Waar Bernard Boel in 1828 zijn eerste schuit timmerde, komen straks exquise visrestaurants, villa’s met bewaking en kmo’s. De ratten ruimen baan voor de nieuwe rijken. ‘Mensen die het verschil niet kennen tussen het voorste en het achterste van een schip.’

Een straat naar hen genoemd! Dat stelde Luc De Ryck (CVP), de pas herkozen burgemeester van Temse, de curatoren van de Boelwerf in het vooruitzicht op 29 december 2000. Die dag werd op het gemeentehuis plechtig de verkoopsakte ondertekend die Temse eigenaar maakt van twee hectaren Boelwerf, gelegen aan de straatkant, Dijkstraat 6: de kantoorgebouwen van Boel, een magazijn en bijbehorende grond. De gemeente wil er zijn diensten centraliseren. Prijs voor de koop, ten gunste van de curatoren: 125 miljoen.

Kort daarvoor werd ook de rest van de werf aan de man gebracht. Op 21 november deed bouwheer Dirk Cordeel een bindend bod van 750 miljoen voor de aankoop van “het onroerend goed, bestaande uit grond met opstaande gebouwen en constructies, zoals het gestaan en gelegen is te Temse, eerste afdeling, Sectie B, perceelnummer 1190/C/2, groot bij restant circa 78 à 80 hectare”. Kortweg: de werf.

Al hield de burgemeester Cordeel geen straatnaambord voor, hij is zeker gelukkig met die koop. Zes jaar, sinds het faillissement van de N.V. Boelwerf Vlaanderen in 1994, lag de grond er onbenut bij. Kaalslag en leegstand, een schandvlek voor de streek van Temse tot Sint-Niklaas. Dirk Cordeel is sinds de sluiting van de Boelwerf de grootste werkgever van de streek. En hij is ook de broer van Marc Cordeel, eerste schepen van Temse – op 8 oktober nipt de sjerp gemist – en parlementslid voor de VLD. De broers hebben met hun consortium NV Nieuw Temse grootse plannen voor hun pas verworven bezit. De oppervlakte van Temse wordt er twee keer zo groot door. En als het meezit, wordt het oude industriestadje een mondaine plek aan de stroom. De docklands van de provincie. Op de grond waar iedereen in Temse van vader op zoon al een heel leven mee verstrengeld is. Sinds de oprichting van de Scheepsbouwwerven (Temsche) – Construction Navales (Tamise), Jos. Boel & Zonen in 1828. De plek waar altijd veel te winnen was, in de goede dagen, en nog veel meer te verliezen later. De burgemeester van oud Temse weet waar in de verkiezingen van 2006 winst en verlies op berekend zullen worden.

Temse is een dorp. En de scheepsbouw was en is de wereld.

Daar is het bij Boel al heel vroeg op spaak gelopen. Context en schaal, maten en gewichten. Een gegeven waar niemand iets aan kon verhelpen: de laatste telgen van het geslacht Boel niet – de families Saverys en Van Damme – de vakbonden niet, eerst de Belgische en dan ook zeker de Vlaamse regering niet.

Vanuit Temse en Vlaanderen oogde de Boelwerf altijd als een reus. In elk schip paste de markt van Temse wel twee tot drie keer. Tachtig hectaren grond is een zee van ruimte in een klein landje als België, een nog kleiner landje als Vlaanderen. Het is niets als je er de plattegronden van scheepsbouwwerven uit het Verre Oosten overheen legt. Werven waar één schip per week wordt gebouwd, Boelwerf kon er op z’n best vijf à zes per jaar aan.

De oude Philippe Saverys, de laatste grote patron van Boel, schoonzoon van Georges Van Damme, schoonzoon van Frans Boel, kleinzoon van peetvader Bernard Boel, woont er met zijn echtgenote nog altijd in een witte villa op een heuveltje, met uitzicht op de werf. Op wat daar sinds 1994 heeft liggen verkommeren. Mooier onder een felle winterzon, omdat de ratten zich dan niet laten zien. Ook hij zat in de lokale politiek. Bestudeerde daar begrotingen van kleutergeld.

