Wat bezielt deze paus ? In een ijzersterke biografie van Joannes-Paulus II maakt de Poolse Amerikaan Tad Szulc veel duidelijk.

NA de apostolische brief Ordinatio Sacerdotalis (De Priesterwijding), waarin paus Joannes-Paulus II het priesterschap voor vrouwen voor altijd uitsloot en elke diskussie daarover eigenlijk verbood, kwam er op 18 november jongstleden nog een verklaring van de Vaticaanse Kongregatie voor de Geloofsleer. Die herhaalde de stelling van Ordinatio Sacerdotalis nog eens en, niet onbelangrijk, betitelde ze als “onfeilbaar”. Een wat overmoedige operatie, want een paus kan niet zo maar onfeilbare uitspraken uit zijn mouw schudden, daarvoor is een hele procedure voorzien, die in dit geval zeker niet is gevolgd. Overigens waren de meeste leden van deze kongregatie (het Vaticaans ministerie), met onder meer kardinaal Godfried Danneels, blijkbaar niet op de hoogte van het initiatief.

In tegenstelling tot de vorige uitspraken van de paus, beroerde deze recente verklaring de publieke opinie nog nauwelijks, en ook niet de kerkelijke wereld. Resulteert die onverschilligheid uit gewenning ?

Toch wordt eens te meer de vraag opgeroepen : wie is toch die Poolse paus, die ongestoord zijn weg blijft gaan ? Wat drijft deze kerkvorst, want dat woord is hier wel degelijk op zijn plaats ? Wat bezielt toch deze man, die door deze recente verklaring zijn zienswijze tot zelfs over zijn dood heen wil opleggen aan het kerkvolk ; die aan een demokratizering van de kerk duidelijk een broertje dood heeft ; die zelfs de bestaande instituties en bestuursorganen gewoon over het hoofd ziet.

In een biografie van paus Woityla de auteur gewaagt van dé biografie licht Tad Szulc een tip van de sluier op. Szulc is een Poolse migrant, die zich in 1954 liet naturalizeren tot burger van de Verenigde Staten, waar hij bekend werd als redakteur buitenland van The New York Times. Het is de eerste keer dat hij zich waagt aan een kerkelijk onderwerp. Vroeger schreef Szulc wel een Fidel Castro-biografie (“Fidel : A critical portrait”, in 1986) en een twintigtal werken over de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten. Tad Szulc was advizeur en reisgenoot van onder meer Dwight Eisenhower, John Kennedy, Lyndon Johnson, Richard Nixon en Paulus VI. Uit de 391 bladzijden met kleine letterdruk van zijn pausbiografie duikt heel wat nieuw feitenmateriaal op en de lezer krijgt alvast meer zicht op de zeer ingewikkelde persoonlijkheid van Karol Woityla.

Szulc vernam veel uit de mond van de betrokkene zelf, met wie hij geruime tijd optrok, mee op reis ging, aan tafel zat en in hun gemeenschappelijke taal grapjes maakte. Er volgde op deze publikatie trouwens geen enkele reaktie van het Vaticaan, wat een soort autorizatie suggereert. Vanuit zijn vroegere funktie van redakteur buitenland bekijkt de auteur de raadselachtige “Lolek” (de troetelnaam voor Joannes-Paulus II) vooral met een politieke bril, maar samen met Tad Szulc wordt het ook voor de lezer gaandeweg duidelijk : de eerste niet-Italiaanse paus na eeuwen is vooral een politiek suksesnummer, zoals blijkt vanaf de val van het Oosteuropese kommunisme tot de behendige Vaticaanse diplomatie op de VN-konferenties over de wereldbevolking (Caïro, 1994) en over de vrouw (Peking, 1995). Szulc vernoemt slechts in één enkel zinnetje het geval-Gaillot en ook het zo belangrijk geworden Opus Dei vermeldt hij amper. Dit is duidelijk nièt het werk van iemand die de kerk van binnenuit kent.

SLEUTELWOORD : POLEN.

