Nu de wereld met een hardnekkige financiële crisis wordt geconfronteerd, zijn alle invalshoeken goed om te proberen tot inzichten te komen die ons voor een catastrofe kunnen behoeden. Een verhaal over natuurlijke en financiële ecosystemen, consultants en muskietvisjes.

Het was een op zijn minst opvallend te noemen duo dat begin dit jaar een coververhaal van het wetenschapsvakblad Nature schreef, met als belangrijkste vraag: kan de ecologische theorie de financiële markten redden? De auteurs waren een topmedewerker van de Bank of England, Andrew Haldane, en Robert May, een zoöloog van de Universiteit van Oxford die meer met cijfers dan met levende dieren bezig is.

Hun uitgangspunt was een analyse van de evolutie in het ecologische denken. Een halve eeuw geleden was het de gewoonte te spreken van ecologisch ‘evenwicht’, van een balans in de natuur waar alles altijd weer naartoe moest. Ondertussen weten ecologen beter: het is zelden zo eenvoudig. Er zijn onverwachte gebeurtenissen en complicaties die een evenwicht onwaarschijnlijk maken. Het geheel is altijd in beweging.

Sinds enkele decennia probeert men die principes ook toe te passen op de financiële markten, of – in een bepaald jargon – op financiële ecosystemen. Maar vooral sinds de start van de wereldwijde financiële crisis in 2007 zijn alle invalshoeken goed om te proberen inzichten te vergaren die ons voor een catastrofe zouden kunnen behoeden. Het artikel in Nature poneert dat ook in de economische context het streven naar een toestand van evenwicht de overhand heeft gehaald. Terwijl alles erop wijst dat een groeiende complexiteit ook op dit terrein vooral instabiliteit in de hand werkt, net als in de natuur.

Er zijn nochtans opvallende verschillen tussen natuurlijke en economische ecosystemen. Zo worden natuurlijke ecosystemen sterk bepaald door evolutionaire langetermijnprocessen, terwijl economische ecosystemen in vergelijking daarmee heel erg korte termijn zijn. In de economie zijn daarenboven een aantal duidelijke sturende factoren (‘handen’) aanwezig die in de natuur meestal afwezig zijn, tenzij in het hoofd van door het creationisme geïnspireerde denkers.

De studie in Nature komt tot conclusies waarvan de auteurs zelf toegeven dat er wel enige tijd overheen zal gaan voor de financiële gemeenschap ze aanvaardt. Ze stellen onder meer dat de wetmatigheden van het financiële systeem op wereldschaal niet beschouwd kunnen worden als een eenvoudige uitvergroting van wat er op een lager niveau – bijvoorbeeld dat van de banken – gebeurt. Het systeem gedraagt zich anders dan zijn samenstellende delen, waardoor maatregelen op het niveau van de samenstellende delen niet noodzakelijk het gewenste effect op het systeem hebben.

De auteurs wijzen er ook op dat de groeiende tendens naar uniformiteit – alle banken die vooral hetzelfde willen doen – een groot risico inhoudt. Uniformiteit zou namelijk wel het risico op het niveau van de individuele bank beperken, maar tegelijk de kans verhogen dat het systeem in elkaar stuikt. Het artikel besluit dat het nuttig is na te gaan of het niet beter zou zijn banken in omvang en activiteit te beperken. De grootste banken zouden ook de grootste buffers (in liquiditeiten) tegen onverwachte problemen moeten opbouwen, en dat vooral wanneer het goed gaat, want net als de ecologie volgt ook de economie cyclische wetmatigheden: na vette jaren komen er altijd magere. Nu wordt vaak aan buffers gedacht op het ogenblik dat het ernstig mis begint te gaan – te laat dus. Hetzelfde geldt overigens voor de politieke wereld, geconfronteerd met onder meer de groeiende kosten van de vergrijzing in de maatschappij.

Mislukkingen ondersteunen

Haldane en May zijn na hun Nature-paper niet blijven stilzitten. Enkele weken geleden borduurden ze in de New Scientist voort op hun ideeën, met een veel praktischer aanpak dan het moeilijk te verteren gecijfer in Nature. Nu was hun uitgangspunt dat in de natuur de eenvoudigste systemen de meeste kans hebben om lang te overleven, omdat in complexe systemen het risico op een zware crash groter is. Als er in het voedselweb van het Amazoneregenwoud iets fundamenteel fout gaat, kan dat door de intrinsieke linken in het systeem tot een catastrofe voor de hele biotoop leiden. Iets wat in een eenvoudiger gegeven, zoals een Afrikaanse savanne, minder aan de orde is.

