Als er genetisch gewijzigde producten in de supermarkt worden aangeboden, zal de Belg die niet kopen. Maar hij heeft er weinig bezwaar tegen dat werkgevers of de politie genetische informatie gebruiken. Het vierde en laatste deel van een onderzoek naar de manier waarop de Belg tegen genetica aankijkt.

Met de ontwikkeling van de gentechnologie vond de mens de sleutel tot de meest intieme schatkamer van het leven: het genetische erfgoed. Als we dat willen, kunnen we nu maken dat er minder oogsten mislukken, dat vruchten lekkerder smaken, dieren meer vlees opleveren en dat een dodelijke ziekte wordt genezen. Genetica is geen sciencefiction meer.

De mens staat daarmee voor een van de grootste uitdagingen van de voorbije decennia. Het debat over gentechnologie is nog niet gevoerd, maar het komt nu snel op ons af. Het is ook economisch van groot belang. Europeanen lijken alsnog weinig geneigd om genetisch gewijzigde producten in de armen te sluiten, Amerikanen hebben daar veel minder moeite mee.

Knack publiceerde totnogtoe drie deelrapporten van een groot onderzoek naar de houding van de Belgen tegenover toepassingen van de genetica. De enquête past in het samenwerkingsverband tussen Knack, de onderzoeksgroep TOR van de Vakgroep Sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel en de verzekeringsmaatschappij P&V. Het idee voor de enquête rees, toen uit een vroeger onderzoek door dezelfde partners bleek dat de ontwikkeling van de genetica een bedreiging kan vormen voor de solidariteit in de samenleving. De kennis van de genetica maakt namelijk dat de risico’s van het leven meer en meer kunnen worden voorspeld.

Uit de eerder gepubliceerde rapporten bleek dat een genetische ingreep een grote kans maakt om te worden aanvaard als hij een medische bedoeling heeft en op mensen wordt toegepast. Belgen zien een ingreep zitten als die maakt dat ze kunnen genezen wanneer ze ziek worden. Voor ongeveer alle andere toepassingen is het draagvlak veel minder groot. Ingrepen die een louter esthetische bedoeling hebben of die het leven alleen prettiger maken, vallen helemaal uit de boot.

Het onderzoek leerde ook dat de houding die mensen tegenover genetische toepassingen aannemen, door een soort nutscalculus wordt bepaald. Om zich een mening te vormen, wegen ze het nut en het risico van een ingreep tegen elkaar af. Daarnaast bleek bovendien dat de belangstelling voor, en de waardering van wetenschap en technologie een rol van betekenis spelen.

Genetica in de supermarkt

Wanneer al die meningen naast elkaar liggen, kunnen de ondervraagde Belgen in vier grote groepen worden verdeeld. Een groep van 37 procent kan als tegenstander van genetische manipulatie worden beschouwd. Een groep van 30 procent neemt een middenpositie in, terwijl een groep van 24 procent zich duidelijk een voorstander van genetica toont. Er blijft dan een moeilijk te omschrijven groep van 10 procent over, die het onderzoek ‘genetische cowboys’ noemt. Mensen die niet binnen de lijntjes kleuren. Ze hebben een negatieve houding tegenover de wetenschap, staan vrij negatief tegenover genetische toepassingen met medische doeleinden en opvallend positief tegenover toepassingen met een niet-medische bedoeling.

Hoe onderscheiden die vier groepen zich van elkaar? De tegenstanders tellen meer vrouwen dan mannen, en meer Walen dan Vlamingen. Onder hen zijn ook meer mensen die groen denken en stemmen. De voorstanders voelen zich meer thuis bij de traditionele politieke partijen. De ‘genetische cowboys’ zijn relatief talrijker onder jonge mensen, laaggeschoolden en mensen die een extreem-rechtse voorkeur hebben. Het onderzoek gebruikte die vierendeling vervolgens om de houding van mensen tegenover het gebruik van de kennis van de genetica te helpen verklaren.

In de eerste deelrapporten werd er naar de houding van de Belgen gepolst tegenover bepaalde, soms behoorlijk hypothetische genetische toepassingen. In dit laatste deelrapport wordt er gepeild naar de aanvaardbaarheid van het gebruik van de bestaande kennis. Zijn mensen bijvoorbeeld bereid om daadwerkelijk genetisch gewijzigde producten te kopen? Nauwelijks, zegt het onderzoek. Maar goed 6 procent van de respondenten zegt dat ze vlees zouden kopen, afkomstig van dieren waarvan de genen gewijzigd zijn, als dat in de supermarkt zou worden aangeboden. Het draagvlak voor genetisch gewijzigde groenten en fruit is iets groter, maar het blijft toch klein. Als de ingreep ertoe leidt dat de smaak van het product verbeterd, is al 17 procent bereid om het te kopen. Wordt het product door de ingreep goedkoper, dan zegt een kwart dat het een plaats in het winkelwagentje kan krijgen – maar ook dat blijft per slot van rekening een ruime minderheid.