Saverys’ zonen Nicolas en Marc staan nu aan het hoofd van de beursgenoteerde scheepvaartgroep CMB, Compagnie Maritime Belge. Dochter Exmar, de rederij die Nicolas oprichtte in 1982, is mondiaal de tweede grootste transporteur van vloeibaar gas. Exmar heeft vorig jaar drie gastankers in Zuid-Korea laten bouwen. Kostprijs bij levering: 180 miljoen dollar.

De zoon van de vuile kapitalist, c’est moi“, zegt Nicolas Saverys. “Dat heb ik mijn hele leven moeten horen. Al van toen ik op het college van Sint-Niklaas zat. De enen hadden thuis een bakkerij, de anderen een klerenwinkel. Wij hadden een scheepsbouwwerf. Dat was iets groter. Ooit een werf gezien in Zuid-Korea? Dat is waanzin, wáánzin. Gigantisch, prachtige design, en alles op één lijn, dokken en outfitten. Eén model, eindeloos herhaald. Boelwerf moest ze een voor een maken. Het is zo groot en geautomatiseerd dat het allemaal speels en eenvoudig begint te lijken. Schepen van 310.000 ton à la Exxon Valdez. Die kun je hier trouwens niet zien in Antwerpen, daarvoor moet je naar Rotterdam gaan. En zelfs de kleinere schepen die van die werven komen, zijn nog altijd veel groter dan wat Boelwerf kon of ooit nog had kunnen bouwen.”

“Nadat mijn vader ontslag had genomen, heb ik nog tot 1992 in de raad van bestuur gezeten. De familie deelde de werf dan al met overheidsholding Gimvindus. Een catastrofe. Dat was het naspel, de processie van Echternach. Het had allemaal vermeden kunnen worden. De wonden werden alleen maar lelijker. Met wat er nadien gebeurd is, toen Gimvindus met de Nederlandse groep Begemann de werf bestierde, heeft de familie niets meer te maken. Alleen de emotionele band blijft. Ik rijd nog dagelijks over de brug van Temse. Mijn kinderen stellen dan vragen over die gapende wonde langs de Schelde.”

“125.000.000 BEF, inclusief de laatste kraan van de Boelwerf, die omwille van haar symbolische waarde behouden blijft” (Uit de toelichtingsnota van de gemeenteraad van 28 december 2000)

“Het had geen zes jaar moeten aanslepen”, zegt de burgemeester. “Hadden ze direct na de sluiting gezegd: op de werf komt een beetje industrie, wat kleine en middelgrote ondernemingen en een handvol woningen, het verhaal zou korter en minder pijnlijk geweest zijn. Maar je mocht dat in 1994 nog niet zeggen. Dat was doodzonde. Er moest en er zou aan de Scheldekant weer grote industrie verrijzen.”

Toen in juni 1996 de inboedel van de werf onder de hamer ging, 8000 loten voor 95 miljoen frank, legden de curatoren en de vakbonden de kraan aan de ketting. Een strohalm van enkele tientallen meters. Een laatste waterkansje op grootschalige industriële activiteit. Nu wordt de kraan een monument. Als de gemeente ten minste het geld vindt om de mastodont te beschermen tegen regen en wind.

“Dat onze lassers bij wijze van spreken koekjes zouden moeten gaan inpakken, dat zagen mijn collega’s en ik niet zitten”, zegt René Stroobant, oud-secretaris van ABVV-metaal. “Maar dat er werkelijk niéts zou komen, dat het een woestijn zou worden, dat konden we ons ook niet inbeelden. Er was belangstelling genoeg voor de gronden. En ja, zelfs tot op het allerlaatste moment bleef het moeilijk om te geloven dat er daar op die plaats geen schepen meer zouden worden gebouwd.”

