‘De Belgen zijn altijd vreedzaam met elkaar opgetrokken’

BRIGITTE RASKIN 'Alles begon met een prulwet uit 1878.' © MARK RENDERS/PHOTO NEWS

Schrijfster en historica Brigitte Raskin woont pal op de taalgrens. Ze schreef er nu ook een boek over: De Taalgrens, of wat de Belgen zowel verbindt als verdeelt, een historische studie over de ontwikkeling van de taalgrens, en hoezeer die verknoopt is met de Belgische geschiedenis.

Het boek van Brigitte Raskin begint bij de Franken, ‘de oervaders van het Nederlands en de grondleggers van de taalgrens die het Belgische grondgebied doormidden snijdt’. Het eindigt bij het begin van de eenentwintigste eeuw, en doet omstandig relaas – met de woorden van de schrijfster – ‘van hoe een eeuwenlang vredige taalgrens zich op den duur tot een soort Belgische gifslang, die reikte van het Franstalige Ploegsteert tot de Vlaamse Voerstreek’ heeft getransformeerd.

Brigitte Raskin: Maar eigenlijk had het boek beter De taalgrenzen geheten. Er hebben namelijk drie taalgrenzen bestaan. Er is de regionale taalgrens, de oude afbakening tussen het Germaanse en het Romaanse taalgebied. Dan is er de sociale taalgrens, die tot stand is gekomen in de tijd van de Bourgondiërs, toen het Frans in Europa dienst deed als lingua franca, en die werd versterkt en geïnstitutionaliseerd in de tijd van Napoleon. De Vlaamse Beweging is op de eerste plaats ontstaan om die sociale taalgrens te beslechten. De taalstrijd heeft zich immers vooral in Vlaanderen afgespeeld. Het was de strijd van de Vlaamse Beweging tegen de Franstalige bourgeoisie uit Gent, Antwerpen en de rest van Vlaanderen. De derde taalgrens is de Brusselse taalgrens. Die is zeker ook het gevolg van sociologische ontwikkelingen, maar toch vooral een politiek vastgelegde grens. Denk aan de keuze om faciliteiten in te voeren in sommige gemeenten van de Vlaamse Rand.

U legt uit hoe de problemen met de tot voor kort tweetalige kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde het resultaat zijn van slechte taalwetten uit de negentiende eeuw, toen er van B-H-V helemaal nog geen sprake was.

Raskin: Dat gaat met name over de tweede taalwet op de bestuurszaken uit 1878, echt een prul van een wet, goedgekeurd in de Kamer door uitsluitend Franstaligen. Die wet regelde het taalgebruik in de centrale administraties. Daarbij werden drie verschillende taalregimes ingevoerd. In Wallonië verliep alles in het Frans. In Vlaanderen zouden inwoners voortaan in het Nederlands worden bediend, tenzij ze uitdrukkelijk om het Frans vroegen. Voor Brussel, dat toen nog voor meer dan 80 procent uit Nederlandstaligen bestond, gold het omgekeerde: Frans werd de regel, Nederlands de uitzondering. Bovendien werd Brussel wel heel ruim opgevat, namelijk als de hele Brusselse agglomeratie, die precies samenviel met de huidige kieskring B-H-V. Men ging er dus van uit de Halle-Vilvoorde bij Brussel hoorde. Toen zijn de problemen begonnen.

De taalgrens is politiek vaak controversieel, maar u als taalgrensbewoonster ervaart dat anders, blijkt uit het boek.

Raskin: Ik woon in Overijse. Onze kant van de straat is de Hoeilaartsesteenweg, aan de overkant is dat de rue Pierre Van Dyck in de Waalse gemeente La Hulpe. Wie hier woont, kan zich niet voorstellen dat je van die taalgrens ooit een staatsgrens zou willen maken. De staatshervorming in België is altijd een geleidelijk proces geweest. Bovendien heeft België als bestuursniveau zeker nog zijn nut. Wat ik ook wil aantonen in mijn boek is dat de Belgen doorheen hun gezamenlijke geschiedenis altijd vreedzaam met elkaar zijn opgetrokken. Hier langs de taalgrens spreken de mensen elkaars taal, en leven ze als goede buren naast elkaar.

BRIGITTE RASKIN, DE TAALGRENS, OF WAT DE BELGEN ZOWEL VERBINDT ALS VERDEELT, DAVIDSFONDS, 329 BLZ., 27,50 EURO.

– Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content