DAAR KOMEN DE CHLOORKIPPEN

KAREL DE GUCHT 'Ik zie voornamelijk voor onze kmo's opportuniteiten.' © REUTERS

Een vrijhandelsakkoord tussen de Verenigde Staten en Europa moet de economie van beide handelspartners een flinke boost geven. Toch heerst er scepsis, vooral bij de Europese landbouwsector.

Sinds juli 2013 onderhandelen de Europese Unie en de Verenigde Staten over een vrijhandelsakkoord. De gesprekken tussen beide handelspartners gingen deze zomer onder een slecht gesternte van start, toen de afluisterpraktijken van de Amerikaanse NSA aan het licht kwamen. Toch werd het overleg deze maand voortgezet in Brussel, en halfweg december volgt een derde ronde in Washington.

Europa en Amerika willen zo veel mogelijk belemmeringen voor hun handel in goederen en diensten wegwerken, zowel wat douanerechten als wat regelgeving, normen en technische standaarden betreft. Daarbij gaat het onder andere over de harmonisering van regels op het vlak van milieu, gezondheid en veiligheid. Een auto die in Europa aan de voorschriften voldoet, kan dan zonder nieuwe procedures meteen ook op de Amerikaanse markt worden verkocht. Idem voor voedselproducten: als ze in Amerika alle toetsen doorstaan, zullen ze ook in Europa op de markt worden toegelaten.

De vraag is natuurlijk hoever die harmonisering zal gaan. Als de twee grootmachten op een bepaald domein niet tot een en dezelfde regulering kunnen komen, is nu al de afspraak, zullen ze elkaars procedures en regels wel zo veel mogelijk erkennen.

Het vrijhandelsakkoord moet de handels- en investeringsstromen tussen de twee grootmachten een serieuze boost geven. Volgens een studie uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie zou het akkoord de Europese economie jaarlijks 120 miljard euro opleveren, de Amerikaanse 95 miljard euro. Een gemiddeld Europees huishouden zou jaarlijks 545 euro verdienen aan het vrijhandelsakkoord.

Of dat ook voor Belgische gezinnen zo zal zijn, kan Europees commissaris voor Handel Karel De Gucht (Open VLD) niet voorspellen. ‘Dat is afhankelijk van hoe de Belgische bedrijven reageren op het akkoord. Ik zie voornamelijk voor onze kmo’s opportuniteiten. Die moeten inspelen op de voordelen die de creatie van een vrijhandelszone oplevert. Kmo’s hebben straks rechtszekerheid als ze hun producten afzetten op de Amerikaanse markt. Dat is belangrijk.’

Europarlementslid Marianne Thyssen (CD&V) geeft De Gucht gelijk. ‘Het vrijhandelsakkoord is een goede zaak, uiteraard. We leven in een snel veranderende én geglobaliseerde wereld. Als we nog willen wegen op wereldniveau, moeten we onze schaal vergroten. Let wel, het doel moet zijn: gelijke normen en regels op zo veel mogelijk domeinen. Dat zal compromissen vragen, en Europa zal dus soms toegevingen moeten doen. Onze normen liggen namelijk zeer hoog, hoewel de consument zich dat niet altijd realiseert.’

De Belgische sectorfederaties reageren voorlopig voorzichtig. Fedustria, de federatie van de textiel-, hout- en meubelindustrie, ziet kansen, maar waarschuwt ook. ‘De Amerikaanse invoertarieven liggen gemiddeld laag, maar niet in de textielsector. Neem de meubelstoffen, een Belgische specialiteit: het invoerrecht in de VS bedraagt nog altijd 18,5 procent. Dat wegwerken zou een goede zaak zijn. Ten tweede zal de harmonisering van regelgeving, normen en standaarden onze kmo’s ten goede komen. Onze textielbedrijven verwachten ook een betere toegang tot de Amerikaanse markt voor openbare aanbestedingen. De VS doen zich graag voor als de grote verdedigers van vrijhandel, maar ze zijn zelf niet vies van protectionisme. Zo moeten volgens de Amerikaanse wet alle legeruniformen integraal in de VS gemaakt worden. Wij verwachten volledige wederkerigheid, en dat is meteen onze vrees: dat de VS excuses zullen zoeken om niet gelijktijdig hun markt open te stellen voor de EU.’

