‘Cultuur zit niet in je genen’

TAE-HYUNG KIM 'Zijn er in het Westen dan zoveel pianisten met een warmte en empathie waar iedereen van droomt?' © GF

Men renne naar de kassa: Elisabeth-laureaat Tae-Hyung Kim speelt in ons land. Knack sprak met hem over overlevingsstrategieën, het verschil tussen ijver en grootsheid, en de vermeende emotionele kwaliteiten voor westerlingen. ‘Onze emoties zijn heus niet zo verschillend van die van jullie, weet u?’

Niet dat we er meteen voor zouden pleiten om van muziekwedstrijden ernstige onderzoeksobjecten te maken. Maar haast niemand in de klassieke viool-, piano- of zangwereld kan om de grote wedstrijden, en dus om de vaststelling heen dat Aziaten er steeds beter in scoren. Daarmee wordt voor een keer niet bedoeld dat in de finalerondes van de grote wedstrijden steevast veel Aziaten opduiken. Dat is al decennialang het geval; discipline, ambitie en een bijzonder stabiele zenuwenstructuur maken oosterlingen tot goede technici.

Nee, opvallend is dat er de laatste jaren meer en meer muzikanten uit het Oosten opduiken bij wie een positieve opmerking over hun technisch gehalte niet vergezeld hoeft te gaan van kritiek op hun muzikaliteit. Zeker Korea levert meer en meer behoorlijk rijpe jonge solisten af, die niet meer de notenkrakers van weleer zijn, maar van wie het inzicht en de empathie zich probleemloos met die van hun collega’s uit het Avondland laten vergelijken.

Onder hen is de Koreaanse pianist Tae-Hyung Kim, wat ons betreft, momenteel de meest memorabele. Bij de laatste editie van de Elisabethwedstrijd, in mei vorig jaar, werd hij vijfde laureaat. Belangrijk is niet die rangschikking: die is, naargelang van de invalshoek, belachelijk of schandalig en wijst vooral op het enorme probleem dat de wedstrijd heeft met de jurering. Een probleem dat moet worden opgelost, wil de Elisabethwedstrijd niet definitief verworden tot een circus dat vooral illustere onbekende eendagsvliegen voortbrengt. Maar goed, dat is een verhaal voor een andere keer.

Feit is dat Tae-Hyung Kim met zijn lezing van Schumanns Phanta siestücke in de halve finale, en van Brahms’ eerste piano-concerto in de finale, voor misschien wel de grootste wedstrijdmomenten zorgde sinds Vadim Repin in 1989 op de eerste finaledag Tsjaikovski speelde. U hebt het geluk dat u hem in Mechelen, Kortrijk en Gent kunt gaan beluisteren. We spraken alvast met hem, om na de muzikant ook de man een beetje te leren kennen.

Meneer Kim, hoe hebt u, nu u er enigszins afstandelijk op kunt terugkijken, de wedstrijd ervaren?

Tae-Hyung Kim: Ik was heel tevreden met mijn prestatie tijdens de halve finale – zowel over mijn recital als over mijn Mozart-concerto – en dat ben ik nog altijd. Wat mijn uitvoering van het Eerste Concerto van Brahms tijdens de finale betreft: daar passen wellicht heel wat meer bedenkingen bij, maar ook daarin heb ik het beste gedaan waartoe ik op dit moment in staat ben. Ik heb mijn wedstrijdprogramma zo samengesteld dat ik me aan het publiek kon tonen in uiteenlopende gebieden van het repertoire, en denk niet dat ik mijn keuzes achteraf heb moeten betreuren.

Zoals nogal wat muzikanten had ik u bij de eerste twee laureaten verwacht. Was u blij met die vijfde plaats?

Kim: Ik heb me van bij het begin van de wedstrijd alleen maar op mezelf en op de muziek geconcentreerd. Ik wilde het publiek tonen waar ik goed in denk te zijn, en zoals ik al zei denk ik dat naar behoren te hebben gedaan. Meer kon ik niet doen. Ik had geen twijfels. Had ik me om de rangschikking bekommerd, dan was het waarschijnlijk een helse tijd geweest: als je in een soort overlevingsmodus moet functioneren, is echt musiceren onmogelijk.

Hebt u voorlopig de indruk dat uw deelname aan de Elisabethwedstrijd uw carrière gunstig beïnvloedt?