Joannes-Paulus II is een complexe persoonlijkheid : enerzijds modern, denk aan zijn vroegere sportieve vakanties en zijn omgang met de massamedia, en anderzijds opvallend traditioneel en autoritair. Alert voor sociale rechtvaardigheid en mensenrechten, maar binnen de kerk ongewoon eigenzinnig, rechtlijnig en hard. In een interview met Mark Heirman zegt Tad Szulc zelf : “Soms denk ik dat hij kerk en wereld weer uit elkaar haalt, alsof voor de kerk andere regels gelden dan voor de wereld. Al weet ik dat hij dat zèlf niet als een paradoks ervaart, ook dat is Pools. “

En meteen is het sleutelwoord gevallen. Wie Joannes-Paulus II beter wil begrijpen, moet terug naar Karol Woityla, de door en door Poolse wortels van deze man met al wat dat inhoudt aan romantiek, patriottisme, slavische mystiek, vermenging van kerk en maatschappij en wat dat “Poolse” bevat aan religieus-nationalistisch besef : een missie, een zending te vervullen te hebben. Polen noemt zichzelf de Kristus onder de volkeren, het messiaanse Polen dat met doodsverachting zijn weg gaat, niet enkel met doodsverachting, maar met haast een verlangen naar het martelaarschap voor de goede zaak. Met moeite kon zijn entourage Joannes-Paulus II verhinderen om destijds naar, bijvoorbeeld, Beiroet en Sarajevo te reizen.

Het valt dan ook niet te verwonderen dat de Poolse paus (die de Italiaanse pers van bij zijn kroning steevast terecht Papa Woityla noemt) zich ook verwant voelt met de donkere mystiek van Spanje. Dat is dan ook zo wat de enige buitenlandse invloed bij deze volbloed Pool, die wat graag een plaats wil innemen in de bloedige geschiedenis van zijn land, in de stoet van nationalistische heiligen, helden en legenden. Voor hem betekent elke tegenwind die hij ondervindt, een bevestiging dat hij het juiste pad bewandelt. De kogels en het stukgeschoten pauselijk gewaad van de aanslag van 13 mei 1981 op het Sint-Pietersplein laat hij vereren, respektievelijk in de Mariaheiligdommen van Fatima en Chestochowa. Maria is de platonisch aanbeden geliefde aan wie de trouwe ridder de herinneringen aan zijn wapenfeiten aanbiedt.

Hoewel veeleer stug kan Karol Woityla ook retorisch-bewogen overkomen, zoals we hem vooral in de beginperiode van zijn pontifikaat zien toegejuicht worden op pleinen en volle sportstadions de wereld rond. Szulc benadrukt herhaaldelijk dat de huidige paus van jongsaf aan een gepassioneerd toneelspeler was in het Krakowse Rapsody-gezelschap, dat zich specializeerde in een repertorium vol van zwaar nationalistische en mystieke titels. Deze man voelt zich thuis op de Bühne, maar schreef en schrijft ook indrukwekkend veel poëzie, een idealistische poëzie met als inspiratiebron almaar opnieuw de Poolse geschiedenis. Hij noemt de poëzie “een grote dame aan wie men zich volledig moet wijden. ” Geen wonder dat de jonge Woityla op een bepaald moment aarzelt tussen patriottisch dichter-akteur worden of priester. Beide “roepingen” zijn gestoeld op voorbeelden uit de heroïsche Poolse geschiedenis, de pseudoniemen die hij als auteur kiest, spreken in dat verband boekdelen. Maar de schitterende filologiestudent wordt opgemerkt door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en in het tumult van de wereldoorlog begint hij, arbeider-student van bescheiden komaf, aan een klandestiene priesteropleiding. Al blijft hij steeds schrijven. Hij waagt zich zelfs aan romans, waarvan een, “De oude juwelier”, zonder veel sukses verfilmd wordt, met Burt Lancaster in de titelrol.

KOMMUNISTISCHE STEUN.

Szulc en Woityla vinden elkaar volledig in de Poolse ambiance en de kritische journalist en biograaf laat zich hier iets te veel gaan. Hun gemeenschappelijke achtergrond en de hartelijke sfeer waarin beiden met dit boek bezig waren, schaden duidelijk de nodige afstandelijkheid, maar maken tegelijk ook veel bespreekbaar.

