Voormalig president Slobodan Milosevic, die zondag in Belgrado is gearresteerd, wordt in eigen land beschuldigd van malversaties, corruptie en machtsmisbruik. Wellicht zal hij later ook als oorlogsmisdadiger moeten terechtstaan voor het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag.

Zondagochtend brachten veiligheidstroepen voormalig president Slobodan Milosevic over naar de centrale gevangenis van Belgrado. De belegering van zijn villa in Dedinje, de tuinwijk van Belgrado, was vrijdagavond begonnen. Aanvankelijk leek de arrestatie te mislukken omdat Milosevic’ lijfwachten fel weerstand boden. De ex-president (59), zijn vrouw Mirjana en dochter Marija weigerden zich over te geven aan het politiecommando. Ze dreigden met zelfmoord, er vielen schoten. Op straat scandeerde een handvol aanhangers ‘Slobo, Slobo!’.

Vorig jaar, bij de val van het regime-Milosevic, werd al duidelijk hoezeer de wederopbouw van Joegoslavië afhankelijk was van buitenlandse hulp. De Amerikaanse regering speelde daarop in en stelde de nieuwe machthebbers voor een ultimatum dat afliep op 31 maart 2001. Washington eiste de arrestatie van Milosevic. Zoniet werden voor 1,8 miljard frank (44 miljoen euro) directe hulp aan Joegoslavië en voor tientallen miljarden frank leningen geblokkeerd.

Vlak voor het aflopen van het ultimatum greep de Joegoslavische regering in. Zondagochtend 1 april, omstreeks vieren, werd Milosevic aangehouden. Om 5 uur zat hij in de centrale gevangenis van de hoofdstad op beschuldiging van malversaties, corruptie en machtsmisbruik. Hij zal in eerste instantie in Joegoslavië terechtstaan. Later wellicht in Den Haag. Daar heeft het Internationaal Joegoslavië-tribunaal hem al op 27 mei 1999 aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Volgens dat tribunaal, opgericht onder auspiciën van de Verenigde Naties, was hij in ’98 en ’99 mee verantwoordelijk voor ‘etnische zuiveringen’ in de Servische provincie Kosovo. De nieuwe machthebbers in Belgrado zullen hem echter niet zo gauw aan Den Haag uitleveren. Hun machtsbasis is daarvoor wellicht nog te zwak, en velen vinden het gewoon ook ongepast om Milosevic uit te leveren aan het Westen, dat twee jaar geleden tijdens de oorlog om Kosovo Servië heeft gebombardeerd. Een proces waarin de ex-president en zijn clan worden uitgekleed als plunderaars van de staatskas, komt de nieuwe machthebbers, de ‘Democratische Oppositie van Servië’, dus beter uit dan een uitlevering.

KOSOVO POLJE

De opgang van Milosevic begon eind de jaren tachtig. Hij werkte zich op tot leider van de Servische Communistische Partij en president van de Joegoslavische deelstaat Servië. In die rol beklom hij op 28 juni 1989 het spreekgestoelte op het slagveld van Kosovo Polje, waar het Servische heir 600 jaar eerder was verslagen door het oprukkende Osmaanse leger. De communist Milosevic wakkerde daar de nationalistische gevoelens aan. Opgehitst door zijn strijdlustige taal riepen een miljoen toehoorders hem ter plekke tot hun heiland uit. Op verscheidene plaatsen grepen in totaal drie miljoen van de negen miljoen Serviërs de herdenking van de Turkse inbraak in Europa aan om de grootste steunbetoging te houden die een Servische leider ooit te beurt was gevallen.

En diens boodschap was niet mis te verstaan. Het separatisme van de etnisch Albanezen, de meerderheid in Kosovo, hoorde de kop ingedrukt. Milosevic zou overal waar Serviërs bescherming nodig hadden de wet gaan dicteren. Het schrikbeeld van een Groot-Servië bezorgde West-Joegoslavië rillingen.

Om zijn voornemen te realiseren, wou de grote roerganger controle over de federale Communistenbond, die warm liep voor de invoering van de vrijemarkteconomie. Joegoslavië kon zijn 800 miljard frank (19,8 miljard euro) buitenlandse schuld niet terugbetalen; de inflatie beliep 2000 procent op jaarbasis; de werkloosheid steeg, de bevolking verarmde en de wanhoop werd steeds groter. Tegen die achtergrond spatte de Communistenbond begin 1990 uiteen. De Sloveense en Kroatische afgevaardigden verlieten met slaande deuren het Congres. De implosie van Joegoslavië kon niet uitblijven.

Slovenië verwierf zijn onafhankelijkheid na een schertsoorlog van zijn regionale reserveleger tegen het federale leger. De regisseur achter het Joegoslavische leger, Slobodan Milosevic, had in het etnisch homogene Slovenië met zijn twee miljoen inwoners namelijk geen ‘Servische belangen’ te verdedigen en kon zijn slagkracht beter elders gebruiken. Anders was het gesteld in Kroatië met zijn vier miljoen inwoners. Daar leefden 650.000 Serviërs, verspreid in Zagreb maar geconcentreerd in de Krajina’s (militaire grensgebieden van het oude Oostenrijkse Rijk). De Serviërs in de Krajina’s weigerden zich neer te leggen bij de rechts-nationalistische doctrine van de Kroatische president Franjo Tudjman. Liever dan Kroaat te worden, wilden ze onafhankelijkheid in hun enclaves of aansluiting bij Groot-Servië. Het Joegoslavische leger schoot ze te hulp. De strijd in Kroatië verliep bloedig, vooral in de tot puin geschoten stad Vukovar en bij de Kroatische offensieven tegen de Krajina’s, die colonnes vluchtelingen uitbraakten, richting Servië.

