Enkele weken geleden sprak Knack met SP-minister van Volksgezondheid Marcel Colla. De reactie van de ex-voorzitter van de Antwerpse SP-federatie Lode Hancké liet niet op zich wachten.

“In uw gesprek met de heer Colla ( Knack, 14 april) komt mijn naam tweemaal ter sprake, eenmaal in verband met de Oproep van de Acht over klaarheid inzake Agusta-Dassault, en nadien inzake de wanbetalingen van de minister aan de Antwerpse SP-federatie. Terecht draagt het interview de titel: De minister pleit schuldig.”

Lode Hancké, gewezen voorzitter van de Antwerpse SP-federatie, is furieus. Hij was een van de ondertekenaars van de Oproep waarin de SP-leiding om duidelijkheid werd gevraagd over de manier waarop de Agusta/Dassault-fondsen werden geïnd en besteed. De uitlatingen daarover van minister van Volksgezondheid en Pensioenen Marcel Colla in een recent Knack-interview neemt Hancké niet. “Ik had op 1 april aangekondigd de politiek te verlaten, met het voornemen in de verkiezingscampagne zelfs niet aan te dringen met de zeven andere ondertekenaars op de gevraagde antwoorden. Colla verplicht me echter te reageren, want zijn uitspraken zijn van een onfris niveau.”

Laten we beginnen met de Agusta/Dassault-zaak?

Lode Hancké: Colla schijnt de Oproep niet gelezen, en zeker niet begrepen te hebben. Zijn naam, noch die van Willockx, De Batselier of Van den Bossche is genoemd. Waar het de acht ondertekenaars om gaat, is de roep om klaarheid over wat echt gebeurd is in 1988-’89 en de erkenning dat de in 1995 door Tobback opgehangen versie niet in het minst aan de waarheid beantwoordt.

Ik kom uit een groot rood gezin en mijn opvoeding was belicht met het optimisme van De Toverfluit, de verbeterbaarheid van mens en samenleving, en het instrument daartoe: “le socialisme, ma grande espérance” van Jaurès. Het hield een individuele ethiek in: inzet, matigheid, integriteit. Dat ik na de uitbarsting van Agusta tot in het diepst van mijn ziel geschokt was: men gelove me vrij.

Colla kan dat niet begrijpen. Laten we dus aannemen dat ik geleid was door rancune en frustratie. Maar had die zich kunnen uitleven als de SP zich niets te verwijten had, als ze niet een volledige jaarbegroting achterover had gedrukt, en als de waarheid, toen de zaak uitkwam, geen geweld was aangedaan?

Colla zegt ook: “De drie miljoen die ik van (SP-penningmeester) Etienne Mangé ontving, heb ik in aanwezigheid van getuigen aan de federatie bezorgd. Geen frank hield ik voor mezelf, noch voor de eigen campagne. Hancké weet dat.” Moment. Ik ken dat verhaal uit 1991 van de drie miljoen, ter plaatse gebracht door Colla en Mangé. Het werd me als kersverse voorzitter in oktober 1995 door mijn voorganger Guy Peeters meegedeeld, omdat een onderzoek hangende was.

Daarbij twee opmerkingen. Ten eerste: het geld werd in biljetten overgemaakt met bevel het niet te boeken en “zwart” uit te geven. Begreep Colla niet dat daar een reukje aan kleefde? Ten tweede: op de 110 miljoen van Agusta-Dassault is van amper circa 30 miljoen bekend – inbegrepen de drie miljoen van Colla – wat ermee gebeurde. Over 80 miljoen tasten we in het duister. Dat willen we weten. Daarover gaat de Oproep. Als Colla zo vrijuit gaat als hij voorwendt, mag hij de Oproep ondertekenen!

Volgens u snijden ook Colla’s beweringen over zijn bijdragen aan de SP-federatie geen hout?

Hancké: Colla zegt, en ik citeer: “Dat daar ooit een conflict rees, was in de eerste instantie de fout van Hancké, jarenlang voorzitter van de SP-federatie Antwerpen, die geen oor had naar een serieus gesprek over dit probleem. Het was nooit mijn bedoeling die bijdragen aan de partij te staken. Maar de berekening ervan moest dan wel correct gebeuren, bijvoorbeeld door rekening te houden met verkiezingsuitgaven die ikzelf betaalde.”

Tiens, tiens. Om te beginnen, was ik niet jarenlang voorzitter, maar amper twee jaar, van 18 september 1995 tot 29 november 1997. Het afdrachtenprobleem van Colla is echter veel ouder.

Op mijn voorstel werd begin 1995 in het arrondissementeel SP-bestuur van Antwerpen besloten dat kandidaten zich ertoe moesten verbinden maandelijks hun afdrachten te betalen. Colla legde de afspraken naast zich neer.