Kim: De concerten die mijn laureatenplaats oplevert, zijn de reden waarom ik aan de wedstrijd heb meegedaan. Er zijn duizenden goede, jonge pianisten. Het is verschrikkelijk moeilijk om je te onderscheiden. Ik weet wat men over wedstrijden zegt: bestand zijn tegen faalangst wordt er zo belangrijk dat machines te vaak van muzikanten winnen. Tegelijk: als je er toch in slaagt om muziek te blijven maken, en de wedstrijd helpt je carrière sneller vooruit dan je alleen zou kunnen, dan is daar toch niets mis mee?

U was al een virtuoos voordat u bij Elisso Virsaladze ging studeren. Wat viel er nog te leren, en waarom koos u haar als lerares?

Kim: Ik ontmoette haar voor het eerst in Japan, tijdens een masterclass van de Hamamatsu Piano Academy in 2007. Ik kreeg maar één les, maar ze maakte een onvergetelijke indruk op mij. Nadat ik in februari 2009 in Korea afstudeerde, ging ik voorspelen voor haar. Ze wist nog precies wat ik twee jaar eerder tijdens die ene les had gedaan! En ze aanvaardde me als student.

Volgens mij heeft iedereen zwakke en sterke punten. Als muzikant sta je voor de zware taak je sterke punten te ontwikkelen en tegelijk de problemen die je sowieso nog hebt op te lossen. Ik zag in Elisso de enige die me bij dat laatste kon helpen. En dat is juist gebleken. Virsaladze brengt muziek tot leven. Alle partijen – niet alleen de discant, maar ook de binnenstemmen en zelfs begeleidingsfiguren – moeten zingen. Dat klinkt misschien evident of gratuit, maar het is verschrikkelijk moeilijk om waar te maken. Je moet in een stuk alles weten zitten en alles tot in de fijnste registers horen. Maar als je het eenmaal klaarspeelt, dat is… ongelooflijk. En bijzonder goed voor je zelfvertrouwen.

Wat u op de wedstrijd liet horen, heeft me verbijsterd. Mijn enige voorzichtige bedenking was dat u soms griezelig exact Virsaladze’s visie, klank en zelfs vingerzettingen en handposities nabootst.

Kim: Dat is helemaal aan haar kunde en energie te danken. Of te wijten, als u wilt. Tijdens lessen speelt ze veel voor, en als leerling krijg je dan een hele wereld van kleuren en gemoedsschakeringen – met haar charisma er nog eens bovenop. Al wat ik kan doen is leren, en in afwachting van een vergelijkbare staat van genade hetzelfde proberen te doen. Weet u, tussen ijverig doen wat je kunt en een grote pianist worden, zit nog een hele wereld.

In het Westen heerst nog steeds een hardnekkig vooroordeel tegenover oosterse muzikanten: blij gezind, vlijtig en toegewijd, maar machinaal, technisch en zonder toegang tot de Onpeilbare Diepten die een beetje Duitser aan het papier pleegt toe te vertrouwen. Hebt u daar ervaring mee?

Kim: Laten we ons de omgekeerde vraag stellen: zijn er in het Westen dan zoveel pianisten met die soort en die mate van warmte en empathie waar we allemaal van dromen? Die het publiek steevast van zijn stuk brengen? Ik dacht het niet. Er zijn gewoon erg weinig mensen zonder beperkingen.

Verder zit cultuur niet in je genen, ze wordt aangeleerd. In het Oosten is het opleidingsniveau niet lager dan in het Westen. Je kunt bij ons echt naar goede concerten gaan luisteren, hoor. En de emoties die we voelen zijn echt niet zo verschillend van die van jullie. En ten slotte: de muziek die we allemaal zo graag horen, is ook niet in 20 of 30 jaar geschreven. Geef ons dus ook nog wat tijd.

Klassieke muziek is op zijn zachtst gezegd niet geweldig populair bij de jeugd. Hebben jullie daar in Korea ook last van?

Kim: Bij ons getroosten concertorganisatoren zich in elk geval veel moeite om mensen te informeren over klassieke muziek. Om een publiek op te zoeken in plaats van het vanuit een ivoren toren gade te slaan. De reacties zijn over het algemeen hoopgevend, al blijft het hard werken.

We hebben zelfs een heel bekende tv-serie die zich in de klassieke wereld afspeelt. Ik kan me wel voorstellen dat zoiets ook enigszins helpt. Dat mensen op die manier iets in de muziek herkennen en eens in de zaal komen luisteren.

TAE-HYUNG KIM SPEELT OP 27 FEBRUARI 2011 IN CC MECHELEN (WWW.VERGAELEN.NET), OP 15 MEI 2011 IN KORTRIJK (WWW.HAPPYNEWFESTIVAL.BE) EN OP 8 DECEMBER 2011 IN HANDELSBEURS GENT (WWW.HANDELSBEURS.BE).

DOOR RUDY TAMBUYSER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content