BESTE VIJAND

De afscheidingsoorlog van 1992-1995 in Bosnië-Herzegovina was gruwelijker dan alle vorige. Van de 4,7 miljoen inwoners noemde grofweg 40 procent zich Moslim (van nationaliteit), 32 procent Serviër en 17 procent Kroaat. Alledrie de etnieën keken een verschillende kant op. De Bosnische president, de Moslim Alija Izetbegovic, streefde soevereiniteit voor de deelstaat als geheel na. Maar Milosevic en ‘zijn beste vijand’ Tudjman spraken in het geheim de verdeling van de buit af. Kroatië zou met Herzegovina de regio annexeren waar Kroaten in de meerderheid waren en Servië het deel inpikken waar Serviërs thuis waren. De militaire interventie van het Westen, in het bijzonder van de Verenigde Staten, voorkwam de uitvoering van die deal.

De drie bevolkingsgroepen gingen mekaar meedogenloos te lijf in Bosnië. Er vielen 200.000 doden, het buitenland kreeg meer dan een miljoen vluchtelingen te verwerken. De slachtoffers van etnische zuiveringen en folterkampen waren vooral Moslims. Het Internationaal Joegoslavië-tribunaal, dat al tal van Bosnische oorlogsmisdadigers liet opsluiten en berechtte, heeft na jaren onderzoek nu ook een aanklacht tegen Milosevic klaar wegens zijn rol in Bosnië. De toenmalige president van Servië liet het ruigste werk daar opknappen door zijn plaatselijke handpop Radovan Karadzic en door de opperbevelhebber van de Servische vechtmachine, Ratko Mladic. Ze zijn beiden allang door het tribunaal beschuldigd en ondergedoken.

Toen Milosevic merkte dat het buitenland het pleit in Bosnië-Herzegovina zou beslechten en het land onder curatele zou plaatsen, keerde hij zijn trawanten de rug toe. Hij bekeerde zich tot vredesduif. Als zodanig sommeerden de Amerikanen hem om eind 1995, samen met Tudjman en Izetbegovic, het vredesverdrag van Dayton te ondertekenen.

COUP VAN HET VOLK

Twee jaar later kon hij niet meer herkozen worden als president van Servië. In zijn almacht liet Milosevic zich aanwijzen als president van Joegoslavië, om vervolgens de grondwet te veranderen. Het staatshoofd kreeg veel meer bevoegdheden dan voorheen. De tweede nieuw-Joegoslavische deelstaat naast Servië, Montenegro, lag echter dwars. De helft van het 600.000 bewoners tellende Montenegro steunde de eigen koers van de kleine republiek met haar belangrijke toeristische troeven.

Inmiddels kwam in de Servische provincie Kosovo het gewapend verzet op. Het Kosovaars Bevrijdingsleger (UCK) tergde het officiële gezag met zijn guerrilla. En had Milosevic niet beloofd dat niemand de Servische minderheid daar een haar zou krenken?

Hij stuurde troepen om de rebellie neer te slaan. Omdat er geen einde kwam aan geweldplegingen tegen de etnisch Albanese burgerbevolking voerde de NAVO van maart tot juni 1999 luchtaanvallen uit tegen Joegoslavië. Na de capitulatie van Milosevic keerden honderdduizenden vluchtelingen terug naar Kosovo, voortaan een tweede internationaal protectoraat in Europa.

Milosevic probeerde via een plebisciet en een presidentsmandaat uit de handen van het gerecht te blijven. Hij schreef voor 24 september 2000 vervroegde parlementsverkiezingen en presidentsverkiezingen uit – de eerste rechtstreekse in Joegoslavië. Een misrekening. De Democratische Oppositie van Servië (DOS), een koepel van 18 partijen, won afgetekend op beide fronten. Fraude hielp niet meer. In de hoofdstad eisten 200.000 betogers dat de Socialistische Partij van Milosevic, de overwinning van presidentskandidaat Vojislav Kostunica (DOS) zou erkennen. Stakingen en blokkades verlamden Servië. Een politiemacht probeerde de staking van 7500 kompels in de kolenmijn van Kolubra te breken.

Op 5 oktober viel uiteindelijk het regime. Terwijl de massa in Belgrado het parlementsgebouw in brand stak, keek de oproerpolitie toe en bleef het leger in zijn kazernes. Volgens burgemeester Velimir Ilic van Cacak is de ‘revolutie’ uitgekiend met de medewerking van politieofficieren en elite-eenheden van diverse strijdmachten.

Zaterdag 7 oktober 2000 legde Kostunica voor het parlement de eed af als nieuwe president. De Europese Unie hief haar olie-embargo en haar vliegverbod tegen Servië op. Het Westen beloofde steun voor de wederopbouw van Joegoslavië. Het tijdperk-Milosevic was voorbij. Nu volgt de ultieme afrekening met de cynische autocraat en jongste grafdelver van de Balkan.

Frans Vuga

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content