De Facebookbroederschap

'DAG VAN WOEDE' OP HET TAHRIRPLEINDe jongeren speelden in op de frustratie die leefde bij grote groepen in de Egyptische samenleving. © BELGA

De revolutie in de Arabische wereld komt niet uit de lucht vallen. De betogingen in Tunesië en Egypte werden voorbereid door jongeren die zeker al twee jaar contact met elkaar hadden via internet. ‘Tunesië stak het vuur aan de lont, maar Egypte zal de wereld veranderen.’

©2011 The New York Times News Service

Eén les hadden ze op het Tahrirplein van hun strijdmakkers in Tunesië geleerd: zorg dat je tijdens betogingen azijn of uien bij de hand hebt, voor als de politie traangas gebruikt. Het via Facebook uitgewisselde advies was onderdeel van een opmerkelijke samenwerking die een nieuwe kracht tot leven heeft geroepen in de Arabische wereld: een pan-Arabische jongerenbeweging, die democratie wil brengen in een regio waar democratie niet bestaat. Jonge Egyptische en Tunesische activisten dachten samen na over het gebruik van technologie om aan overheidscontrole te ontsnappen. Ze wisselden tips uit over hoe je barricades opwerpt en hoe je je kunt beschermen tegen rubberkogels.

Met een bijna religieuze ijver verspreidden ze hun kennis via sociale netwerken, waarbij ze jeugdig enthousiasme koppelden aan chirurgische nauwgezetheid. Ze namen afstand van de veteranen van de Arabische politieke oppositie en beriepen zich op een Amerikaanse professor en diens leerstellingen over geweldloos verzet, zoals die via een Servische jongerenbeweging tot bij hen waren gekomen. Maar ook marketingtactieken uit Silicon Valley waren een bron van inspiratie.

Terwijl hun aanzwellende protest de Egyptische staat door elkaar schudde, kwam het tot een virtuele krachtmeting met een leider die de zaken heel anders zag: Gamal Mubarak, de zoon van president Hosni Mubarak, rijk geworden in de Londense City en sterke man van de regeringspartij. Gamal Mubarak was de gedoodverfde opvolger van zijn vader, tot de revolte iedere gedachte aan een dynastieke opvolging in Caïro verdreef. Amerikaanse diplomaten die de laatste dagen van Hosni Mubarak van nabij volgden, getuigen dat het vooral Gamal was die zijn vader ertoe aanzette om vast te houden aan de macht, ook toen zijn belangrijkste generaals en zijn eerste minister erop aandrongen om de handdoek te gooien. De uitdagende toon van de laatste toespraak van Mubarak was het werk van zijn zoon. Die toespraak hielp het leger over zijn aarzeling om de macht in handen te nemen. In afwachting – zeggen de generaals – van hervormingen.

De jonge oppositieleiders kijken nu al verder dan Egypte. ‘Tunesië stak het vuur aan de lont, maar Egypte zal de wereld veranderen’, zei Walid Rachid, lid van de ‘Jongerenbeweging van 6 april’ die het verzet mee op gang heeft gebracht. Twee dagen na de val van Mubarak sprak Rachid op een bijeenkomst van jongeren die hun ervaringen willen uitwisselen met groepen in Libië, Algerije, Marokko en Iran. ‘Een volgende top van Arabische leiders’, grapte Rachid, ‘ zou wel eens één groot debutantenbal kunnen worden’.

De Egyptische opstand is jarenlang voorbereid. Ahmed Maher, een 30-jarige burgerlijk ingenieur en een van de leiders van de Jongerenbeweging van 6 april, werd in 2005 politiek actief in een beweging die de naam Kefaya (‘genoeg’) kreeg. Maher en zijn medestanders begonnen hun eigen brigade: Jongeren voor Verandering.Maar ze kregen niet genoeg aanhang, een aantal onder hen werd gearresteerd en diegenen die overbleven, doken onder in erkende oppositiepartijen. Maher werd zelf ook vier keer opgepakt.

