De geest van Moeder Aarde

LEOGANE De zwaarst getroffen plek in het epicentrum van de aardbeving. © BELGA

Eén jaar na de aardbeving in Haïti herstelt de bevolking zich langzaam van de schok. Maar het platteland heeft maar weinig hulpverleners zien komen. Voor het laatste deel van deze reeks ging Chris De Stoop op zoek naar het epicentrum van de aardbeving en naar de boerenziel van een kaalgeplukt land.

De lucht is vol geklop en gedreun. Witte muren rijzen uit de grond terwijl we erop staan te kijken. Een betonmolen draait op volle kracht in het centrum van de provinciestad Leogane, die compleet vernield is. Ingenieur Paul Pierre-Louis bouwt een hotel in piepschuim.

‘We moeten het roer in eigen handen nemen’, zegt de ingenieur, die zelf enorme verliezen geleden heeft – onder meer twee ingestorte flatgebouwen. Toch steunt hij ook volop solidariteitsacties. Maar hij wil zich niet meer naar de ngo’s of naar de staat richten, want daar is het loket van de beloftes altijd open, maar het loket van de uitbetalingen altijd gesloten – zo is zijn kernachtige visie. ‘We moeten nu zelf durven te ondernemen.’

Op deze plaats stond het oude huis van zijn grootvader Julien Arice, en Paul is er zelf geboren en getogen. Het was een van die prachtige gingerbread-huizen, waar de stad bekend om was. Rijkelijk ge-decoreerd met houtsnijwerk, balkons en veranda’s. De kuststad Leogane genoot, met zijn stranden en hotels, zelfs een zekere toeristische faam. Volgens de optimistische ingenieur is dat in de toekomst weer mogelijk, en daarom bouwt hij een hotel dat hij naar zijn grootvader Chez Julien gaat noemen. Het moet nog dit jaar opengaan. De prijs is 30 dollar voor een kamer, airco en wifi incluis.

Het is surrealistisch om door een stad te rijden die voor 90 procent verwoest is en waar nog altijd lijken onder het puin kunnen liggen. Het is als een slagveld na een bombardement. Flatgebouwen zijn verdieping op verdieping in elkaar gezakt, het zogenaamde pancake-effect. Andere gebouwen in beton zijn gewoon omgekanteld, zodat de voordeur naar de hemel reikt. Van de kerk Sainte-Rose de la Lima, net 500 jaar oud, bleef alleen het altaar ongeschonden. Rond dat altaar is nu een gigantische tent in de vorm van een kerk gebouwd. De vlakbij gelegen school, waar honderden doden vielen, is nu ook een tent. Zelfs de rechter en zijn gevangenen zitten samen in een tent processen te voeren.

Dit is de zwaarst getroffen plek van het land: 32.000 huizen vernield, 510 publieke gebouwen verwoest, veel wegen vol kloven en kraters. Er vielen hier naar schatting 20.000 doden. De ngo’s hebben her en der 5000 tijdelijke ‘noodwoningen’ gebouwd, zonder overleg met de lokale autoriteiten. Het gaat meestal om houten huisjes of vierkante tenten met een stalen frame. Veel houten huisjes zijn al aan het rotten, want in het najaar werd Leogane zwaar getroffen door de orkaan Tomas, zodat de stad onder water liep. De burgemeester zet zich nu scherp af tegen de ngo’s, die ‘een staat in de staat’ zouden vormen.

Ingenieur Paul Pierre-Louis verkoopt zelf huisjes voor slechts 700 dollar, en ze zijn in vijf dagen klaar. Hij gebruikt een alternatief bouwprocedé uit Chili: bakstenen van polystyreen of piepschuim, die in het midden een gleuf bevatten die met beton wordt volgegoten. ‘Het procedé is snel, goedkoop, milieuvriendelijk én tegen aardbevingen bestand!’

Hij wijst ons de plek waar volgens hem het echte epicentrum van de aardbeving was, vlakbij de gsm-mast van Haïtel. Hier schokte de aarde met een kracht van 7.0 op de schaal van Richter. Het werd vanaf het begin gezegd dat het epicentrum bij Leogane lag, op 30 kilometer ten westen van Port-au-Prince. Het hypocentrum, het zwaartepunt onder de grond, lag relatief dicht bij de oppervlakte. Volgens experts gaat het om een onbekende breuklijn, die ze de breuklijn van Leogane hebben gedoopt.

De woonwijk rond de zendmast van Haïtel is helemaal platgewalst. Maar alle palmbomen staan nog recht, wat de omgeving een paradijselijk beeld geeft. In deze buurt worden veel huizen hersteld. Het zijn de burgers van Leogane zelf die aan de heropbouw beginnen.

