De onzekerheid over de toekomst van de euro blijft groot.

De Griekse politiek houdt de wereld in haar ban. Er is nu blijkbaar een akkoord om een overgangsregering van nationale eenheid te vormen. George Papandreou stapt op als premier en Lucas Papademos, voormalig voorzitter van de Griekse nationale bank én gewezen vicevoorzitter van de Europese Centrale Bank, zou als technocraat de regeringsleiding overnemen. In februari 2012 zouden er dan nieuwe verkiezingen komen.

Hoe de Griekse politieke scène ook mag veranderen, de Griekse economie hangt meer dan ooit uitgeteld in de touwen. Een steeds verder uitdijende recessie jaagt de werkloosheid door het dak en maakt de begrotings- en schuldsituatie ronduit hallucinant. Het maatschappelijke protest tegen de verarming krijgt steeds scherpere kanten. De interne sanering is evenwel onvermijdelijk. Zij kan enkel draaglijk gemaakt worden door een forse devaluatie van de munt, die de ruimte moet creëren om de export stevig te laten groeien. Griekenland moet dus uit welbegrepen eigenbelang uit de eurozone stappen.

Alle aandacht gaat nu naar de Griekse tragedie, maar eigenlijk vormt die maar een voetnoot in het globale verhaal van de eurocrisis. Voor die stelling zijn er minstens twee argumenten aan te voeren. Ten eerste, Griekenland is een van de kleinste economieën van de eurozone. Twee andere kleinere euro-economieën, Portugal en Ierland, bevinden zich ook in een acute crisis. Vooral Portugal is maar enkele kleine stappen verwijderd van het noodlottige Griekse traject. Op enige afstand volgen dan Spanje en Italië, de vierde respectievelijk derde economie van de eurozone. Valt de problematiek van de drie kleine landen nog te becijferen in honderden miljarden euro’s, met die twee grote jongens erbij praten we onmiddellijk over duizenden miljarden euro’s. Of zoals Nobelprijswinnaar Economie Paul Krugman het al ruim een jaar geleden stelde: ‘De drie kleine economieën zijn de tapas, Spanje is de hoofdschotel.’ Met Italië erbij gaat het om een all you can eat-buffet.

Ten tweede, ook al lost men morgen het Griekse probleem op – en voeg aan de hypothetische lijst van opgeloste problemen dan maar in één keer de andere probleemlanden van dit moment toe – dan nog blijft de Europese monetaire unie opgezadeld met structurele bedreigingen voor haar voortbestaan. De belangrijkste zijn het ontbreken van een politieke unie en het gebrek aan flexibiliteit en mobiliteit op de Europese arbeidsmarkten. Dat laatste element kreeg de laatste tijd minder aandacht, maar blijft een absoluut noodzakelijke voorwaarde om tot een duurzame en efficiënt werkende monetaire unie te komen.

De voorbije twee crisisjaren kon op een haast wetenschappelijke manier worden vastgesteld dat de huidige generatie van euroleiders niet in staat is om op het vlak van de vorming van een politieke unie en de hervorming van de arbeidsmarkten de bakens echt te verzetten. Het mogelijk uit elkaar spatten van de monetaire unie heeft niks te maken met Griekse wantoestanden, wilde speculatie of dreigende financiële markten, maar alles met het politieke onvermogen om de noodzakelijke ingrepen door te voeren.

Door Johan Van Overtveldt

De huidige generatie van euroleiders is niet in staat om op het vlak van de vorming van een politieke unie en de hervorming van de arbeidsmarkten de bakens echt te verzetten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content