SK Beveren maakt zich klaar voor een paar grote Europese matchen. De eerste opdracht: thuis tegen VFB Stuttgart. Ivoriaanse techniek tegen Duitse fysiek. Een interview met trainer Herman Helleputte.

Een paar seizoenen geleden moest uw dienaar voor VTM verslag uitbrengen van een wedstrijd van SK Beveren, en daarna nog een kort interviewtje met één van de spelers opnemen. In de kleedkamer stonden wij voor het probleem dat elke journalist op de Freethiel kent: wie is wie? Wie was Kaiper, wie Eboué, wie Junior, en wie Diallo? Zonder kleren, en vooral zonder rugnummer, zijn die Ivorianen voor een toevallige bezoeker niet uit elkaar te houden. En als je het hen zelf vraagt, word je gegarandeerd het slachtoffer van een practical joke.

Dus gingen wij naar de enige blanke, die zich afgezonderd in een hoekje stond af te drogen: Steven Wostyn. Met de vraag: ‘Kun je nog even mee naar het veld voor een interviewtje voor VTM?’ Waarna Wostyn: ‘Sure, no problem. I’ll just get dressed, and then I’ll be yours.’ Het was Graham Stack! De Engelse keeper. Die avond zaten er welgeteld twee blanken in de kern, en nog hadden wij de verkeerde te pakken. En nu is gelukkig niet iedereen zo een kluns als ondergetekende, maar bij het interviewen van de Beverse Ivorianen zijn al historische vergissingen gebeurd.

Voor Knack hebben wij geen risico genomen: Herman Helleputte, de trainer. Hem kennen wij vijfentwintig jaar. Nog samen gevoetbald in de BRT-ploeg. Kritisch zal het dus weer niet zijn, dit artikel, wij wensen over Herman geen slecht woord te horen, laat staan er een te schrijven. De manier waarop hij omgaat met de wel heel speciale omstandigheden waarin bij Beveren moet worden gewerkt, verdient alleen bewondering. En dat Europees voetbal, dat gunnen wij weinig trainers zozeer als Herman.

Voor wie op een andere planeet zou wonen nog dit: in Beveren worden de sportieve lijnen uitgezet door de Franse ex-international Jean-Marc Guillou, die in Ivoorkust en sinds kort ook in Madagaskar een ‘Académie’ voor jonge voetballers runt. De beste elementen brengt hij naar Beveren, in de hoop ze daarna voor een smak geld te kunnen verkopen.

HERMAN HELLEPUTTE: Toen ik hier twee seizoenen geleden begon te werken, werd meewarig over mij gedaan. Beveren was het jaar voordien laatste geëindigd met 14 punten, en was enkel in eerste gebleven omdat Eendracht Aalst geen licentie had aangevraagd en RWDM er geen had gekregen. Maar ik had vertrouwen in de bestuursmensen, en in het idee van Jean-Marc Guillou om zijn Ivorianen hier te laten voetballen. Om eerlijk te zijn: ik had ook niet veel keuze. Ik heb Lierse en Germinal Ekeren getraind, was dan assistent van Franky Van der Elst bij Germinal Beerschot, en ben daar weggegaan omdat Harelbeke mij een job als hoofdcoach aanbood. Toen ik met die mensen sprak, lieten ze uitschijnen dat hun club gezond was, maar een paar maanden later was ze failliet. Ik ben nog even bij Dessel Sport in tweede klasse geweest, maar daarna zat ik zonder werk.

De eerste weken van dat eerste seizoen hier verliepen niet denderend. We trokken op training naar De Klinge in Nederland, en daar stond ik met acht of negen spelers, meer niet. Ondertussen ben ik het gewoon, maar toen keek ik raar op. Nu waren die negen wel volwaardige basisspelers, en moest daar niet zo erg veel bij komen, maar toch.

Ook begin vorig en begin dit seizoen was het hetzelfde liedje: tot net vóór de start van de competitie soms maar zes man op de training. Waarom komen de Ivorianen zo laat?