‘Wat dacht je toen de wereld beefde?’ vraag ik aan de oude bewaker van Haïtel, die de klap in het epicentrum ternauwernood overleefde.

‘Het gebouw kwam naar beneden’, zegt hij laconiek. ‘En ik dacht: bondieu, een aardbeving. En toen dacht ik: wegwezen. En daarna herbeginnen. Dat is het leven.’

Het dilemma van de hulp

Ik rijd met Dirk Wils de bergen in, weg van de zee en van de hitte. Onder ons ligt de vlakte van Leogane, befaamd om zijn suikerrietplantages. De weg naar het na-burige Gressier is verhard met gruis. Het is het puin van de vernielde huizen waar we over rijden. Hier en daar zijn mensen vrijwillig aan de weg aan het werken. Hun inzet is een opkikker voor Dirk, die al vier jaar actief is bij Iteca, een lokale partnerorganisatie van Broederlijk Delen. Dirk woonde een jaar geleden in een van de ingestorte flatgebouwen van Paul Pierre-Louis. Hij was die noodlottige dag gelukkig bij Iteca, maar hij heeft daarna de hele nacht met de jeep rondgereden om gewonden naar het ziekenhuis te brengen. Veel mensen werden zo gered. Anderen stierven in zijn auto. En de volgende dagen zag hij de vrachtauto’s vol lijken. ‘Dat zijn beelden die je nooit meer kunt vergeten.’

Het liefst vertoeft Dirk, die landbouwingenieur van opleiding is, in de bergen. Hier wonen boeren, mensen van de aarde en van de natuur. Met veel ontzag voor hun voorouders, hun tradities, hun onafhankelijkheid. Het is een land dat hij ondanks alles diep in zijn hart gesloten heeft. Vroeger werkte hij jarenlang voor de agrobusiness in België. Maar hier heeft hij minder stress en meer voldoening: ‘Ik werk nu niet meer om de winst van de aandeelhouders te verhogen, maar om boeren te helpen op eigen kracht te overleven. Met zichtbare resultaten. Het zijn sterke mensen met een groot relativeringsvermogen.’

Het is alsof alle boeren hem kennen. Ze wuiven, lachen en praten met hem in het Creools. Na de aardbeving heeft Iteca ook aan noodhulp gedaan door een beschadigde bron te herstellen en tenten, matrassen en werktuigen aan 3500 families te geven. Maar ze weigerden voedselhulp te verdelen, ook al werden de ladingen rijst hen gratis aangeboden. ‘Voedselhulp maakt de mensen afhankelijk en drukt de prijzen van de lokale boeren’, zegt Dirk. Het is het grote dilemma van de hulpverlening. In plaats van voedselhulp koos Iteca voor de verdeling van zaaigoed aan 700 boerinnen. Daarna werd een project opgezet om 500 jonge boeren in Gressier elk veertien hennen en twee hanen te bezorgen.

Vandaag is er een vaccinatiecampagne gepland in een arena voor hanengevechten hoog in de bergen. Kakelend komen de begunstigden uit de struiken. Ze krijgen een spuitje in de kippenbil. ‘Is het tegen cholera?’ vragen enkele kinderen in schooluniform. Maar de boeren en boerinnen weten waar het over gaat. De naam Newcastle is hen even vertrouwd als de namen van de orkanen. Newcastle is een gevreesd kippenvirus dat tot massale sterfte leidt.

Het platteland is het echte Haïti. De meerderheid van de bevolking woont en werkt er. Maar een desastreus landbouwbeleid sinds decennia en een ongebreidelde liberalisering hebben voor een instorting van de agrarische sector gezorgd. Van de vroegere succesteelten zoals suiker, koffie en rijst blijft bijna niets meer over. Het is een pure overlevingseconomie geworden met kleine boerenbedrijfjes, die steeds hoger in de bergen op zoek naar grond moeten gaan. De grootschalige ontbossing zorgt voor erosie en onvruchtbaarheid. Haïti is letterlijk en figuurlijk een kaalgeplukt land geworden.

’s Middags lunchen we op een typisch boerderijtje met muren van leem, een dak van golfplaten, en geverfd in blauw en roze. Ook hier was de schade groot na de goudou-goudou, zoals de aardbeving door Haïtianen wordt genoemd – naar het rommelend geluid dat ermee gepaard ging. Opa klimt lenig als een kat in een palmboom om verse kokosnoten voor ons te plukken. Oma kookt in het hok achter het huis maïspap, yamwortels en zoete aardappelen. De kinderen zijn uitgeweken naar de sloppen van Port-au-Prince. Eén kleinkind is daar op school omgekomen. De dochter des huizes is daarna teruggekeerd en zit nu op de veranda stil haar jongste kind te voeden.