Zo bestond er in Polen onder het kommunistisch bewind, waarbij de kerk de sterkste oppositiekracht uitmaakte een unicum in de kommunistische wereld van toen inspraak van de overheid bij de bisschopsbenoemingen. Het boek van Szulc reveleert dat de kommunisten Woityla gesteund hebben, zowel bij zijn promotie tot hulpbisschop in 1958 als bij zijn benoeming tot aartsbisschop in 1963. Misschien kreeg hij die steun wel omdat Woityla niet de eerste keuze was van de toenmalige beruchte kardinaal Wyszinski, noch van de overige leden van het episkopaat. Zowel zijn eigen oversten als de kommunistische leiders zagen in hem geen echte politicus. Dat verklaart het wantrouwen van de Poolse kerkleiding, maar leverde Woityla pluspunten op bij het regime. Moskou wilde af van de onverzoenlijke Wyszinski en schonk daarom vertrouwen aan Woityla, meer intellektueel, meer diplomaat en minder stroef dan de wat boerse Wyszinski. Zonder de kommunisten was Woityla dus nooit bisschop of kardinaal geworden en dus ook nooit paus.

Maar iedereen had Woityla verkeerd ingeschat : hij was natuurlijk wèl een politicus en nog wel een van een zwaar kaliber. Woityla deed nooit rechtstreeks aan politiek in Polen, maar hij kon door filozofisch ingeklede interventies en door beurtelings halstarrige en vleiende gestes veel bekomen van het bewind. Als eerste bisschop stapte hij letterlijk naar de regering toe om een gunst te vragen. Gewoonlijk lagen de rollen omgekeerd. Een diplomaat was geboren.

HEILIGE ALLIANTIE.

Na de dood van Leonid Brezjnev, de vrijlating van de pauselijke bondgenoot Lech Walesa (Solidarnosc werd jarenlang financieel verregaand gesteund door het Vaticaan) en opheffing door Woycieck Jaruzelski van de oorlogstoestand in Polen begon een nieuw tijdperk in de kommunistische wereld. Wat de buitenwereld nooit geweten heeft, is dat sedert het tweede bezoek van de paus aan zijn geboorteland in 1983, een persoonlijke vriendschap ontstond tussen de paus en generaal Jaruzelski. Szulc noemt het zelfs een “heilige alliantie. ” Deze relatie leidde tot kontakten met Mikhail Gorbatsjov. Die vriendschap met Jaruzelski kan verwondering wekken, maar de auteur grijpt als verklaring alweer naar het eeuwige sleutelwoord van het Poolse karakter. Evenals de paus was Jaruzelski sterk bezig met de heroïsche geschiedenis van Polen en dat speelde Woityla graag uit. Szulc zegt hierover : “In elk gesprek citeerde de paus grote Poolse denkers. Zijn pragmatische geest is immers ingebed in zijn neiging naar mystiek, in zijn heel emotionele benadering van onze geschiedenis. “

Toen Gorbatsjov op 11 maart 1985 in Moskou eerste-sekretaris van de partij werd en langzaam zijn perestroïka (hervorming) lanceerde, toonde Rome zich bepaald geïnteresseerd. Luttele weken na zijn benoeming zond Gorbatsjov al zijn minister van Buitenlandse Zaken Andrei Gromyko naar het Vaticaan. Intussen bleef Jaruzelski het informeel kanaal tussen Joannes-Paulus II en Gorbatsjov. Naarmate de gebeurtenissen in Polen en in de Sovjetunie zich opvolgden, intensifieerden de kontakten. Bij de duizendste verjaardag in 1988 van het kristendom in Rusland maakte de paus zich klaar om naar Moskou te reizen, maar de Russisch-ortodoxe kerk stak stokken in de wielen. Op 1 december kwamen Gorbatsjov en zijn vrouw Raisa zelf naar het Vaticaan. ’s Avonds vertrouwde Joannes-Paulus zijn direkte medewerkers toe : “Ik ben verrukt over dit bezoek. ” De paus zag een nieuwe wereld opengaan. Al lang had hij terecht voorspeld dat het kommunisme verrot was en nu scheen Oost-Europa, Rusland inkluis, hem toe te lachen als een gaaf stuk wereld dat wachtte op het katolieke kristendom.