HELLEPUTTE: Een van de redenen is dat er zoveel paperassen bij komen kijken. En ze willen die mannen ook niet te vroeg naar hier halen, dat kost geld en wat zouden ze hier in het tussenseizoen moeten doen? Dit jaar had ons dat zuur kunnen opbreken, omdat we al vrij vroeg aan de slag moesten in de UEFA-beker, met een voorrondematch tegen FC Vaduz uit Liechtenstein. Maar al bij al is het nog meegevallen. Paradoxaal genoeg was dat te danken aan onze moeilijke kalender: de eerste twee thuismatchen moesten we tegen Club Brugge en Anderlecht, wedstrijden waarin je in principe toch niets haalt. Uiteindelijk hebben we een punt gepakt tegen Brugge en slechts nipt verloren tegen Anderlecht.

Jij hebt als trainer geen enkele zeg in de samenstelling van de kern?

HELLEPUTTE: Nee, maar hoeveel trainers hebben dat tegenwoordig wel? Guillou weet het best wie er in zijn Académie rijp is voor het profvoetbal, en die laat hij overkomen. Over het elftal beslis ik wél zelf.

De techniek van de jonge Ivorianen is verbluffend. Is dat genetisch bepaald?

HELLEPUTTE: Voor een klein deeltje misschien, omdat zij soepeler en sneller bewegen dan wij. Maar het geheim zit hem vooral in de frequentie van oefenen. Ze hebben daar geen computers, geen PlayStation, geen Ketnet of MTV om voor te gaan liggen. Ze zijn constant in beweging en met een bal bezig. Op de Académie krijgen ze vanaf hun twaalfde elke dag vier uur voetbaltraining, Belgische jongeren trainen vier uur per week. Op hun achttiende hebben ze jaaaa-ren achterstand op de Ivorianen, dat is nooit meer in te halen.

Als een nieuwe groep arriveert, hoe werk je daar dan mee?

HELLEPUTTE: Je weet dat ze kunnen voetballen. Technisch zijn ze allemaal de top in België waard. Ze voeren op training vaak nummertjes op waarbij je je de ogen uitwrijft. Alleen fysiek en tactisch kun je ze sterker maken. Hoe snel die aanpassing gebeurt, hangt af van speler tot speler. Arthur Boka kwam hier op een vrijdag aan, mocht diezelfde avond meedoen in een oefenwedstrijd in De Klinge, en de dag daarna in Korbeek-Lo. Toen wisten we al dat hij goed genoeg was om meteen in de eerste ploeg mee te draaien. Anderen hebben meer tijd nodig. Marco Né bijvoorbeeld, maar hij is nu een van onze sterkhouders en klaar om een grote transfer te maken.

De grote verandering voor die jongens is dat ze in Ivoorkust altijd de beteren waren, ook tegen oudere spelers. Dat is hier niet meer waar. Ze moeten vooral in groep leren verdedigen. Man tegen man kunnen ze het meestal wel, maar in het moderne Europese voetbal is dat niet genoeg.

Ben jij al eens gaan kijken in Abidjan?

HELLEPUTTE: Nee. Ik was het wel van plan, maar oorlogen en burgeroorlogen maakten het gebied te gevaarlijk.

Delen jij en Guillou dezelfde voetbalfilosofie?

HELLEPUTTE: In deze omstandigheden wel. Voor mij is het ook simpel: ik werk met een groep die over enorme technische kwaliteiten beschikt. Het zou dom zijn daar geen gebruik van te maken en fysiek voetbal te eisen. Guillou is soms meer tevreden na een verloren wedstrijd waarin we goed hebben gevoetbald, dan na een gewonnen wedstrijd waarin we slecht hebben gespeeld.

Hij gaat op de tribune fel te keer.

HELLEPUTTE: Tijdens de matchen is hij een supporter, en als ze de bal verliezen wordt hij woest. Maar voor de rest doe ik mijn hoed af voor iemand die een idee heeft gehad als hij, en dat heeft uitgewerkt als hij. Ik weet niet of het elders bestaat, ik denk het niet. Ondertussen zijn wij natuurlijk bekend, en zullen er wel mensen zijn die ons willen imiteren. Maar ze mogen niet vergeten dat Guillou al meer dan acht jaar bezig is, en dat het de eerste jaren veel geld kost en weinig opbrengt, en dat het succes niet gegarandeerd is.

Hoe je het draait of keert, het blijft mensenhandel.