Nog in 1992 kwam dezelfde Dirk Cordeel op de proppen met een bod: schepen bouwen met 350 man, of een tiende van wat er sinds de jaren zeventig aan de Scheldeboord werkte. En toen kwamen de Nederlanders, Begemann. Blitse Joep Van den Nieuwenhuyzen. Samen met Gimvindus in zee. “En Gimvindus,” zegt Stroobant, “dat was Gerard Van Acker en Roger Malevé, de één gespecialiseerd in video’s, de ander in obussen.” Dat was, achteraf gezien, allemaal een beetje lachwekkend. Men vrage het aan Stroobant en aan veel grotere lastpakken die de familie Saverys ooit hebben gekweld: “Je kon van de Saverysen en de Van Dammes zeggen wat je wou, maar niet dat ze geen schepen konden bouwen.”

Ook toen het iedereen begon te dagen dat er nooit nog een kiel zou worden gelegd, zwermden in Temse vele gegadigden rond die ‘iets’ wilden doen op de gronden van de voormalige Boelwerf. Veel kaf, weinig koren. Grondspeculanten, parvenu’s die dachten aan hun villa met uitzicht op de Schelde, haaien. “Er was een bod van een Canadese firma die de werf wilde volstorten met graan”, zegt Stroobant. “Dat zouden ze dan tegen enorme winsten verkopen aan Rusland, wanneer het daar slecht zou gaan. Hectaren vol graan, en werk voor 35 man. Die hebben we snel over de Schelde gejaagd.”

Windmolens! Ook die zouden er op een gegeven moment gebouwd worden. Door een bruggenbouwer die niet zozeer Temse als wel de Schelde nodig had voor het vervoer van zijn grote stukken. De man week uit naar Nederland, plaats en water genoeg.

Dat was dan nog een van de betere aanbiedingen. Temse, en de curatoren, moesten ze de afgelopen jaren allemaal aan hun neus voorbij laten gaan. Industriële gegadigden botsten op de grenzen van het dorp. Je kunt alleen weg over het water. Over de weg moet je door de nauwe straten van de stadskern en over de nog smallere brug over de Schelde, met zijn twee rijstroken waar het nu al op gewone dagen filerijden is.

En dan waren er ook nog de onzichtbare grenzen. 172 jaar scheepsbouw laat sporen na in de bodem. Wat, hoe diep en hoe veel, niemand die het precies weet. Er is het duidelijk afgebakende stort, helemaal achteraan de werf, tegen de polders aan. Maar hoe zit het met de overige hectaren?

En dan zijn er nog die andere grenzen die je niet ziet, maar waar in Vlaanderen wel elke vierkante meter ruimte mee begiftigd is. Een veelvoud van regels. Geen enkele gegadigde had ooit belangstelling voor het volledige terrein. En iedere keer als gepoogd werd om kavels te slijten, liep het in het honderd. Dus werd uiteindelijk de omgekeerde weg gevolgd: eerst het geheel verkopen, daarna verkavelen. “Nu wordt het allemaal eenvoudiger”, verzucht de burgemeester. “Voordien vond geen kat er zijn jongen in. Een muur van wetten en decreten was het.”

In zijn feestelijke toespraak ter bezegeling van de eigen koop -de twee hectaren waarvoor de gemeente zelf vele omwegen moest volgen- vatte de burgemeester het aldus samen: “Wij weten wat wij hebben meegemaakt, maar wij beseffen zeer goed dat het gewicht dat op de schouders van de curatoren woog nog veel zwaarder en ondankbaarder was. Want het dossier van Boelwerf in zijn geheel is één indrukwekkende mastodont, die zowel in de breedte, de diepte als in de hoogte heel complex en moeilijk is. En werken met openbare besturen is per definitie: reizen met de trein der traagheid, en opgehouden worden aan vele stations, met allemaal eigenaardige stationschefs, met zeer uiteenlopende opvattingen en interpretaties. Wie gewend is in vogelvlucht te werken, wordt ontnuchterd en ontmoedigd en vaak ook maagzweerlijder, als hij gedwongen wordt tot het volgen van strakke tracés en sjablonen.’

Maagzweren en kromme metaforen, daar zitten alle betrokkenen van voor 1994 mee. De familie Saverys, de vakbonden, de lokale en nationale politiek en al wie er ooit gewerkt heeft. Dé nagel, nog zo’n staande uitdrukking in Temse en omstreken. “Langs wegen van geleidelijkheid zijn we de sociaal-economische drama’s te boven gekomen”, zegt de burgemeester. “Maar Boel blijft altijd een scheefgeslagen nagel in ons aller levens.”