Die verwachting werd inmiddels niet beantwoord, het viel allemaal heel anders uit dan de paus gehoopt had, onder meer door de tegenwerking van de ortodoxe kerken en ook door een oprukkende kapitalistisch-materialistische levensstijl. Joannes-Paulus vermeed altijd angstvallig om de val van het kommunisme te begroeten als een triomf van het kapitalisme. Dat systeem vindt namelijk in zijn ogen even weinig genade als het kommunisme, iets wat, bijvoorbeeld, de overigens goede verstandhouding met de Amerikaanse president Ronald Reagan destijds nogal eens bedreigde.

De moordaanslag van de 23-jarige Turk Mehmet Ali Agca op de Poolse paus blijft in de konfidentiële biografie van Tad Szulc onopgehelderd. Wel blijkt uit zijn ontleding van de manier waarop de grote inlichtingendiensten na de aanslag te werk gingen, dat ze, de CIA voorop, niet direkt in een ijltempo reageerden. Toch bestaat er, zo meldt Szulc, een speciale pauselijke eenheid van de CIA. De spontane teorie van de Italiaanse veiligheidsdiensten dat de Sovjetunie achter de aanslag stak, beschouwen de Amerikanen als ongegrond : de betrokkenheid van Brezjnev of de toenmalige KGB-voorzitter Andropov zou de toch al wankele verhouding tussen Warschau en Moskou nog meer destabilizeren. Wel blijft de teorie aanhang vinden, dat de Bulgaarse geheime politie de klus klaarde voor rekening van het Kremlin.

Zoals altijd gaf de paus aan het gebeuren zelf een religieuze verklaring. 13 mei is namelijk de feestdag van de Madonnaverschijningen in het Portugese Fatima, en één van de drie voorspellingen die Maria daar zou gedaan hebben, is nog altijd een topgeheim. Dus liet de paus verstaan dat deze aanslag er wel iets mee te maken zou kunnen hebben. Szulc besluit dat deze moordaanslag waarschijnlijk een mysterie zal blijven.

HISTORISCHE TAAK.

Joannes-Paulus II kwam niet uit de lucht vallen. Nooit werd een myte zozeer doorprikt, als wanneer Tad Szulc haarfijn uitlegt hoe de verkiezing (het konklaaf) van Woityla verliep. Het is dan ook een vroom verzinsel dat deze verkiezing een enorme verrassing inhield. Dit was voor de deelnemende kardinalen niet het geval, en nog wel het minste voor de betrokkene zelf. Volgens de biograaf kleurde Woityla eventjes toen hij de uitslag van de stemming vernam en begon hij vervolgens dadelijk en gewoon ter plaatse zijn eerste pauselijke speech te schrijven.

Bijna vierhonderd bladzijden lang schetst Szulc het beeld van een zeer zelfbewuste, intelligente, wat sluwe man, die vooral verteerd wordt door het besef dat er een historische taak op hem rust. Dat fascineert de auteur. Als wakker diplomaat had kardinaal Woityla op het IIde Vaticaans Concilie in de jaren zestig een veeleer onopvallende rol gespeeld, die hem voor de twee kampen van konservatieven en progressieven later aanvaardbaar zou maken als middenfiguur. Het enige waardoor hij echt opviel op het concilie, was zijn rimpelloos Latijn. Het zou hem geen windeieren leggen.