HELLEPUTTE: Dat is een veel te beladen woord. Iedereen wordt beter van het systeem-Guillou, de spelers in de eerste plaats, wat is er dan op tegen? De jongens die bij zijn Académie komen, worden op hun tiende of elfde geselecteerd. Hun enige wens is om voetballer te kunnen worden, liefst in Europa. Ze krijgen materiaal en infrastructuur ter beschikking, voetbalonderricht van professionele trainers, en ook gewone schoollessen en opvoeding. Wie iets kan, mag een profcontract tekenen dat hem naar plaatselijke normen al een redelijk salaris oplevert. Zo kan hij z’n familie mee onderhouden, dat is ginder zeer belangrijk.

De besten komen naar hier, en worden opnieuw goed begeleid en opgevangen. Ze hebben misschien geen contracten om van achterover te vallen, maar het volstaat in elk geval om hun families echt een beter leven te bezorgen, en nog wat opzij te zetten ook. Ze kunnen zich aanpassen aan het Europese voetbal, wie niet meteen slaagt kan op geduld rekenen, en wie wél slaagt kan vrij snel een heel grote slag slaan.

Bij ‘mensenhandel’ denk ik aan slavernij en uitbuiting, ik kan u verzekeren dat dat bij Guillou niet zo is. Dat hij zelf aan de transfers verdient is een feit, maar vergeet niet dat hij in die Académie veel geïnvesteerd heeft, en anderen met hem. Dat die mensen hun geld graag met interest terugzien, neem ik hen niet kwalijk. Ook Beveren doet een goede zaak: het krijgt uitstekende spelers ter beschikking, en het profiteert mee van de transfers. Met zo een ‘mensenhandel’ heb ik niet veel problemen.

Maar als Guillou zich terugtrekt, is het gedaan met Beveren.

HELLEPUTTE: Niet juist. Mocht Guillou níét zijn gekomen, was het nu al gedaan met Beveren. Hoge schulden en geen uitzicht op sportief succes, zo was de toestand drie jaar geleden. Vandaag bestaat de club nog steeds, de supporters krijgen spektakel, we hebben ons al twee keer probleemloos gehandhaafd in eerste, we hebben de bekerfinale bereikt, en we spelen Europees tegen toppers als Stuttgart en Benfica. Beveren heeft dankzij Guillou zijn uitgaven kunnen drukken en zijn schulden langzaamaan kunnen wegwerken. Deze UEFA-cupcampagne en de televisierechten die ermee gepaard gaan, zorgen voor een onverwacht extraatje. Mocht Guillou zich terugtrekken – en zolang het loopt zoals het nu loopt, zie ik niet in waarom hij dat zou doen – staat Beveren er heel wat beter voor dan vóór zijn komst. Clubs als Harelbeke, Aalst, Lommel, Mechelen en RWDM zouden voor ons scenario getekend hebben.

De Ivorianen staan wel de doorstroming van de jeugd in de weg. Jammer, want de Beverense jeugdwerking krijgt in onderzoeken goede punten.

HELLEPUTTE: Ook dat mag je niet overdrijven. Het is niet omdat je een goede jeugdwerking hebt, dat er elk jaar vijf volwaardige eersteklassers uit komen. Eén of twee per seizoen en je mag je al heel gelukkig prijzen. Wij hebben nu Kristof Lardenoit, Anouar Bousfia en Björn Vleminckx, uit onze eigen jeugd of van uit de buurt. Die mannen krijgen ook hun kans, en reken maar dat de aanwezigheid van dat leger Ivorianen hen alleen maar beter maakt. Ik begrijp dat men zich afkeert van de overvloed aan middelmatige buitenlanders die het Belgisch voetbal teistert, maar ik denk niet dat onze Ivorianen middelmatig zijn. Ze zijn een verrijking voor de competitie.

De beteren worden tijdens de winterstop verkocht. Dan moet je weer opnieuw beginnen.

HELLEPUTTE: Dat is niet gemakkelijk, maar ik weet het vooraf. Vorig seizoen vertrokken in januari Arsène Né, Gilles Yapi Yapo, en Yaya Touré. Sportief was dat een zware aderlating, die het ons in de tweede ronde niet makkelijk heeft gemaakt. Maar die ons ook niet heeft belet om de bekerfinale te halen, en dat na een zwaar parcours: de buren van Hamme, Westerlo, GBA, Anderlecht, en in de finale Club Brugge. Die finale hebben we met 4-2 verloren, maar toen waren we al zeker van Europees voetbal.

Beveren heeft de voorbije seizoenen een container vol rode kaarten verzameld. En er waren op en naast het veld tal van vechtpartijtjes, ook tussen de Ivorianen onderling.