De hulp van Google

Tegen 2008 voerden de jonge opposanten nog alleen actie van achter het toetsenbord van hun computer. Ze gingen bloggen en probeerden steun te werven voor een golf van stakingen die werden uitgelokt door privatiseringen en een hollende inflatie. Na een staking in maart 2008 in Mahalla riepen Maher en zijn vrienden op tot een nationale staking op 6 april. Om de oproep te ondersteunen, zetten ze een Facebookgroep op. Die werd de spil van de hele beweging. Het idee was om onafhankelijk van alle bestaande politieke groepen te werken. De staking op 6 april 2008 werd mede door het slechte weer geen succes, maar in Mahalla sloeg de politie een betoging van arbeiders en hun families brutaal uit elkaar. Dat was de eerste belangrijke confrontatie tussen het werkvolk en de overheid in Egypte in lange tijd.

Enkele maanden later organiseerde een groep jongeren in Tunesië zich naar Egyptisch voorbeeld. Ze noemden zich de ‘Progressieve Jeugd van Tunesië’. De groepen begonnen ervaringen uit te wisselen via Facebook, wat van Tunesische kant niet eenvoudig was. Er heerste in Tunesië minder persvrijheid, maar de vakbonden stonden er sterker.

Ahmed Maher en zijn vrienden begonnen zich te verdiepen in de principes van de geweldloze strijd. Ze voelden verwantschap met de Servische jeugdbeweging Otpor, die had geholpen bij de val van dictator Slobodan Milosevic door voort te bouwen op de ideeën van de Amerikaanse politieke denker Gene Sharp. Die stelt dat geweldloze actie een efficiënte manier is om politiestaten te ondermijnen die gewelddadig verzet aangrijpen om een repressief optreden te verantwoorden in naam van de stabiliteit. Het logo van Otpor stond model voor dat van de Jongerenbeweging van 6 april: een soort van Sovjetachtige gebalde vuist in wit en rood. Jonge Egyptenaren reisden naar Servië om er activisten van Otpor te ontmoeten.

Invloed was er ook van een groep uitgeweken Egyptische dertigers, die in Qatar een ‘Academie voor Verandering’ hadden opgericht. Hun ideeën zijn voor een deel aan het werk van Sharp ontleend. ‘Als de Academie voor Verandering Karl Marx is, dan zijn wij Lenin’, zegt Basem Fathy, die soms met de Jongerenbeweging van 6 april samenwerkt. Hij is projectdirecteur bij de Egyptian Democratic Academy, die werkt met geld uit de Verenigde Staten en focust op mensenrechten en het monitoren van verkiezingen. Tijdens de bezetting van het Tahrirplein sprak Fathy zijn netwerk aan en haalde bij Egyptische zakenlui meer dan vijfduizend dollar op om dekens en tenten te kopen.

Goed een jaar geleden kreeg de Egyptische jongerenbeweging met de 31-jarige Wael Ghonim een belangrijke strategische bondgenoot. De marketingverantwoordelijke van Google in Egypte werd in het informele verzet geïntroduceerd door de beweging die zich rond Mohamed ElBaradei had gevormd. De voormalige baas van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede probeerde bij zijn terugkeer naar Egypte de oppositie nieuw leven in te blazen.

Wael Ghonim had weinig politieke ervaring. Hij had met de andere jongeren wel een grondige afkeer van de corrupte Egyptische politie gemeen. Hij bood de beweging zijn expertise aan. ‘Ik weet hoe je een merk in de markt kunt zetten en hoe je de mensen ertoe kunt brengen om dat merk te vertrouwen.’ Ghonim zette een Facebookgroep op die hij ‘Wij zijn allemaal Khalid Said’ noemde, naar een jonge Egyptenaar die in Alexandrië door de politie was doodgeslagen. Hij bleef zelf op de achtergrond, maar werkte nauw samen met Ahmed Maher en hield contact met de groep rond ElBaradei. De site raakte snel gevuld met videoclips en krantenartikelen over politiegeweld. Hij hamerde op een eenvoudige boodschap: ‘Dit is jullie land. Ambtenaren worden betaald met jullie belastinggeld. Jullie hebben ook rechten.’ Hij richtte zijn pijlen ook op de officiële media, die de Egyptenaren een vertekende realiteit voorhielden. Ghonims invloed was zo groot dat de regering hem bij het begin van de revolte twaalf dagen in eenzame opsluiting vasthield, in een poging om het proces dat hij op gang had gebracht alsnog te stoppen.