Genetische informatie kan ook van groot nut zijn voor werkgevers, verzekeringsinstellingen en politie. Het gebruik van genetische gegevens door verzekeringsinstellingen wordt door een grote meerderheid verworpen. Over de aanwending door werkgevers wordt, merkwaardig genoeg, tamelijk mild geoordeeld. Met het gebruik van genetische informatie door politiediensten gaat een meerderheid van de respondenten akkoord.

‘Tussen de lijnen van het rapport wordt duidelijk dat de weerstand tegen genetica op strategische punten afbrokkelt’, zegt onderzoeksleider Mark Elchardus. ‘Genetische toepassingen met medische doeleinden zijn toegestaan. Genetische informatie mag door de politie worden gebruikt in de strijd tegen de misdaad. Het moment komt dat de mensen het verzet tegen andere toepassingen ook opgeven. Als het over het aanwenden van gegevens door verzekeringsinstellingen gaat, blijft de afkeer groot. Maar als er vragen worden gesteld naar het gebruik van genetische data door werkgevers, doemt er een verdeeld beeld op. Een aantal mensen beseft dat bepaalde informatie in handen van de werkgever voor hen ook veiliger kan zijn. Het is bijvoorbeeld normaal dat een werkgever wil weten of een werknemer gevoelig is voor bepaalde stoffen waarmee hij op de werkvloer in aanraking kan komen. En dan zie je weer: als mensen denken dat het gebruik van de genetica hen van voordeel kan zijn, mag het. De weerstand die we vaststellen, lijkt op die manier ook een beetje schijn.’

Aangezien er nood is aan debat, is er behoefte aan informatie en misschien wel aan een regelend optreden van de overheid. Het onderzoek stelde daarom ook de vraag wie er het meest geschikt is om die inlichtingen te verstrekken en die regels op te stellen. De respondenten kregen een lange lijst van instellingen voorgelegd, met de vraag om aan te duiden wie er daarvan op dat vlak hun vertrouwen geniet.

Wit en zwart

Een conclusie is in ieder geval dat traditionele belangengroepen zoals werkgevers, vakbonden, ziekenfondsen en verzekeringen weinig geschikt worden geacht om een rol te spelen. Blijkbaar gaan de meeste mensen ervan uit dat de genetica een nieuw probleem is, waarover de vertrouwde organisaties weinig te zeggen hebben. De nationale, regionale en Europese overheden en de nieuwe burgerbewegingen, zoals milieuverenigingen en consumentenbonden, nemen een middenpositie in. Het vertrouwen is het grootst in de experts. Er wordt veel waarde gehecht aan de mening van artsenverenigingen, wetenschappers, de Wereldgezondheidsorganisatie.

Dat wil zeggen dat het debat over genetica in de eerste plaats onder experts zal worden gevoerd. Met dien verstande dat men toch vooral wil luisteren naar organisaties die op de eigen vooroordelen inspelen. Mensen die de genetica steunen, vertrouwen vooral organisaties die ook voor genetica zijn en andersom. Informatie verwachten de mensen in de eerste plaats van experts. Voor regelgeving rekenen ze op supranationale instellingen. Dan worden de Europese Unie en de Wereldgezondheidsorganisatie belangrijk. De indruk overheerst dat dat nieuwe politieke domein op een globaler niveau moet worden bekeken.

‘We weten dat Belgen over het algemeen weinig vertrouwen hebben in de politiek’, zegt professor Elchardus. ‘Dat blijkt ook weer uit dit onderzoek. De mensen klampen zich vast aan de wetenschap. Wellicht ook omdat het debat nog zo zwak ontwikkeld is. Er is eigenlijk nog geen publiek debat gevoerd. Als dat moment komt, zal blijken dat ook de wetenschappers niet het antwoord op alle vragen kennen. Dan zul je zien dat er naast elke wetenschapper die zwart zegt, eentje staat die het bij wit houdt.’

Wetenschappers zijn, met andere woorden, ook maar mensen.

Door Gerry Meeuwssen en Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content