De Senaat raakt maar niet op kruissnelheid. Ligt de schuld bij de regering of steken de senatoren beter de hand in eigen boezem ?

VLD-VOORZITTERHerman De Croo had het vorige week in De Standaard/Het Nieuwsblad allemaal op een rijtje : ?Die 150 raadsleden en 71 senatoren zitten daar te niksen. Ze moeten zich in de billen knijpen om wakker te blijven.”

Frank Swaelen als voorzitter van een bende niksnutten en somnambules ? ?Wellicht bedoelt de voorzitter,” probeert een omzichtige Hugo Coveliers, als VLD-fractieleider in de Senaat, ?dat er weinig initiatief uitgaat van de regering. Maar ik weet het, zelfs mijn vrouw vraagt mij nu : waar gaat gij naartoe, daar in Brussel ?” Als ook vrouwen van senatoren zich zorgen beginnen maken over het tijdsgebruik van hun echtgenoten, moet er wel iets heel ergs aan de hand zijn.

Toen in 1831 het Nationaal Congres opteerde voor een tweekamerstelsel, betekende dat veel vliegen in één klap. Technisch was het concept perfect verdedigbaar : een jonge natie mocht zich legislatief weinig strapatsen veroorloven en een senaat kon die vermijden. Een tweede kamer gold bovendien als een oord van overleg en eventueel van verzoening tussen de volksvertegenwoordiging en de koning. Plus : als de nieuwe staat dan toch een democratie hoorde te zijn, achtten zowel adel als grootgrondbezitters hun inbreng onmisbaar. Alleen verkeerd begrepen stemrecht kon hen van die verheven taak weerhouden, vandaar dat een senaat voor dit soort volk een gedroomd salon vormde.

ZWAKHEDEN.

Gaandeweg niet in de laatste plaats door het invoeren van het algemeen stemrecht manifesteerden zich de zwakheden van een tweekamerstelsel, waarin de bevoegdheden van de twee vergaderingen omzeggens identiek zijn. Zo gingen er vóór de Tweede Wereldoorlog al stemmen om op de Senaat gewoon af te schaffen. Daar werd pas vanaf de jaren zeventig echt hardop over nagedacht, toen de gemeenschappen de uitbouw van een eigen vertegenwoordiging opstartten. Kamer, Senaat, Gemeenschaps- en Gewestraden, ze begonnen mekaar voor de voeten te lopen. Maar omdat géén van de grote politieke partijen zonder meer een renderende winkel als de Senaat wou sluiten, bedacht de eerste regering van Jean-Luc Dehaene een Belgische variante op het tweekamersysteem.

Controle op regering en financiën, politieke actualiteit met andere woorden, verhuisden naar de volksvertegenwoordiging. De bases van het restantje Belgische staat en de verhouding tussen gemeenschappen, gewesten en overheid bleven een zogenaamde bicamerale bevoegdheid. En senatoren zetelden voortaan in een reflectiekamer, die garant moest staan voor stevig wetgevend werk en tegelijk als overlegplatform gold met gemeenschappen en gewesten. Vandaar dat van de 71 leden van de afgeslankte Senaat, er 21 worden aangeduid door de raden. Zo bleef een anomalie uit het ancien régime het door iedereen verketterde dubbelmandaat de facto behouden. ?Wij hebben in onze fractie,” stipt Coveliers aan, ?een man die zelfs drie petjes draagt. Volgens mij moeten die gemeenschapssenatoren kiezen : ofwel zijn ze actief in de Senaat ofwel in een ander parlement.” Zijn CVP-collega Hugo Vandenberghe wijst er terloops op dat er vroeger ?veel meer parlementsleden met een dubbelmandaat rondliepen en de inbreng uit de gemeenschappen te waarderen is.” Finaal geeft hij echter toe : ?Je kan onmogelijk voltijds werken in een deelparlement èn in de Senaat.”

Toch vormt die mandaatkwestie slechts een marginaal probleem voor de nieuwe Senaat. De leden ervan gedragen zich alsof ze nog altijd de hoogstpersoonlijke controleurs zouden zijn van de regeringsleden. Ze interpelleren en stemmen over resoluties die in feite in de Kamer thuishoren. Hoewel die Kamer ook weinig kansen onverlet laat zich op het terrein van de Senaat te begeven. Afgezien van een op zich verdienstelijk debat over pers en justitie einde vorig jaar, kwam de reflecterende functie van de hoge vergadering dan ook allesbehalve uit de verf. Zo stuitte een recente poging om via een ruime euthanasiediscussie weer leven in de brouwerij te krijgen, op principieel verzet van de CVP.

