De Britse historicus Roger Griffin kreeg vorige week een eredoctoraat aan de K.U.Leuven. Hij verdiept zich al zijn hele leven in het fascisme.
Het is een zware job, maar iemand moet het doen en Roger Griffin doet het al zijn hele leven: fascistische boeken lezen. Uit fascinatie, omdat hij wil begrijpen wat de kern van het fascisme is. ‘De beste manier om fascisten te begrijpen, is na te gaan wat zij zelf onder fascisme verstaan’, zegt Griffin. ‘Dat heb ik dus gedaan. En tijdens mijn lectuur stootte ik telkens op dezelfde mythe: die van de wedergeboorte. Het fascisme combineert een vorm van ultranationalisme met de mythe van de wedergeboorte.’
Zijn analyse werd niet van meet af aan door iedereen even ernstig genomen. ‘Ik werd aanvankelijk genegeerd door de meesten van mijn collega’s’, zegt Griffin. ‘Maar de nieuwe generatie academici heeft wel aandacht voor mijn werk. En dit eredoctoraat aan de K.U.Leuven doet mij natuurlijk ook wel veel plezier. Het is een hele erkenning.’
Waarom werd u aanvankelijk niet ernstig genomen?
Roger Griffin: Omdat ik te veel nadruk leg op het idealisme dat in het fascisme verscholen zit. Traditionele academici wilden niet begrijpen of inzien dat er inderdaad een vorm van idealisme mee gepaard ging. Maar dat is wel degelijk het geval. Waarom wilde Hitler alle Joden vermoorden? Waarom deden zo veel Duitsers daaraan mee? Niet omdat ze gek waren, hoor. Je hebt de energie van gewone mensen nodig om een fascistische staat te kunnen uitbouwen. De motivatie van de Duitsers was niet crimineel of pathologisch, maar – tragisch genoeg – idealistisch: zij wilden een nieuwe wereld creëren.
Is uw definitie van het fascisme niet te eenvoudig?
Griffin: Dat is in zekere zin de bedoeling. Ik heb een soort ideaaltype gezocht, ik heb geprobeerd om de kern van het fascisme in één zin te vatten. Om het grondig te definiëren. Want die definitie bestond niet. Alleen de marxisten hadden er een: volgens hen is het fascisme gewoon kapitalisme met combatlaarzen aan. Maar die definitie voldeed mij niet. En alle andere boodschappenlijstjes met eigenschappen ook niet. Ik wilde tot de kern doordringen. En dat houdt een zekere versimpeling in. Een kunstmatige versimpeling, die je helpt om erover na te denken.
Kunt u die twee concepten eens uitleggen: ultranationalisme en weder-geboorte?
Griffin: Een ultranationalist beschouwt de natie als een soort organisme, dat gezond kan zijn maar dat ook ziek kan worden. Het fascisme combineert dat idee dus met de mythe van de wedergeboorte. Dat komt neer op een revolutionaire belofte, op de utopie van een compleet nieuwe natie. Die twee componenten heb je volgens mij nodig om echt van fascisme te kunnen spreken. En ze kwamen voor het eerst samen in Europa, tussen de twee wereldoorlogen. In twee landen nam het fascisme de volledige macht over: in Duitsland met Adolf Hitler, en in Italië met Benito Mussolini.
Bestond het ook in andere landen?
Griffin: Uiteraard. In Roemenië, Hongarije, Noorwegen – en in België natuurlijk, waar de beweging Rex van Léon Degrelle begon als fundamentalistisch katholiek en uitmondde in het fascisme en de collaboratie. Nu, behalve wat de kern betreft, kon het fascisme van land tot land verschillen. Ieder land had zijn eigen verhalen, zijn eigen vijanden. Zelfs raszuiverheid was niet essentieel. Brazilië heeft een krachtige fascistische beweging gekend die de mythe van een gemengde natie beleed. Maar Franco, in Spanje, was bijvoorbeeld geen fascist. Volgens de marxisten was hij dat wel, maar in mijn definitie niet: Franco was een katholieke conservatief die terugwilde naar het oude Spanje. Een fascist wil nooit terug naar het oude, maar verlangt naar een tabula rasa.
Hoe krachtig is het fascisme vandaag nog?
Griffin: Niet erg krachtig. Het is een subcultuur. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw kenden Duitsland en Italië nog heel wat agressieve fascisten. Vandaag niet meer. Vandaag doen ze zeker niet meer aan politiek, maar veeleer aan terreur. Timothy McVeigh, die in de Verenigde Staten een aanslag pleegde op een overheidsgebouw, zou ik een fascist willen noemen.
Kent u de Vlaamse politieke situatie van de voorbije decennia? Hebt u het Vlaams Blok gevolgd?
Griffin: Ja. En mochten ze in het interbellum hebben geleefd, zouden dat misschien fascisten zijn geweest. Maar nu niet. Ik noem partijen zoals het Vlaams Blok veeleer rechts-radicale populisten. Fascisten houden niet van democratie, maar willen een revolutie. De huidige rechts-radicale partijen in Europa, zoals ook Front National in Frankrijk, willen wel een democratisch systeem, maar voor het eigen volk: Frankrijk voor de Fransen, Vlaanderen voor de Vlamingen, Engeland voor de Engelsen… Ook Slobodan Milosevic in Servië was geen fascist: hij wilde een democratische staat, maar dan alleen voor de Serviërs. Het model voor dat soort bewegingen is niet zozeer het fascisme, maar veeleer het apartheidsregime in Zuid-Afrika.
Dan gaat u ook niet akkoord met mensen die de Nederlandse populist Geert Wilders een fascist noemen?
Griffin: Helemaal niet. Populisme is niet hetzelfde als fascisme.
Vindt u zulke figuren dan niet gevaarlijk?
Griffin: Wie gelooft dat politici zoals Wilders een gevaar betekenen zoals het fascisme dat was in de jaren dertig van de vorige eeuw, is paranoïde, vrees ik. De geschiedenis herhaalt zich niet. Er heerst ook vandaag weliswaar veel onzekerheid en veel angst, maar de vergelijking met de jaren dertig gaat niet op. Het probleem is dat fascisme een gemakkelijk scheldwoord is geworden: als je iemand wilt beledigen, noem je hem een fascist. Ik bedoel, George W. Bush werd een fascist genoemd, maar zijn opvolger Barack Obama ook. Bush onder meer vanwege de oorlog in Irak, Obama omdat hij een sterkere staat wil. De term kan dus zeer misleidend zijn.
Was het fascisme een soort religie?
Griffin: Absoluut, het was een politieke religie. God is dood, schreef Friedrich Nietzsche honderd jaar geleden. De ruimte die daardoor vrijkwam, heeft het fascisme begin vorige eeuw ingevuld. Inclusief de belofte van een nieuwe en betere wereld.
DOOR JOËL DE CEULAER