De energiesector weet nog niet wat te verwachten. De Amerikanen zetten massaal in op de ontginning van schaliegas om onafhankelijk te blijven in hun energievoorziening. Maar in Europa is het maatschappelijk draagvlak voor schaliegas bijzonder klein. De ontginningsmethode – ‘fracking’ – zou schadelijk zijn voor milieu en omgeving. Daarom geldt er in grote landen zoals Frankrijk een exploitatieverbod. En het verschepen van Amerikaans schaliegas naar Europa zou door de hoge kostprijs niet meteen een alternatief vormen voor onze energiebronnen.

En dan is er de landbouw, het lastigste gespreksthema aan de onderhandelingstafel. Boerenbondvoorzitter Piet Vanthemsche vreest dat Europa zijn striktere normen niet volledig aan de VS zal kunnen opleggen. Dat zou twee zware gevolgen hebben: een concurrentieel nadeel voor de Europese boeren, en het risico dat de Europese markt overspoeld wordt door ggo’s (genetisch gemanipuleerde organismen), chloorkippen (kippen die na de slacht met chloor zijn behandeld) en andere producten waar de Europese consument niet van wil weten.

‘Het water tussen de VS en de EU op het vlak van landbouw en voedselveiligheid is zeer diep’, zucht Vanthemsche. ‘Europa kiest voor voedselveiligheid in de hele keten, de VS bekijken voornamelijk de veiligheid van het eindproduct en laten dus aan het einde van de keten ingrepen toe die de veiligheid garanderen. Dat gaat bijvoorbeeld over chloorkippen. De VS vullen ook het voorzorgsprincipe minder strikt in: als er geen wetenschappelijk bewijs is dat iets negatieve gevolgen heeft, dan wordt het aanvaard. Denk aan de erkenning van ggo’s, natuurlijke groeihormonen en klonen. Ik vraag me af op de Europese consument op dergelijke producten zit te wachten.’

Europarlementslid Bart Staes (Groen) deelt zijn bezorgdheid. ‘Het Europese beleid rond voedselveiligheid, milieu, gezondheid en werknemersbescherming is gestoeld op een fundamenteel andere logica dan dat van de VS.’

Vanthemsche wil de landbouw buiten de onderhandelingen houden, maar hij krijgt daarvoor onvoldoende steun in Europa. Ook CD&V, traditioneel de partij van de boeren, vindt dat een stap te ver. ‘Dan kan ook Amerika bepaalde sectoren weren, en dat zou het belang van het eindakkoord verkleinen’, stelt Thyssen. Ook Karel De Gucht is niet van plan een uitzondering toe te staan. ‘Als onze supermarkten straks chloorkippen aanbieden, kan de consument nog altijd vrij beslissen of hij die koopt of niet. Ik blijf een liberaal, hè.’

Onder druk van Frankrijk worden de audiovisuele diensten (de film- en muziekindustrie) voorlopig wél buiten de onderhandelingen gehouden. Al kan de Europese Commissie naarmate de gesprekken vorderen wel adviseren om die alsnog op tafel te leggen.

Machtige bedrijven

Nog een belangrijk heikel punt, ten slotte, is een procedure die bepaalt dat bedrijven landen kunnen aanklagen als ze vinden dat bepaalde (politieke) beslissingen hun investeringen schaden. Door dat investor-state dispute settlement (ISDS) krijgen bedrijven heel wat macht, en dat kan verregaande gevolgen hebben. Europarlementslid Staes: ‘Een fictief voorbeeld: de Belgische staat verzet zich tegen de ontginning van gas uit het steenkoolbekken in de Kempen omdat er aard-verschuivingen zouden plaatsvinden. Wel, volgens het ISDS kan een energiemultinational om die reden de Belgische staat aanklagen, en een schadevergoeding eisen. Het gevolg zal zijn dat parlementen geen beperkende wetgeving meer durven goed te keuren uit angst voor grote schadevergoedingen.’

Het ISDS-principe ligt op de onderhandelingstafel, maar het staat nog niet vast in welke vorm het aangenomen wordt.

Commissaris De Gucht maakt zich sterk dat de onderhandelingen tegen eind volgend jaar, als zijn mandaat afloopt, afgerond kunnen worden. Als zijn persoonlijke fiscale dispuut met de Belgische justitie geen roet in het eten gooit, natuurlijk.

DOOR PAUL COBBAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content