Dirk Van der Maelen blijft geloven in zijn felbelaagde commissie Politieke Vernieuwing. ‘We moeten over het muurtje van de Wetstraat kijken.’

Hij heeft het eerst met zoetigheden geprobeerd, mattentaarten uit Geraardsbergen. En met enige kwinkslagen op de sofa van Bruno Wyndaele. Maar niets hielp: de kamerleden en senatoren van de commissie Politieke Vernieuwing bleven hun kat sturen. Daarom haalt Dirk Van der Maelen (SP) nu het gezagsargument boven. Op absenteïsme staan sancties. En als het niet betert, zo dreigt hij, sluit hij zelf wel de tent.

Toen formateur Guy Verhofstadt (VLD) in 1999 de installatie van zo’n commissie in het vooruitzicht stelde, was de scepsis al niet van de lucht. De nieuwe politieke cultuur (NPC) zou, voor zover dat nog nodig was, een stille dood sterven in een commissie onder het voorzitterschap van de toch al niet bijster blitse SP’er Van der Maelen. Jaren had het in de Wetstraat gegonsd van ideeën en voorstellen voor een meer directe democratie, decumulatie van mandaten, kiesdrempels, rechtstreekse verkiezing van burgemeesters en dies meer. Maar al lang voor de verkiezingen was dat verstomd, want menig politicus kwam tot het inzicht dat de Wetstraat zich met die verrekte NPC te veel aan ‘navelstaarderij’ bezondigde. En daardoor ironisch genoeg dé burger misschien juist nog meer van dé politiek dreigde te vervreemden.

Maar beloofd was beloofd. Zeker de VLD had zich partijpolitiek op de zogenaamde NPC-thema’s geprofileerd en kon het zich dus niet veroorloven om dat na 13 juni 1999 al te manifest onder de mat te vegen. De aap kwam evenwel snel uit de mouw: naarmate Van der Maelen en zijn achtkoppig comité van experts iets dieper (en wetenschappelijker) wilden ingaan op de notie ‘politieke vernieuwing’, en naarmate voor de VLD symbolisch belangrijke wetsvoorstellen uitbleven, verslapte de aandacht. De commissieleden van ID-21 riepen onlangs zelfs op om een alternatieve commissie politieke vernieuwing op te richten.

Nee, de Vlaamse variant van de Nederlandse commissie-Deetman is geen succes. De commissievoorzitter wijt het aan een mix van scepsis, politieke onwil (zowel bij vroegere ‘fans’ als bij tegenstanders van de NPC) en vooral misvattingen over zin en functie van zijn commissie. ‘Wij zijn geen commissie als een andere. Het is nooit de bedoeling geweest dat wij, zoals de vaste commissies in Kamer en Senaat, zelf wetsvoorstellen zouden doen. Wie ons daarop beoordeelt en afrekent, komt natuurlijk bedrogen uit.’

STUDIE EN DISCUSSIE

En zo geschiedde. Maanden studie van en discussie over de vele aspecten van wat de commissie ‘directe democratie’ heeft genoemd, leidden vorige maand onder andere tot de bevinding dat er voor de invoering van referenda op een hoger dan gemeentelijk niveau een herziening van de grondwet nodig is. Dus zal de ‘direct bruikbare’ politieke uitkomst van de commissie straks niet veel verder reiken dan een ontwerp van verklaring tot herziening van grondwet. Als Van der Maelen daar ten minste nog voldoende volk voor vindt. ‘En nogmaals’, zegt hij, ‘het is niet de commissie zelf die over zo’n tekst zal moeten stemmen. De commissieleden moeten het dan voorleggen in de bevoegde commissies van Kamer en Senaat.’

De fixatie op direct tastbare resultaten -‘Referendum nu!’, bij wijze van spreken – verdoezelt een beetje de zin van het tot nu toe geleverde werk. De inzichten die Van der Maelen heeft vergaard, en die op schrift zijn gesteld in officiële parlementaire stukken, laten geen enkele politicus nog toe om (zoals dat sinds 1996 al te vaak het geval was) in clichés over NPC-thema’s zoals de directe democratie te spreken. Als de commissie er nog even mee kan doorgaan, zal de Wetstraat nog voor de zomer ook over een lijvige en wetenschappelijk onderbouwde studie beschikken over de opportuniteiten en angels van hervormingen in het kiesstelsel. Niet de commissie-Van der Maelen zal dat kiesstelsel hervormen, maar het wat taaie en weinig sexy werk dat ze leverde, zal op z’n minst voorkomen dat de Wetstraat ooit in paniek en ondoordacht aan dat kiesstelsel begint te sleutelen, zoals dat in Italië op een catastrofale manier is gebeurd.

Daarmee beantwoordt zijn commissie volgens Van der Maelen perfect aan de missie die ook premier Guy Verhofstadt eraan gaf: ‘het referentiekader [scheppen] voor alle concrete voorstellen en debatten rond politieke vernieuwing die wij tijdens de volgende legislaturen ongetwijfeld nog zullen voeren’. Ook de VLD-fracties van Kamer en Senaat onderschreven die functie en finaliteit van de commissie. Des te merkwaardiger dat Verhofstadt noch een andere liberaal commissielid Bart Somers (VLD) terechtwezen, toen die als eerste en met veel ruchtbaarheid de commissie de rug toekeerde. Zo belangrijk vindt de VLD die politieke vernieuwing dus toch ook niet meer.