Duif en kip

De Jongerenbeweging van 6 april besloot om het Tunesische voorbeeld te volgen. Ze greep haar weinig opgemerkte jaarlijkse betoging op ‘Politiedag’ – op 25 januari herdenkt Egypte het neerslaan van een politieopstand door de Britse koloniale bezetter – aan om een campagne te lanceren tegen het regime zelf. Ghonim mobiliseerde via Facebook: als 50.000 mensen beloofden die dag te komen, zo suggereerde de site, kon het protest worden volgehouden. Meer dan 100.000 Egyptenaren reageerden. Wael Ghonim: ‘Ik heb nog nooit gehoord van een revolutie die van te voren werd aangekondigd.’

Tegen die tijd had de Jongerenbeweging van 6 april de handen in elkaar geslagen met aanhangers van ElBaradei, enkele liberale en linkse partijtjes en de jongerenvleugel van de Moslimbroederschap. Ze hingen Caïro vol met opvallende posters en oproepen om deel te nemen op 25 januari. Maar de oudere leden – zelfs leden van de Moslimbroederschap die door Mubarak en het Westen lang als extremisten werden afgeschilderd – aarzelden. ‘Politiedag herdenkt het verzet tegen het Britse kolonialisme’, zei een leider van de Moslimbroederschap. ‘Die dag kan er geen verdeeldheid zijn. Wie zijn trouwens al die mensen op Facebook? We leven toch niet in een virtuele wereld?’

Met hun betoging van de 25e wilden de jonge activisten, die haast zonder uitzondering uit de betere kringen komen, ook inspelen op de grote frustratie die bij velen leefde over de autocratische leiders en de knagende armoede in het land. Ze probeerden er daarom ook arme mensen met simpele klachten van te overtuigen om mee met hen de straat op te gaan. ‘Zij eten elke dag duif en kip, wij hebben niet meer dan bonen.’

Uiteindelijk stapten tienduizenden over het Tahrirplein. De slogans waren tegen dan al heel wat krachtiger geworden: ‘Het volk wil het regime weg!’ riepen ze – een kreet die ze op Facebook hadden gelezen in de berichten over het protest in Tunesië. Ahmed Maher zei dat de organisatoren zelfs even overwogen om het parlement en het gebouw van de staatstelevisie te bestormen. ‘Toen ik om me heen keek en al die onbekende gezichten zag – van mensen die meer moed toonden dan wij – wist ik dat het regime deze strijd niet kon winnen.’

Toen kwam ook al de goede raad uit Tunesië, Servië en van de Academie voor Verandering van pas. Die had een week eerder al mensen naar Caïro gestuurd om de organisatoren van het protest bij te staan. Op de grote betoging op 28 januari, die tot ‘Dag van de Woede’ was uitgeroepen, hadden ze citroenen, uien en azijn bij zich om zich tegen het traangas te beschermen, en soda of melk om in de ogen te druppelen. Sommigen hadden van karton of plastic flessen een soort primitief harnas gemaakt dat ze onder hun kleren droegen tegen de rubberkogels. Ze hadden verf mee voor op de voorruit van politieauto’s en waren klaar om uitlaatpijpen en wielen te blokkeren. In de vroege namiddag stonden enkele duizenden betogers tegenover goed duizend zwaarbewapende politieagenten op de brede brug over de Nijl, in de strijd die wellicht het keerpunt was in de hele revolutie.

