De laatste vlucht van luchthavenaalmoezenier Herman Boon.

Wat opvalt, is zijn kleding. Lange jas, bloes, broek, alles in gebroken wit, ook een wit ijsmutsje op zijn hoofd. Het maakt zijn gezicht des te donkerder. Op zijn rug een geel rugzakje, in zijn ene hand een forse boodschappentas van de GB. De man kijkt wat verdwaasd over zijn brilletje heen. Hij loopt de kapel in en weer uit, dan weer terug, een zijkamertje in, en vraagt vervolgens met een zangerig Pakistaans accent: ‘Excuse me, where is the priest, where is mister Boon? He died here, didn’t he? Shouldn’t his body stay here until the funeral?’

Maar luchthavenaalmoezenier Herman Boon ligt hier niet meer, in de katholieke kapel van het vliegveld van Zaventem. Hij stierf er wel, in het harnas, op de avond van vrijdag 6 mei. Na zeventien jaar trouwe dienst.

Het is nog een hele klus om de kapel te vinden. In de aankomsthal van de luchthaven wijzen de verlichte panelen naar allerhande wereldse diensten, maar niet naar het hogere, of het moest het luchtruim zijn. Bij de toeristeninformatie prikt de dienstdoende dame met haar vinger in de richting van ‘de oude luchthaven’, een lange gang door, en ja, in dit afgebladderde gedeelte liggen inderdaad twee bestemmingen, de ene is de vip-garage, de andere wordt aangeduid door een vignet met de afbeelding van een geknield wezen. Toegegeven, dat plaatje stond ook op de plattegrondlichtbakken in de grote hal, maar dan wel in miniatuurvorm. Laten we zeggen dat er geen uitbundige reclame wordt gemaakt om de luchtreiziger in geestelijke nood de juiste weg te wijzen. Verderop komen eindelijk de eerste borden die in vier talen de kapellen aankondigen. In meervoud. Een beetje overdreven, want er is er nog maar eentje hier, de protestanten hebben de hunne opgedoekt. Alleen op de vertrekpieren kun je daarvoor nog terecht, maar dat is achter de douane.

De katholieke kapel is leeg, of nee, in een hoekje, uit het zicht van de ingang, zit een jonge rugzaktoerist met petje en paardenstaart zenuwachtig met iets te frutselen. Verschrikt kijkt hij op. Even later pleegt hij een paar telefoontjes, in het Frans. Intussen heeft de Pakistaan (‘Nee, ik zeg u mijn naam niet, helemaal niet nodig, I’am just a religious man, dat moet genoeg zijn.’) zijn witte mutsje afgezet en zijn jas opengeknoopt. De grote boodschappentas blijkt een aantal bloeiende plantjes te herbergen, met pot en al. Hij is hier, zegt hij, om zijn respect te betuigen aan wijlen Herman Boon, de aalmoezenier. ‘Twaalf jaar geleden ben ik hier terechtgekomen, als vluchteling uit Pakistan. Ik heb hier twee maanden mogen bivakkeren, in deze kapel. Sindsdien ben ik vaak teruggeweest.’

Het is een ontroerend gezicht, de zorgvuldigheid waarmee hij de plantjes – twee, dan drie, nee, er verdwijnt er weer een in de tas, twee is kennelijk mooier – symmetrisch voor het altaar neerzet en er na enige tijd nog wat wierookstokjes bij plaatst. En nog is het niet op, want even later komen er waxinelichtjes te voorschijn.

Om de hoek, bij een bordje van de Caritas Catholica, bevindt zich het secretariaat. Zuster Reninca (‘Ik ben van de witte zusters, de missie van Onze-Lieve-Vrouw van Afrika.’), als zodanig alleen te herkennen aan het forse kruis om de hals, staat de slecht verstaanbare Pakistaan te woord. Hij wil van alles weten, waarom het lichaam van Boon niet hier gebleven is, waar hij nu dan ligt, en of er zo dadelijk een mis is. Dat vindt ze overduidelijk geen slimme vraag. ‘No, there is no mass, because there is no priest’, luidt het vanzelfsprekende antwoord.

Het is precies het vacuüm dat nu ontstaan is: geen priester, geen missen, geen sacramenten. Want in zekere zin fungeert deze kapel als een doodgewone kerk, met name voor het luchthavenpersoneel. Dat laat zich er huwen of brengt de kinderen ter doop. En weet – wist – de aalmoezenier te vinden als er echt problemen zijn. Boon heeft zich intensief beziggehouden met het Sabena-personeel dat vanwege het faillissement werd afgedankt. De aalmoezenier stond verder alom bekend wegens zijn bezorgdheid om asielzoekers. De vaak achteloze manier waarop met die groep wordt omgesprongen was hem een doorn in het oog. Zijn kapel fungeerde lange tijd als opvanghuis.

‘En wekelijks bezochten we wel een van de twee vluchtelingencentra, hier in Melsbroek en Steenokkerzeel’, zegt de zuster. Ook dat ligt nu stil.

Opvolging

Het zat eraan te komen, Herman Boon was al niet gezond meer. ‘Hij was bij de kardinaal geweest om over zijn opvolging te spreken. Hij had zekere priesters in gedachten. Wie weet ik niet hoor.’ Op het secretariaat valt veel te regelen voor zuster Reninca en haar vandaag afwezige collega. Zichtbaar vermoeid eet ze een boterhammetje achter het grote en overvolle bureau van de aalmoezenier. Uit een mok walmen soepdampen omhoog. Ze gaat er een schoteltje overheen leggen, want praten en eten gaan niet samen ‘en in koude soep heb ik geen zin’. Uit een cassetterecorder klinkt jankerige orgelmuziek. De zuster is een tikje zenuwachtig, de Pakistaan stelt allerlei vragen terwijl ze net voor de verslaggever wat gegevens opzoekt. Dat is te veel. Met een klap legt ze de recorder het zwijgen op.

‘Het is niet zomaar een gewone parochiefunctie, luchthavenaalmoezenier, niet iedereen wil of kan dat. Om te beginnen moet je al meerdere talen spreken.’ Hans Geybels, woordvoerder van kardinaal Danneels, kan nog geen uitsluitsel geven over de opvolging. Deze week, de week van Boons begrafenis, is er een bisschoppenconferentie waar het punt ongetwijfeld op de agenda staat. Het is namelijk een nationale kwestie, de aalmoezenier bedient de hele burgerluchtvaart en dus alle vliegvelden, van Bierset tot Charleroi. ‘Maar meestal was hij hier op Zaventem’, meldt de zuster.

Het is stil op deze dinsdagochtend. Geen willekeurige gelovige die wil bidden, ook geen even willekeurige dakloze die er beschutting zoekt. Zij weten de kapel vooral ’s winters te vinden. De Pakistaan vertrekt. Hij loopt op de schrikachtige jonge rugzaktoerist toe, die nog steeds in het hoekje iets onduidelijks zit te doen, maar de jongen moet van deze toenadering niets hebben en maakt met beide handen afwerende gebaren, alsof hij een bedelaar op een afstand wil houden. De Pakistaan, hij heeft zijn lange witte jas weer dichtgeknoopt, houdt zijn pas in, vouwt zijn handen en maakt een lichte buiging. Met een innemende glimlach zegt hij tegen de stuurs kijkende jongeman: ‘Have a good prayer.’

Wammes Bos

‘Boon was bij de kardinaal geweest om over zijn opvolging te spreken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content