Ook dat inzicht passen de twee toe op de economische wereld, met als uitgangspunt dat economen ervan uit lijken te gaan dat hoe groter een bank is, hoe beter ze bestand is tegen marktschommelingen, omdat ze haar activiteiten kan herschikken in functie van veranderingen in de markt. Fout, stellen beide vorsers onomwonden. Grote banken gaan daarenboven steeds meer op elkaar lijken en gedragen zich steeds meer als monoculturen, die extra kwetsbaar zijn voor aanvallers waar ze geen weerstand tegen hebben. Eén onvoorziene gebeurtenis kan zo het hele systeem onderuithalen.

Toch grijpen politieke overheden in om die grote banken te redden, uit vrees voor een cascade van negatieve effecten. Daarbij communiceren ze graag dat ze maatregelen nemen om de markten te ‘kalmeren’. Volgens Haldane en May zouden ze dringend wat realistischer moeten worden. De markten zijn van nature onvoorspelbaar, ze zijn dus ook niet door een sturende hand te kalmeren, laat staan door sussende berichten. En door wankelende grote spelers overeind te houden, stel je het onvermijdelijke alleen maar uit. Een onaangenaam vooruitzicht.

In dat andere wetenschappelijke topvakblad, Science, verscheen deze zomer een korte analyse, in de vorm van een boekbespreking, die de conclusies van Haldane en May heel rigide doortrok naar de realiteit. ‘De ideale kandidaat om vandaag overheidssteun te krijgen, lijkt een bedrijf te zijn dat heel groot en heel onsuccesvol is’, stond er te lezen. ‘Dat is de perfecte formule om te volharden in de mislukking.’ Of nog: ook in de economische wereld moet het principe van trial-and-error, gelinkt aan een vorm van natuurlijke selectie, kunnen spelen. Anders dreigt het systeem te kraken onder het dode gewicht van meegezeulde mislukkingen. De overheid moet alleen maar proberen de eventuele collaterale schade te beperken.

Maar mensen werken niet graag met onzekerheden. Mensen cultiveren het idee dat ze greep hebben op hun leefwereld – niet het minst op die aspecten van hun bestaan die rechtstreeks verband houden met hun welzijn, zoals geld verdienen. Het wetenschapsblad Science News publiceerde deze zomer eveneens een analyse waaruit blijkt dat het zo goed als onmogelijk is greep te krijgen op het financiële systeem. Als Paul D’Hoore echt zou weten hoe je veel geld moet verdienen op de beurs, zat hij nu niet meer in de VTM- studio’s maar op een jacht in de Caraïben.

Er zitten zo veel onvoorspelbaarheden in het systeem dat het, zeker in moeilijke economische tijden zoals nu, bijna onmogelijk is logische keuzes te maken. In die zin lijkt het, volgens de analyse in Science News beter eenvoudige vuistregels te hanteren dan complexe verhalen te bedenken. Het blad beschrijft het relaas van een niet nader genoemde grote Amerikaanse verzekeringsfirma die onlangs ontdekte dat ‘het naïef verdelen van haar geld over een breed gamma aan beschikbare opties’ tussen 1969 en 2009 altijd meer inkomsten had opgeleverd dan de ingewikkelde financiële constructies die ze in die periode hanteerde.

Nochtans betalen veel firma’s tonnen geld aan financiële consultants om zo veel mogelijk greep op hun situatie te krijgen. Grotendeels zinloos, berekende psycholoog Gerd Gigerenzer van het gerenommeerde Duitse Max Planck Instituut. ‘Modellen zijn schitterend om het verleden te voorspellen’, schamperde hij, ‘maar doen het heel wat minder goed als ze de toekomst moeten voorspellen. In een economische wereld die constant in beweging is, kunnen toevallige en willekeurige financiële patronen gemakkelijk – maar foutief – als opportuniteiten geïdentificeerd worden.’ Of met andere woorden: de kans dat een situatie uit het verleden zich op dezelfde manier in de toekomst presenteert, is zo goed als uitgesloten.