Intussen ruziën fractieleiders van Kamer en Senaat over hun bevoegdheden, vallen er in het Bureau van dat laatste huis harde woorden over het zogenaamd evocatierecht en haasten de senatoren zich om hun negatief beeld van onverbeterlijke verdedigers van hun eigenbelang te versterken. De eerste grondwetswijziging van de Senaat kwam er immers alleen om alle leden aan pasjes te helpen voor gratis openbaar vervoer.

OLYMPISCHE KAMPIOENEN.

Vandenberghe is behoorlijk ongelukkig met die kritiek. Hij erkent dat senatoren zich nog te vaak gedragen alsof er grondwettelijk niets veranderd is. Waarom ? ?Omdat het gemakkelijker is zich te profileren via vragen over de Basken dan via een grondige bezinning over het Ruandatribunaal, waar alles overigens voor is herschreven in de Senaat. En omdat het moeilijker is diepgaand te werken, dan te dansen op het schuim van de actualiteit.”

Maar Hugo Coveliers berekende hoe vaak die Senaat nu in feite danst. Van 8 juni tot 31 december 1995 vond hij in zijn agenda elf dagen terug waarop er in plenum vergaderd werd. Over dezelfde periode stemde de tweede kamer over drie wetsvoorstellen, vier voorstellen tot resolutie en twee tot wijziging van het reglement. De inventaris oogt niet meteen als de erelijst van Olympische kampioenen, maar de VLD’er wil er wel onmiddelljk een kanttekening bij, want ?een groot gedeelte van het probleem bestaat er dus in dat de regering omzeggens géén wetsontwerpen indient.”

De CVP-fractieleider schuift de kille cijfers zonder meer opzij als een ?totaal onjuiste inventaris.” Volgens hem is er geen rekening gehouden met het onzichtbare maar schier eindeloze commissiewerk ?de Commissie Justitie, bijvoorbeeld, komt elke week anderhalve dag samen” , noch met het feit dat er voor de wetsvoorstellen eerst een imput moet komen om dan stilaan een groeiende output te kunnen zien. ?Ik kom toch geen mensen tegen die me zeggen : hier gebeurt niks. Ofwel zijn het mensen die onze agenda niet kennen.”

Bevreemdend lijkt intussen wel dat senatoren klagen over een teveel aan werk. Senaatsvoorzitter Swaelen, die wel vaker de zon in het westen ziet opkomen, achtte in december vorig jaar en niet geremd door enige bescheidenheid, de werkdruk in zijn omgeving zo hoog, dat het aantal senatoren best opgedreven zou worden ; tot negentig, of doe maar honderd. Een stelling die een wat beschroomde Vandenberghe niet zonder meer wil bijtreden.

AFSCHAFFEN.

Afgelopen maandag boog het Bureau van de Senaat zich over een evaluatienota, opgemaakt tijdens een bezinningsdag op Hertoginnedal, eind januari. ?Het was er goed eten en drinken,” meldde achteraf een aanwezige. Grootste vernieuwing in de nota, behalve een verfijning van de evocatiecriteria : het Bureau gaat er op aandringen dat voortaan wetsontwerpen, die vallen in het kader van de zuiver bicamerale aangelegenheden, eerst naar de Senaat komen. Een wensdroom waaraan Dehaene zich wellicht weinig gelegen laat.

Veel creativiteit wordt er intussen gestoken in pogingen om de Senaat aan zinvolle bezigheden te helpen. Zo stelt Hugo Coveliers voor een audit te organiseren over het gerecht, een doorlichting van een jaar lang. Vandenberghe denkt aan een nieuwe wetgeving rond onteigeningen. Het Bureau pleit voor een State of the Federation in de Senaat, een jaarlijkse stand van zaken over de federalisering en een alternatief voor de economisch geïnspireerde State of the Union in de Kamer.

Mannen maken plannen, maar daarmee is de huidige malaise in de Senaat, waar tenslotte zowat alle politieke zwaargewichten zetelen en waarvan gedegen vuurwerk werd verwacht, niet opgelost. Coveliers wil het echter nog een tijdje bekijken. ?Minstens drie jaar. Als het de moeite blijkt, kan je hier en daar nog iets bijschaven. Gebeurt er niks zinvols, schaf dan de Senaat gewoon af.” En Vandenberghe : ?Afschaffen ? In drie, vier maanden kan een staatsrechtelijke instelling zich niet positioneren. Laten we eerst de evaluatie afwachten op het einde van dit politiek jaar. Een doctoraatsthesis schrijf je tenslotte ook niet op een paar maanden.”

Jos Grobben

De Senaat : Waar gaat gij naartoe, daar in Brussel ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content