HELLEPUTTE: Dat zijn meestal niet meer dan akkefietjes. Het zit nu eenmaal in hun temperament. Voor rode kaarten waarschuw ik hen telkens weer, maar soms gaan ze in hun enthousiasme toch over de schreef. De scheidsrechters geven ook niet altijd blijk van veel diplomatie, vind ik.

Is het grote gevaar voor die jonge mannen niet de tijd dat ze níét op de club zijn?

HELLEPUTTE: We moeten sommigen iets scherper in de gaten houden. Wat zou je willen? Ze zijn jong, atleet, hebben geld, leven in een wereld waar ze een paar jaar geleden alleen maar van konden dromen… er zijn veel verleidingen. Maar ze wonen allemaal in de onmiddellijke buurt van het stadion, en Beveren is een kleine gemeente. Als er ’s nachts zitten waar ze niet moeten zitten, komen wij dat snel te weten. Ze wonen soms met een paar op een flat, anderen hebben hun vrouw bij. Dat loopt eigenlijk wel los.

Maar de verveling moet toch groot zijn?

HELLEPUTTE: Welnee, die jongens amuseren zich. Ze klitten bij elkaar en zijn bezig met de computer, met PlayStation, met muziek, en met tegen elkaar op te tateren over voetbal en auto’s en vrouwen, en over alles waarmee ook onze Belgische jongeren bezig zijn. Ze zitten niet te treuren en van heimwee te vergaan hoor. Integendeel: ze maken constant pret. De meesten hebben een ongelooflijk positieve ingesteldheid, en genieten met volle teugen van het avontuur.

Wat leer jij van hen?

HELLEPUTTE: Dat het leven plezierig kan zijn. Nu ja, dat hoefde ik niet te leren, ik ben van Lier. Toch heeft de omgang met die jongens mij veranderd. Na een nederlaag lopen Belgen vier dagen te mokken, zij hebben dat helemaal niet. Ze vloeken en briesen een kwartier, en zetten het daarna van zich af. Wij laten ons door tegenslagen te veel uit het lood slaan, zodat we ook in onze volgende opdrachten mislukken.

Zou je nog kunnen werken met een ploeg vol Belgische spelers?

HELLEPUTTE: Zeker, al zou het wel een hele aanpassing vergen. Vooral het opnieuw moeten schaven aan technische tekortkomingen zou vreemd aanvoelen. Maar Belgen hebben dan weer meer discipline, en staan tactisch meestal verder, dat compenseert.

Jullie spelen Europees thuis tegen Stuttgart en Benfica, uit tegen Dinamo Zagreb en Heerenveen. Een zware klus, wat verwacht je?

HELLEPUTTE: Met Levski Sofia in de eerste ronde hadden we ook al een niet te onderschatten tegenstander. Maar voor onze spelers is de Europacup iets speciaals, en als ze zich extra concentreren, zijn ze tot veel in staat. Ik was bang voor tactische tekorten in Bulgarije, maar dat is goed meegevallen. De loting van de poule is ideaal voor de club: met Stuttgart en Benfica thuis hebben we twee publiekstrekkers die ook qua tv-rechten veel opbrengen. Maar sportief had ik het liever anders gehad. Om Stuttgart en Benfica te kloppen, hebben we een echte stunt nodig. Tegen Zagreb en Heerenveen hebben we meer kans, en dus had ik liever bij díé matchen het thuisvoordeel gehad. Maar goed: het zal interessant zijn om te zien waar we staan, en we gaan ervan genieten. De spelers beseffen allemaal dat ze een onverwachte kans hebben om zich in de Europese etalage te plaatsen.

Hoewel velen met je hebben gelachen toen je hier begon, heb je de wereldpers al over de vloer gehad. Kent de hele wereld Herman Helleputte?

HELLEPUTTE: Nee, ze komen voor de spelers en voor Jean-Marc Guillou. Maar iedereen in Beveren kan alleen maar trots zijn als CNN en Time Magazine op de Freethiel neerstrijken. Hoeveel Belgische sportclubs hebben er al in Time gestaan denk je?

En nu nog in Knack.

HELLEPUTTE: Dat is natuurlijk helemaal de max.

Door Koen Meulenaere

‘Ze voeren nummertjes op waarbij je je de ogen uitwrijft.’

‘Van het systeem-Guillou wordt iedereen beter, wat is er dan op tegen?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content