Gigerenzer betoogde zelfs dat nogal wat ondernemers hem ‘schaapachtig’ hadden verteld dat ze medewerkers soms ingewikkelde financiële simulaties lieten ontwikkelen omdat ze daarmee indruk konden maken op hun klanten, terwijl zij in feite gewoon hun buikgevoel volgden. Bedrijven zouden zich beter voorbereiden op het oplossen van calamiteiten op het ogenblik dat die zich voordoen, bijvoorbeeld door financiële buffers aan te leggen, dan geld en energie te investeren in zakenmodellen waarmee ze greep op hun toekomst willen hebben. Verloren investeringen.

Hebzuchtige valsspelers

Een belangrijk element in de complexiteit van financiële markten is uiteraard de onvoorspelbaarheid van het menselijk gedrag. Er is de laatste tijd veel te doen over de buitensporige premies voor managers van grote bedrijven (de zogenaamde bonussen), en er worden maatregelen voorgesteld om daar iets aan te doen. Maar volgens een analyse van twee economen in de Quarterly Journal of Economics is er maar één remedie: totale openheid vragen van wat die managers doen.

Nu krijgen duurbetaalde managers vooral premies als ze goede resultaten behalen voor de aandeelhouders van hun bedrijf. Maar meestal gaan die goede resultaten gepaard met het nemen van grote risico’s, wat op termijn vaak onhoudbaar blijkt. Als het misloopt, hebben de managers wel hun wettelijk goedgekeurde bonussen opgestreken, maar de aandeelhouders blijven met een kater achter. In het slechtste geval moeten belastingbetalers via overheidsingrepen de fiasco’s opruimen om erger te voorkomen.

Dat ondoorzichtige systeem is gemaakt voor valsspelers. En zelfs als die niet in eerste instantie corrupt of hebzuchtig zijn, zullen ze toch zelden uitsluitend het welzijn van de aandeelhouders voor ogen hebben. De twee economen stellen in hun analyse boudweg dat technische ingrepen, zoals het uitstellen van het betalen van bonussen met vijf jaar, daar weinig of niets aan zullen verhelpen. Rechtstreekse controle op de activiteiten van managers is het enige wat efficiënt kan zijn. Maar dat doet de top van de bankwereld huiveren.

Het wereldje van managers en consultants staat niet bekend om zijn transparantie. Het is ook niet altijd duidelijk of hun adviezen efficiënt zijn. Sommige bedrijfsleiders hebben de indruk dat de mening van hun werknemers relevanter is dan die van duurbetaalde experts, maar meestal kunnen ze dat moeilijk wetenschappelijk hard maken. In de natuur kan dat wel. De Proceedings of the National Academy of Sciences had onlangs een mooi verhaal over het collectieve beslissingsproces van muskietvisjes, die in grote scholen voorkomen om de kans te beperken dat ze worden opgegeten. Goed doordachte experimenten wezen uit dat hoe groter een school visjes is, hoe sneller de diertjes een correcte beslissing nemen om aan een aanval te ontsnappen. Dat komt omdat de beslissing eender waar in een groep kan vertrekken, en héél snel overgenomen wordt door de voltallige bende. Wie achterblijft, dreigt het eerste slachtoffer te worden, dus de incentive om te volgen is groot. Dat heet in het wetenschappelijke jargon zo mooi het wisdom- of-the-crowd-effect (de wijsheid van de massa). Het zou ook van toepassing zijn op zoekmachines op het internet.

Maar natuurlijk is dat eenvoudige systeem in de mensenwereld niet per definitie zaligmakend. Als je een échte expert in huis hebt, kan het nog altijd nuttig zijn die te volgen, maar dan moet het wel iemand zijn die rechtstreeks bij de onderneming betrokken is, en niet een duurbetaalde buitenstaander. Het is ook cruciaal dat alle mensen in de groep dezelfde eindbedoeling hebben. Want als de belangen tegengesteld zijn, kom je er met een groepsaanpak uiteraard niet. En jammer genoeg is ons mensensysteem zo georganiseerd dat er op grote schaal zelden géén tegengestelde belangen zijn.

DOOR DIRK DRAULANS

De ideale kandidaat om vandaag overheidssteun te krijgen, is een bedrijf dat heel groot en heel onsuccesvol is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content