Paus Paulus VI zelf stoomde Karol Woityla diskreet maar doelbewust klaar als paus. Als oud-advizeur en reisgenoot van Paulus VI mag Szulc zich in deze materie wel goed ingelicht noemen. Natuurlijk kan in de regel een paus zijn opvolger zo maar niet aanduiden, maar wanneer ambitie en supporting elkaar vinden, is het resultaat gewaarborgd. Karol Woityla werd opvallend veel en langdurig door Paulus VI ontvangen, en werd door hem op reis gestuurd om “de wereld te leren kennen. ” In die tijd was reizen in kommunistisch Polen zogoed als onmogelijk. Szulc betoogt ook dat Paulus VI, alhoewel zelf Italiaan, zich zeer gewonnen voelde voor de idee van een niet-Italiaanse opvolger. Toch haalde Woityla het niet bij het konklaaf na de dood van Paulus VI. Na de ophefmakende dood van Joannes-Paulus I, die maar 32 dagen in funktie was, lukte het wel.

Szulc zegt onomwonden dat een konklaaf dat een paus moet kiezen, te vergelijken valt met een konventie van politieke partijen in de VS, waar zonder ophouden gelobbyd en overlegd wordt. Woityla die zijn low profil kultiveerde, maar goed was voorbereid door Paulus VI, kon net dezelfde troef uitspelen als destijds in Polen, toen hij profijt trok uit de harde opstelling van de collegae-bisschoppen tegenover de kommunistische regering. Tussen de progressieven rond kardinaal Benelli en de konservatieven rond Siri, vormde hij de middenfiguur en als niet-Italiaan charmeerde hij het sterk internationaal geworden kardinalenkollege, dat eigenlijk ook af wilde van de soms wel louche overheersing van de Italianen. Paulus VI had goed voorbereidend werk geleverd, Woityla speelde er opportuun op in.

Een beeld uit dit deel van de lijvige biografie blijft pijnlijk beklijven : Paulus VI nodigde kort voor zijn dood de toenmalige kardinaal Woityla uit om de vasten te preken in het Vaticaan. Woityla kreeg de toen al beverig-bange Paulus VI zo ver dat hij in boetekleed en met boetegordels omkleed, zijn sermoenen beluisterde. Het leek of hij, Woityla, de tiara al droeg.

OPUS DEI.

Terecht schildert Szulc de huidige 75-jarige paus vooral als een politiek strateeg met, bijvoorbeeld, opvallend verdienstelijk werk op het gebied van de normalizering van de betrekkingen tussen Rome en het jodendom. Hierbij profileert hij, een volbloed Pool, zich als een vurig bestrijder van antisemitisme en racisme en dit kontrasteert tot op vandaag met veel van zijn landgenoten. Woityla groeide in zijn geboortedorp Wadowice niet voor niets op temidden van joodse vrienden en buren.

Als kerkleider zal Joannes-Paulus II de geschiedenisboeken ingaan als de man, zoals Szulc duidelijk stelt, die liever een zeer gereduceerde maar uiterst gedisciplineerde kerk achterlaat, dan een mondige massakerk. Als ruggegraat voor deze keurkerk ziet hij organizaties als Opus Dei, dat nu al een ongehoord grote invloed uitoefent en andere elitaire kapitaalkrachtige lekenorganizaties met rechts-politieke inslag die al lang de kerkelijke stoottroepen als destijds de jezuïeten vervangen. Een mini-kerk met hoge drempel en dat in een tijd waarin de levensbeschouwelijke, religieuze vragen zo aan een come-back toe zijn ? Ook de auteur heeft hier vragen bij.

Szulc noemt Joannes-Paulus II weliswaar een figuur van wereldformaat, maar die als kerkleider de verdergaande polarizering niet kan tegengaan. Meer nog, die eigenlijk geen enkel binnenkerkelijk probleem oplost. Speciaal als moralist en dan nog afgetekend op het vlak van de seksuele moraal, zal zijn naam geblokletterd blijven. Van de rechtstreekse interventie in het jongste Ierse referendum over echtscheiding tot de heilige oorlog tegen geboorteregeling en abortus : het is één grote rode draad. Maar dan één die al tot op de draad versleten is.