‘We zetten alle middelen in,’ zegt Ahmed Maher, ‘de Pepsi, de uien, de azijn.’ Zelf droeg hij karton en plastic flessen onder zijn sweater, een motorhelm op zijn hoofd en het deksel van een vuilnisbak als een schild op zijn arm. ‘Mensen die gewond werden, schoven naar achteren door en zo bleven we roteren.’ Na meer dan vijf uur strijd was de slag gewonnen. Het hoofdkwartier van de regeringspartij werd platgebrand en het Tahrirplein bezet.

In Washington riep Barack Obama die namiddag de belangrijkste leden van zijn veiligheidsteam bijeen. Sinds een jongerenopstand de Tunesische president Zine El Abidine Ben Ali op de vlucht had gejaagd, was de kans op een domino-effect onderwerp van gesprek in het Witte Huis. Maar de Amerikaanse en Israëlische inlichtingendiensten achtten de kans klein dat Hosni Mubarak hetzelfde zou overkomen – minder dan 20 procent, zeiden sommigen.

Volgens deelnemers aan het overleg in Washington deelde Obama die mening niet. Hij zou in de gebeurtenissen al vroeg een trend hebben gezien, die gevolgen kon hebben voor andere autoritaire regimes in de regio, tot in Iran toe. Gedurende de 18 dagen van het oproer zou Obama 38 keer over Egypte vergaderen. Hij begreep snel dat er zich een kans voordeed om de wereld een andere Arabische wereld te laten zien dan die van Al-Qaeda. Er vielen de Amerikanen in Caïro ook geen openlijke uitingen van anti-Amerikaanse of antiwesterse gevoelens op. ‘Toen we zagen hoe mensen met hun kinderen op het Tahrirplein kwamen om getuige te zijn van de geschiedenis, wisten we dat dit protest anders was.’

Het ging in het Witte Huis op 28 januari al gauw over hoe ze de druk op Mubarak moesten opvoeren. Of dat publiekelijk of discreet diende te gebeuren. Of Obama op televisie op hervormingen moest aandringen. De president besliste om met Mubarak te bellen. Verschillende van zijn medewerkers luisterden mee naar het gesprek. Obama zei niet dat de 82-jarige Mubarak moest opstappen of de macht moest overdragen. Hij zei wel dat het tijd was voor hervormingen in Egypte, en dat die snel moesten worden doorgevoerd. Mubarak bleef erbij dat het protest vanuit het buitenland werd aangewakkerd. Obama zou dan, volgens getuigen, hebben gezegd: ‘Een groot deel van uw bevolking is niet tevreden. Dat zal het niet zijn, zolang u geen concrete politieke, sociale en economische hervormingen toestaat.’

Beschaafd volk

De volgende dag stuurde het Witte Huis de voormalige ambassadeur Frank Wisner als een gezant naar Caïro. Obama belde met eerste minister Benjamin Netanyahu van Israël, eerste minister Recep Tayyip Erdogan van Turkije en met andere regionale leiders. Het moeilijkst te overtuigen waren Netanyahu en koning Abdullah van Saudi-Arabië, die er uit vrees voor instabiliteit bij de VS op aandrongen om Mubarak te blijven steunen. Volgens medewerkers van Obama drongen vooraanstaande leden van de Saudische regering er bij de Amerikanen op aan om achter Mubarak te blijven staan, ook als hij geweld zou gebruiken tegen de betogers.

Op één februari zei Mubarak op televisie dat hij geen kandidaat zou zijn voor een nieuwe ambtstermijn en dat er in september verkiezingen zouden worden gehouden. Obama realiseerde zich dat de Egyptische president het niet begrepen had. Minder dan een uur later had hij Mubarak weer aan de lijn, voor een laatste, hard gesprek. Volgens zijn medewerkers zou Obama hebben gezegd dat het verzet niet zou weggaan. ‘Als de overgang maanden aansleept, dan de betogingen ook.’ Mubarak antwoordde dat het wel zou koelen. Een kwestie van enkele dagen. Obama besloot het gesprek met een waarschuwing. ‘Ik heb respect voor uw ervaring, mijnheer de president, maar het is niet omdat de dingen in het verleden op een bepaalde manier gingen dat ze dat in de toekomst ook zullen doen.’