Nog altijd zijn er meer inwoners in Gressier dan voor de aardbeving. Het grote probleem van Haïti was decennialang de massale plattelandsvlucht, mede als gevolg van de landbouwcrisis. Maar na de aardbeving volgde de omgekeerde beweging: honderdduizenden mensen kwamen uit schrik voor honger naar het platteland. Een groot deel ging in de volgende maanden terug, omdat bijna alle voedselhulp in Port-au-Prince geconcentreerd werd. Maar intussen hadden ze het zaaigoed opgegeten.

Tussen het groen van de bergen blinkt overal het blauw van de tenten. Shelly, een jonge boerin met dreadlocks, is erg blij met het plantgoed dat ze van Iteca kreeg. Nu kan ze weer het schoolgeld van haar drie kinderen betalen. ‘Maar één jaar in een tent op het erf wonen is bijna ondraaglijk. Hoe lang moeten we nog wachten om weer een huis te hebben? Hoe lang nog?’

Het Creoolse varken

Het gonst van de bedrijvigheid bij Iteca in Gressier. Ik slaap er in een van de stapelbedden voor jonge boeren, die hier een vorming krijgen. Voor en na de lessen zitten ze in de stampvolle ‘ kwizin‘ alles op te eten. Het terrein ligt vol bouwmaterialen. De organisatie is volop begonnen met een grootschalig project om 1700 woningen te bouwen. Geen noodhuisjes in hout en plastic, maar volwaardige boerenhuizen in natuursteen of baksteen, 34 vierkante meter groot, met toilet, regenwatertank én zonnepaneel. De boeren moeten zelf een bijdrage van ongeveer vijftig euro geven. ‘Dit is geen noodhulp maar plattelandsontwikkeling’, zegt directeur Chenet van Iteca.

Wat dit boerenland de voorbije decennia is aangedaan, noemt de directeur ronduit een ‘sociale holocaust’. De Haïtiaanse elite heeft het land leeggezogen. De buitenlandse mogendheden en financiële instellingen hebben de neoliberale maatregelen opgelegd. Dat leidde tot ondervoeding en onderdrukking. De boeren waren vroeger de pijler van de economie, maar zijn nu gemarginaliseerd. Zo blijft Haïti, op nog geen twee uur vliegen van Miami, een straatarm land waarvan de meeste inwoners onder de armoedegrens leven. En de vlucht van honderdduizenden armen naar de hoofdstad heeft tot het immense dodenaantal van de aardbeving bijgedragen: ‘Dat is niet alleen te wijten aan de schaal van Richter maar ook aan de sociaaleconomische ongelijkheid.’

Het symbool van de teloorgang is volgens hem het Creoolse varken. Het zwarte, inheemse varken was goed aangepast aan de lokale omstandigheden en leefde van afval. Het werd de ‘spaarpot’ van de boeren genoemd, omdat het alleen bij speciale gelegenheden geslacht of verkocht werd. Het was ook een offerdier in de voodoocultus. In de jaren tachtig werd de hele varkensstapel onder Amerikaanse druk uitgeroeid uit vrees voor een uitbreiding van de varkenspest. Vervolgens werden grote, roze Amerikaanse varkens ingevoerd, die niet tegen de felle Caraïbische zon konden, duur voeder nodig hadden en vaak snel dood gingen. Het fiasco zorgde voor nog meer verarming en plattelandsvlucht.

‘Het Amerikaanse varken wil niet alleen met zonnebrandolie ingesmeerd worden,’ aldus de boeren, ‘maar ook met mes en vork eten!’

De aardbeving is volgens directeur Chenet een ‘historisch keerpunt’. Er is Haïti voor en Haïti na. Hij is ervan overtuigd dat het vorige ‘systeem’ heeft afgedaan en dat de staat nu zelf voor de oplossingen van de toekomst moet zorgen. Je kunt geen land op humanitaire hulp bouwen. Haïti moet keuzes maken en heeft een nationaal plan nodig. Zo moet er bij de wederopbouw, die nog tien jaar zal duren, gekozen worden voor decentralisatie en voor versterking van de agrarische sector. De landbouw moet een sleutelpositie in de heropbouw krijgen. Voedselsoeverei-niteit moet hoog op de agenda staan.

Niet alle nieuws uit Haïti is slecht nieuws, benadrukt Chenet. Er is de basisbeweging waarin de boeren zich georganiseerd hebben. Er is een grotere wil om kinderen naar school te sturen. Er is de erkenning van het Creools als nationale taal en van de voodoo als nationale religie.

Toch wordt dat laatste sinds de aard-beving soms weer ter discussie gesteld, en dat is volgens Chenet ook een van de grote zorgen: ‘De systematische criminalisering van de voodoo. Voodoo is de volksreligie van het platteland. De vijanden van de voodoo zijn dus de vijanden van het volk.’