‘Er leeft in het parlement een dubbel gevoel ten aanzien van de commissie politieke vernieuwing’, zegt Van der Maelen. ‘Vooral oudere collega’s beschouwen het als een overbodig tijdverdrijf. In het beste geval nemen ze een afwachtende houding aan. Anderen, jongeren, lijken toch meer doordrongen van de verantwoordelijkheid om tot iets te komen. Ik vraag me af wat op termijn de bovenhand zal halen: het scepticisme of de wil om te werken aan een project dat voor niemand direct partijpolitiek gewin oplevert.’

Als het van Van der Maelen afhing, was de commissie nog ’trager’ te werk gegaan. Bij de aanvang stelde hij voor om een evaluatie te maken van alle maatregelen die er sinds 1991 met betrekking tot de ‘verfijning’ (of hoe men het verder ook noemt) van de democratie genomen zijn. Hij komt aan 55 maatregelen, waarvan vermoedelijk meer dan de helft dode letter zijn gebleven. Dit, en de blijvende vaststelling dat het vertrouwen van de Belg door de jaren niet noemenswaardig is opgekrikt, doen Van der Maelen besluiten dat de politiek in het algemeen en zijn commissie in het bijzonder in de toekomst ook ‘over het muurtje van de Wetstraat’ moeten gaan kijken.

‘We komen er niet met nog eens 55 maatregelen’, zegt hij. ‘In 1991 zeiden we dat de kloof moest worden gedicht. In 1995 haalden we de NPC uit de kast. En nog altijd zijn we niet echt opgeschoten. Dus ofwel was onze diagnose fout, ofwel de remedie, ofwel beide. Mijn conclusie is dat er méér nodig is dan wat de Wetstraat en mijn eigen commissie tot nu toe maar gedaan hebben.’

CIVIL SOCIETY

Wat Mark Elchardus (VUB) en met hem andere sociologen en politologen in binnen- en buitenland onderhand al enkele jaren vaststellen, begint stilaan ook het politieke denken te herijken. Meer dan door referenda of welke politiek-instrumentele hefbomen ook, blijkt de weerbaarheid van de democratie gemaakt of gekraakt te worden door de mate waarin mensen (burgers) actief zijn in het verenigingleven, in de zeer ruime zin van wat in Angelsaksische landen de civil society wordt genoemd. Die bevinding wordt dezer dagen nog eens bevestigd door een studie van (alweer) Elchardus waaruit blijkt dat participatie in scholen leerlingen weghoudt van extreem-rechts.

Het is in die richting dat Van der Maelen zoekt om zijn commissie een nieuwe adem te bezorgen. Dat hij zich daarmee nog meer blootstelt aan kritiek van ongeduldige parlementsleden, die de commissie maar een ‘academisch clubje’ vinden, deert hem niet. ‘Wat kan de politiek bijdragen tot een verbetering van de kwaliteit van de civiele samenleving? Dat is een vraag die perfect past in het opzet van de commissie. Ik wil dat opzet desnoods nog eens aan alle commissieleden uitleggen.’

Met een tweede thema waagt Van der Maelen zich nog op gladder ijs. Wat moet de politiek aan met de evenmin nieuwe vaststelling dat de politieke macht ‘verschuift’? Dat buiten het parlement andere machten – bedrijfswereld, justitie, media – beslissingen nemen of daden stellen die een verregaande impact hebben op het dagelijks leven van de burgers. Zonder dat de Wetstraat daar veel greep op heeft. Van der Maelen vindt het de taak van zijn commissie om op z’n minst ook hier de aanzet te geven, stof te leveren waarmee de Wetstraat dan ‘antwoorden’ kan verzinnen.

Van der Maelen: ‘De politiek moet niet de illusie hebben dat ze die verschoven macht nog kan terughalen. Maar het is wel de plicht van de politiek om het kader te scheppen waarbinnen die verplaatste macht kan worden uitgeoefend.’ Concreet denkt Van der Maelen ( Lernout & Hauspie indachtig) onder meer aan een wetgevend kader dat het bedrijfsleven tot meer transparantie en verantwoordingsplicht zou dwingen inzake de politiek van beursgang en aandelen. Op het vlak van justitie zou de politiek de besluitvorming transparanter kunnen maken door – zo suggereert Van der Maelen – het Hof van Cassatie of het Arbitragehof te verplichten om bij elk vonnis of arrest ook bekend te maken met welke meerderheid die werden geveld.

‘Nogmaals, het is niet mijn commissie die zulke beslissingen zal of kan nemen, die het Hof van Cassatie of de media zal dicteren wat ze wel en niet kunnen of moeten. Maar we kunnen wel het probleem signaleren en mogelijke oplossingen schetsen. We kunnen de stof leveren voor het wetgevende parlementaire werk dat in dit verband kan gebeuren.’

‘Ik hoop dat de commissie haar rol in het parlement in die zin kan uitbreiden. Daarmee zijn we geen curiosum. Onlangs was er een conferentie van de voorzitters van parlementen uit diverse Europese lidstaten. Daar werd gesproken over de rol en de plaats van parlement en politiek in de samenleving van de 21ste eeuw. De experts wezen daar dezelfde richtingen aan. De politiek moet haar taken en bevoegdheden herijken, nagaan hoe ze de civiele samenleving kan versterken en op welke manier ze de bevolking meer greep kan geven op de beslissingen die machten buiten de politiek nemen en die maatschappelijk zeer verstrekkend zijn.’

‘Dat is de finesse van de commissie politieke vernieuwing, en niet de vraag of we morgen al dan niet onze burgemeesters rechtstreeks kunnen verkiezen’.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content