Toen ik arrondissementeel voorzitter werd, trof ik een globale achterstand aan van 10 miljoen – afdrachten, afrekening ledenbijdragen, betaling drukwerk. Een onhoudbare toestand. Ik wilde die met mijn medewerkers aanzuiveren. Terecht, want de wanbetaling van Colla, bekend van de overzichten in het federaal bestuur, prikkelde de correcte partijgenoten zodanig dat ik vaak te horen kreeg: “Als een minister niet betaalt, waarom de kleine garnaal wel?” Bij het einde van mijn voorzitterschap beliep de achterstand nog 5 miljoen, inbegrepen 1,6 miljoen van Colla.

Hoe groeide die achterstal van Colla? Het geeft een idee van de politieke mores in de Antwerpse SP na de afschaffing van de poll, waardoor controle op mandatarissen is weggevallen. Colla betaalde in 1993: 0 frank. Colla betaalde in 1994:0 frank. Colla betaalde tot aan de verkiezingen van 21 mei 1995: 0 frank. Hij betaalde dus 29 maanden lang geen afdrachten, maar kreeg wel van het klein lijstcomité, met daarin Guy Peeters en Fred Erdman, de eerste plaats voor de Kamer.

Hij betaalde van 21 mei tot einde september 1995: 0 frank. Toeval of niet, na mijn verkiezing tot arrondissementeel SP-voorzitter in september 1995 betaalde Colla van oktober 1995 tot oktober 1996, maandelijks een afdracht, die echter zijn aanzienlijke achterstand niet verminderde.

Van november 1996 af tot einde van mijn voorzitterschap in november 1997 betaalde Colla:0 frank. In december 1997 en het jaar 1998 betaalde Colla: 0 frank. In januari 1999 werd in het arrondissementeel bestuur zuinig meegedeeld dat hij “begonnen was te betalen”.

Hij heeft dus vijf jaar lang zijn afdrachten niet betaald en inmiddels de interesten op die bedragen – ruim 40.000 frank per maand – op zak gestoken.

Tijdens mijn voorzitterschap werden alle besprekingen over de afdrachten – zo’n honderdtal per jaar – door de federale secretaris gevoerd. Zo vroeg, en bekwam Erdman een vermindering van zijn afdracht. De federale secretaris hield me wel op de hoogte. Met Colla werden tientallen brieven gewisseld en de federale secretaris had minstens een drietal besprekingen. Colla betwistte telkens het brutobedrag waarop de berekening gebeurt. Hoewel de VRT-TV eens breed op het scherm de jaarwedde – 6.612.000 frank per jaar – van een minister had getoond. Colla heeft mij nooit om een gesprek gevraagd, ik heb er nooit één aan iemand geweigerd.

Wat zegt het huisreglement?

Hancké: Het afdrachtenreglement, door Colla bij elke verkiezing ondertekend, gaat voor iedereen uit van bruto-inkomsten. Colla vindt nu dat rekening moet worden gehouden met de verkiezingsuitgaven. Dat is niet voorzien. Het zou ook onbillijk zijn. Colla kreeg als lijsttrekker van de Antwerpse SP-federatie 1.500.000 frank, een cadeautje van zijn vrienden in het lijstcomité. De tweede op de lijst – ik was dat enkele malen en spreek dus uit ervaring – kreeg 10.000 frank en droeg de rest zelf, met steun van de lokale afdeling. Colla kreeg bovendien van zijn kabinet logistieke steun die andere kandidaten ontbeerden.

Colla is door Tobback, die van mij een brief kreeg over diens schrale afdrachtenproductie en daarop niet antwoordde, op de Senaatslijst opgenomen en werd aldus bevrijd van het lastig debat in het Antwerps SP-congres over zijn baatzuchtige slordigheid. Iedereen heeft er het raden naar of Colla nu in regel is of niet. Op grond van het verleden valt te rezen dat, als Colla aan een laatste mandaat begint, de Antwerpse SP-federatie naar haar centen kan fluiten.

In 1984 schiep Karel Van Miert op een SP-congres hilariteit toen hij bureauleden bedacht met de enige kwaliteit die ze zoals algemeen bekend niet hadden: de “jovialiteit” van Marc Galle, de “ideologische soepelheid” van De Batselier, de “gulheid” van Colla.

Abraham Lincoln had ooit een presidentiële tegenkandidaat, de kleingestuikte rechter Douglas. Zijn fans vonden dat ze de draak mochten steken met diens korte beentjes. Ze poogden Lincoln te bewegen om het lichaamsgebrek van zijn opponent uit te buiten en stelden hem publiek de vraag: “Hoe lang, mister president, moeten volgens u de benen van een man wel zijn?” Lincoln, zelf de gelukkige bezitter van benen als stelten, antwoordde tot opluchting van Douglas: “De benen van een mens moeten zo lang zijn dat, als hij rechtop staat, de zolen van zijn voeten de grond raken.”

Wie een opmerking tegenover mij zou maken over de geringe lengte van Colla’s benen, zal ik naar Lincoln verwijzen. Maar ik betreur dat de armen van de heer Colla kennelijk zo kort zijn dat ze nooit tot aan zijn veilig weggeborgen portefeuille schijnen te reiken.

P.R.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content