of te spelen, merken ineens dat ze te laat zijn en hollen dan maar in ijltempo verder om toch nog tijdig op school te zijn. Maar ook kinderen die het hele trajekt alleen afleggen, zijn even snel afgeleid : een walkman, een videospelletje, te laat vertrokken,… het zijn allemaal faktoren die hen ertoe kunnen aanzetten om zonder omkijken een gevaarlijke weg over te lopen.

Is de optie van sommige gemeentebesturen – namelijk de idee dat de verkeersproblematiek op globaal gemeentelijk vlak moet bekeken, geëvalueerd en opgelost worden – wel zo optimaal ? Dit uitgangspunt betekent zoveel als zeggen dat weggebruikers zich in de schoolomgeving op dezelfde manier gedragen als elders in de gemeente. Want er worden toch geen uitzonderlijke maatregelen genomen. Terwijl men er toch mag van uitgaan dat weggebruikers hun gedrag gaan aanpassen als ze er ondubbelzinnig op gewezen worden dat ze zich in de buurt van een school bevinden. Toegegeven, in een aantal gemeenten heeft men dit ondertussen al begrepen en worden in de onmiddellijke schoolomgeving knipperlichten geplaatst, verkeersdrempels, plateaus of asverschuivingen aangelegd of maakt men de straat autovrij. Allemaal ingrepen die – weer eens – ons gebrek aan hoffelijkheid moeten kompenseren.

Het effekt van dergelijke maatregelen is echter vrij momentaan en lokaal. Een duurzame oplossing impliceert immers ook één of andere vorm van kontrole. En dus de aanwezigheid van politie of rijkswacht. Maar ook dan kan men alleen maar hopen dat de angst voor “het uniform” ook de gewenste gedragsveranderingen teweegbrengt.

BOETES ?

Ervan uitgaan dat geen enkele maatregel honderd procent doeltreffend is, is korrekt maar brengt geen zoden aan de dijk. Men kan zich beter de vraag stellen welk soort maatregelen het meest aangewezen zijn : preventieve, repressieve of een kombinatie van de twee. Het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid pleit alvast voor kontroles gekombineerd met officiële verwittigingen en, indien nodig, boetes. Een systeem waar burgemeesters niet erg tuk op zijn ; zij krijgen dan immers de verbalisanten (lees : kiezers) over de vloer met de vraag of die boete “niet kan vergeten worden”. Verbalisanten die zoiets één keer gedaan krijgen, kunnen het blijkbaar niet laten om het relaas van hun overwinning de hele stad rond te bazuinen, waardoor dit alternatieve PV-circuit zichzelf voortdurend in stand houdt.

Logisch dus dat de politie zelf niet erg happig is op een repressievere aanpak. Ze krijgen er niet alleen een pak slechtgehumeurde overtreders bij, maar bovendien mogen ze hun werk daarna nog eens nietig verklaren. Veel frustraties en paperassen voor niks dus.

De scholen zelf houden er op dat vlak een eerder dubbelzinnige houding op na. Officieel is men voorstander van alle maatregelen die de veiligheid van de kinderen kunnen bevorderen. Maar er klinkt toch ook enige ongerustheid door : wat als ouders-automobilisten het op hun heupen krijgen van de verkeersbeperkingen rond de school en besluiten om hun kinderen naar een “makkelijker bereikbare” school te sturen ?

SANDWICH

En dan zijn er de akties waar kinderen en onderwijzers massa’s tijd en energie IN steken : “sandwichman”kinderen met een verkeersveilige boodschap, met boodschappen versierde papieren vlinders voor foutparkeerders, bloemen voor goed geparkeerde wagens, enz. Het sukses van deze akties is echter meestal van voorbijgaande aard. De kinderen hebben tijd noch zin om deze akties voortdurend te herhalen en houden er uiteindelijk toch een kater aan over.

Matregelen die op het eerste gezicht té vergezocht en te overdreven lijken, zijn – helaas – nog het meest doeltreffend. Kijk bijvoorbeeld naar wat er in sommige kleine dorpen gebeurt. De schoolomgeving staat er vaak vol met betonnen hindernissen en kleurige bloembakken waardoor geen enkele auto nog in de nabijheid van de school kan komen. En wat blijkt ? Na de eerste verbazing en verontwaardiging passen de ouders zich gewoon aan en vinden het uiteindelijk zelfs nog een goede oplossing. Maar hoeveel burgemeesters van grote steden durven zo ver gaan ? Welke prijs willen zij betalen om één of meer straten permanent verkeersvrij te maken ? Eén zaak staat echter vast : als de burgerzin niet meer meewil, is het de beurt aan de politiek.

M.B.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content