Bij de voodoopriester

De laatste avond ga ik met Dirk op consultatie bij de lokale houngan of voodoo- priester. We krijgen een stoel in de peristyle, een tempel onder een groot zeil aan de voorkant van zijn huis. Er staat een altaartje met kaarsen en er hangen vreemde vlagjes en tekeningen. In het midden staat de poto mitan, de heilige paal die het centrum van het universum vertegenwoordigt. Boven aan de paal hangt een gehoornde stierenkop. Tijdens de erediensten dansen de gelovigen rond de paal tot een geest bezit van hen neemt. Zoals de goede geest van Moeder Aarde.

De voodopriester noemt zichzelf Oba en staat ons wantrouwig te woord. Het is hetzelfde dubbele gevoel tegenover westerse hulpverleners dat ik bij veel Haïtianen gezien heb. Enerzijds dankbaar en verwachtingsvol, anderzijds argwanend en afwerend.

Waar was je op 12 januari 2010 om 16.53 uur, Oba?

Geen enkele Haïtiaan die het niet weet. Oba was in zijn peristyle volop bezig met een ceremonie, want net op die dag vond er een groot voodoofeest plaats. Er moest een stier geslacht worden, het grootste en duurste offer voor de geesten. De ceremonie was aan een pauze toe, en Oba telefoneerde met zijn dochter in Port-au-Prince. Op dat moment beefde de aarde. De tempel en de voorgevel van het huis vielen om. ‘Eerst dacht ik nog: reageren de geesten zo krachtig op mij?’ zegt Oba. ‘Maar daarna wist ik meteen: dit is een aardbeving, een natuurfenomeen.’

Hij biedt sigaretten aan en Dirk laat een bak bier aanslepen uit een kiosk. Dat breekt het ijs en smeert de tongen. ‘Ik kan alle geesten oproepen’, lacht Oba. ‘Maar ik heb niet de kracht om de aarde te doen beven. Echt niet.’

Dan wordt hij zwaarmoedig. Hij kijkt naar een blauw tentje naast een ruïne verderop in de straat. Samaritan’s Purse staat op het zeil. Een geschenk van een van die Amerikaanse fundamentalistische kerken die naar Haïti zijn gekomen. Oba heeft natuurlijk niets gekregen, zoals de andere voodoopriesters. Maar wat hij erger vindt, is dat veel evangelisten de ‘duivelverering’ van de voodoo de schuld geven voor de aardbeving en de cholera. De houngan doet aan zwarte magie, zeggen ze. Het gevolg is dat tientallen voodoopriesters gelyncht zijn en dat honderden anderen aangevallen en uitgescholden werden.

Volgens Oba is de houngan niet alleen voodoopriester, maar ook kruidendokter, raadgever, psycholoog, kenner van de rituelen en rustgever in de sociale chaos van Haïti. Voodoo verenigt de mensen waar de staat afwezig blijft. Voodoo is juist de kracht en de ziel van het volk. Oba vertelt hoe Haïti onafhankelijk werd na een slavenopstand die met een geheime voodooceremonie begon, waar iedereen het bloed van een Creools varken dronk. Zo werd het land de eerste zwarte republiek ter wereld. In plaats van het buitenland slaafs te volgen moeten ze volgens Oba terug naar de roots. De geestenverering is een essentieel onderdeel van hun identiteit. Want het leven is niet alleen materieel maar ook spiritueel. Het leven is ook wat onzichtbaar, ontastbaar en onnoembaar is.

Buiten is de nacht pikzwart en mysterieus. Een onder de stierenkop vastgebonden zaklamp zorgt voor licht en schaduw. Terwijl Oba praat, drinkt en rookt, zijn er tientallen mannen, vrouwen en kinderen rond hem komen hangen en zitten. Een jonge moeder achter hem zit een groot kind de borst te geven. Een tandeloos oudje ziet er meer dood dan levend uit.

De voodoopriester staat dicht bij de dood. De dood begint op de dag van de geboorte. Dat is de kringloop van het leven. Het leven is levenslang sterven. Alleen de geest gaat niet dood. ‘Ik laat de doden spreken’, zegt Oba. ‘Maar vanavond laat ik de doden zwijgen.’

DOOR CHRIS DE STOOP

‘Pluim de kip, maar laat ze niet kakelen’

REEKS

‘HOOP EN WANHOOP IN HAÏTI’

05/01/2011

De kampen van Port-au-Prince

12/01/2011

Cholera in Cité Soleil

19/01/2011

Het epicentrum van de aardbeving

Het Amerikaanse varken wil niet alleen ingesmeerd worden tegen de zon, aldus de boeren. Het wil ook met mes en vork eten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content