Zo geeft de pausbiografie van Tad Szulc een paar gegevens over het ontstaan van Humanae Vitae (1968), de encycliek van zijn beschermheer Paulus VI, die opnieuw onthullend zijn voor de aktuele paus. Wat blijkt namelijk : Woityla zou een van, zoniet dè hoofdauteur geweest zijn van deze sterk aangevochten encycliek, die zich uitspreekt tegen elke zogenaamde niet natuurlijke vorm van antikonceptie. Paulus VI zou volgens Szulc al in 1962 een in het Italiaans vertaald artikel van Woityla gelezen hebben over “Liefde en verantwoordelijkheid. ” Het concilie behandelde deze materie niet echt en schoof ze door naar een kommissie waarin Woityla zitting had. Het eindrapport van deze kommissie viel gunstig uit voor kunstmatige geboortebeperking. Paulus VI zou dit advies terzijde schuiven en Humanae Vitae toch publiceren, volgens Szulc onder invloed van wijlen kardinaal Ottaviani (destijds boegbeeld van de konservatieve kerk) en kardinaal Woityla. Szulc beweert dat de redaktie van Humanae Vitae voor 60 procent bij de huidige paus berustte.

“Paus Johannes-Paulus II” van Tad Szulc is een buitengewoon interessant werk. Dè biografie, zoals de ondertitel suggereert, is het om twee redenen nochtans nièt : hoe knap journalist Szulc ook analyseert, het Poolse element verhindert soms een meer genuanceerd zicht en de rol van de paus als geestelijk, kerkelijk leider blijft manifest onderbelicht. Een volledige biografie zou overigens best gebeuren in samenwerking met onder meer een psycho-analist, want in deze uiterst complexe figuur zit enorm veel dat om psychologische doorlichting vraagt : zijn kijk op vrouwen, seksualiteit, religie en kristendom zelf. Voor allen die dromen van snelle struktuur- en andere veranderingen in de kerk maakt dit boek overduidelijk : de kerk van twintig eeuwen stond met deze man nog nooit zo vast op de rots. Alhoewel, rotsen kunnen splijten. De zelfverzekerdheid van de eerste niet-Italiaanse paus sinds 1523 moet ondertussen wel deuken gekregen hebben, vanaf de bittere reakties op verschillende van zijn verordeningen tot het krappe maar onmiskenbare afwijzen van een kerkelijke betutteling bij de jongste verkiezingen in Polen zelf en bij het echtscheidingsreferendum in Ierland, toch twee bastiljons van het behoudend katolicisme.

Vaticaan-watchers spreken ook van almaar duidelijker wordende paniekreakties, angst omdat de zaken niet lopen zoals gewenst en om de binnenkerkelijke oppositie die voortdurend krachtiger wordt, bijvoorbeeld in de referendums van Oostenrijkse en Duitse katolieken.

Daartegenover staat het feit, en dat gevoel bekruipt de lezer van het boek van Tad Szulc beslist, dat de politieke macht van het Vaticaan groot is en blijft. De haast symbolisch kleine Vaticaanse Staat ontwikkelt meer dan vroeger een niet te verwaarlozen aanwezigheid in de grote internationale instellingen en de wereldpolitiek. Wat dan weer de vraag oproept of het hoort dat een religieuze instelling zo’n politieke macht ontwikkelt. En wordt een paus als staatshoofd geen te groot anakronisme ? Waar is de tijd dat kardinaal Suenens in een Le Soir-interview pleitte om de zetel van Petrus maar terug naar Jeruzalem te verhuizen en Rome aan de Romeinen te laten ?

Staf Nimmegeers

Tad Szulc, “Paus Johannes Paulus II, De biografie. ” Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1995, 391 blz.

Joannes-Paulus II : bijna onvergelijkbaar als politiek strateeg.

Met Lech Walesa : Polen is de Kristus onder volkeren.

Mikhail en Raisa Gorbatsjov op bezoek in het Vaticaan : “Ik ben verrukt. “

Een ontmoeting met Jeltsin : de val van het kommunisme had niet de triomf van het kapitalisme mogen worden.

Met Paulus VI : de grote beschermheer.

De aanslag op 13 mei 1981 : religieus uitgebuit.

De paus in Polen met kardinaal Wyszinksi : Woityla was niet de eerste keuze.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content