De woorden van Obama vielen in Caïro op een koude steen. Op twee februari werden betogers op het Tahrirplein aangevallen door duizenden aanhangers van het regime. Ze hadden stokken, gooiden met stenen en molotovcocktails. De Moslimbroederschap had de protesten eerst even aangekeken, maar vroeg haar leden al na een dag of twee om de betogers op het Tahrirplein bij te staan. Toen de aanhangers van Mubarak aanvielen, namen ze de leiding in handen. Als een geheime, illegale organisatie was de Broederschap het gewend om gedisciplineerd en hiërarchisch te werken. Ze verdeelde de betogers in groepen om de verdediging te organiseren. Een groep brak de bestrating op, een andere bracht de stenen naar de opgeworpen barricaden, terwijl een derde groep de frontlijn bemande. Ahmed Maher geeft toe dat de jongerenbeweging van de Moslimbroederschap een belangrijke rol speelde. ‘Maar dat deden ook de fans van de twee grote voetbalclubs van de stad. Die zijn confrontaties met de politie gewend.’

Soldaten van het Egyptische leger hadden de opdracht om geen partij te kiezen. Achter de ijzeren hekken rond het Egyptisch Museum keken ze toe hoe de slag zich voltrok. Er werd 14 uur lang gevochten, tot ongeveer vier uur ’s ochtends. Toen aanhangers van het regime uiteindelijk gefrustreerd naar vuurwapens grepen, kwamen de soldaten in actie. Ze joegen de aanvallers uiteen en lieten de betogers de controle over het plein en de straten eromheen.

Daarmee toonde het leger ook dat het niet van plan was om op burgers te schieten. Washington drong er bij de generaals op aan om hogere officieren naar het plein te sturen, om de mensen daar gerust te stellen. Toch was ook de Amerikaanse boodschap bijlange niet duidelijk. Twee dagen na het ergste geweld suggereerde gezant Wisner dat Mubarak niet hoefde op te stappen. Minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton waarschuwde dat een overgang tijd zou vragen. Andere Amerikaanse kanalen opperden dat Mubarak formeel in functie kon blijven tot het einde van zijn ambtstermijn in september.

Daarmee zat het conflict muurvast. Mubarak weigerde om conclusies te trekken en het verzet won opnieuw aan kracht. Een kleine week later belde vicepresident Omar Suleiman met zijn Amerikaanse collega Joe Biden in Washington. Het was de derde keer dat ze met elkaar spraken in een week tijd. Het gonsde van de geruchten dat Mubarak toch zou opstappen en Suleiman zei Biden dat hij bereid was om de macht over te nemen. Biden begreep dat Suleiman de facto president van Egypte zou worden. Mubarak zou bepaalde bevoegdheden houden, zoals het recht om het parlement te ontbinden en de regering te ontslaan.

Wat er vervolgens in Caïro gebeurde, wisten de Amerikanen niet. Toen ze later die avond de toespraak hoorden die Mubarak op de Egyptische televisie hield, was dat een klap in hun gezicht. Zoon Gamal Mubarak had zijn vader zover gekregen dat er van een zelfs maar tijdelijke overdracht van zijn bevoegdheden geen sprake meer was. Meer had ook het Egyptische leger niet nodig om op te treden. De generaals waren er nu helemaal zeker van dat Washington hen zou blijven steunen, als ze Mubarak naar de uitgang begeleidden.

‘Van alle 85 miljoen Egyptenaren kwamen er bij deze revolutie minder dan duizend om het leven’, zegt marketingexpert Wael Ghonim. ‘Een bewijs dat de Egyptenaren een beschaafd volk zijn. De nachtmerrie is voorbij. Het dromen kan beginnen.’

©2011 The New York Times News Service

Toen aanhangers van het regime uiteindelijk gefrustreerd naar vuurwapens grepen, kwamen de soldaten in actie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content