***

“Het wordt misschien Marseille niet, maar dan toch de Costa Temsa”, zegt gemeentesecretaris Luc Verhulst.

Costa Temsa. In het Scheldedorpje gaat die naam al langer mee. Het slaat dan op de zandplaat die bij laagwater de buik opsteekt in de Schelde. Wie een bootje had, mocht er altijd graag gaan zonnekloppen. Exclusiviteit verzekerd, monokini’s toegestaan.

Maar Nieuw Temse wordt échte chic. Waar vandaag nog het droogdok ligt, komt een getijdendok. “Ge weet, de rijkste Belgen hebben allemaal een boot”, zegt René Stroobant. “Niet dat ze daarom kunnen varen, ze hebben daar kapiteinen voor. En echt varen doen ze ook niet, ze gaan van de ene haven naar de andere. Dat dok wordt dus une chose de plaisance. Geflankeerd door de betere visrestaurants, en een stuk of wat superettes. Daar zal het volk komen flaneren dat het verschil niet kent tussen het voorste en het achterste van een schip.”

Vanaf 1 april mag Cordeel beginnen verkavelen, al moeten er nog enkele “strakke tracés” worden afgelegd. Nieuw Temse is vandaag in zijn geheel nog industriezone. Er zijn een stuk of twee bijzondere plannen van aanleg nodig, of één grote gewestplanwijziging. Daar zijn ze op de gemeente zelf en op het kabinet van Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen (VLD) nog niet uit. Maar omdat Temse en Vlaanderen een dorp blijven, en politiek politiek, denken ze daar aan de Schelde dat het dus wel in orde komt: wat zouden liberalen elkaar onderling de duvel aandoen?

Er komt ook plaats om te wonen, om zeer goed te wonen zelfs. Temse krijgt er naar schatting zo’n drieduizend kapitaalkrachtige burgers bij. “Tegen de markt aan kunnen enkele villa’s komen”, weet Stroobant. “En daarachter komen een paar blokken met een magnifiek uitzicht op de Schelde. Vier à vijf verdiepingen hoog, super de luxe. Er worden prijzen genoemd van rond de veertig miljoen. Inclusief: concièrges, tuinmannen, garages en alles wat verder nog met geld gekocht kan worden. Op z’n Amerikaans. Met die bedenking dat wie veel geld heeft, ook veel zorgen voor dat geld heeft. Maar geen nood, want de politie zal nooit ver weg zijn. Die komen in de gebouwen van de gemeente. Ge kunt dus niet veiliger wonen.”

Ook plaats is er op Nieuw Temse voor wat groen, sport en spel. Temse heeft na tien à vijftien jaar weer iets leuks om over te kletsen bij de bakker. “Een cinema? Welja, waarom niet? Dat heeft Temse allang niet meer gezien. Als er zich een kandidaat aandient, er is plaats. Parkeerplaats zat.” Anderen dromen van een golfterrein, hoeven ze niet meer naar Knokke.

En een megafuifzaal! “Neenee, een jeugdcentrum“, corrigeert de burgemeester. In de grote loods die de jongeren straks moeten delen met de groendienst van de gemeente. Ook binnen oogbereik van de politie.

“De bieder/koper maakt zich sterk en verbindt er zich toe dat de volledige realisatie van het project een voltijdse werkverschaffing van minstens 1000 (duizend) nieuwe arbeidsplaatsen in Temse met zich zal meebrengen.” (Uit het “bindend bod” tussen de curatoren en Dirk Cordeel, “aldus opgesteld ter goeder trouw te Temse op 21 november 2000”)

Ook, en voor Stroobant: vooral, zal er op de plaats van de vroegere Boelwerf weer gewerkt worden. Er is plaats voorzien voor kleine en middelgrote ondernemingen: 35 hectare, 32 percelen. Te weinig om het streefcijfer van de duizend nieuwe jobs te halen. Want duizend gedeeld door 32 betekent zo’n dertig man/vrouw per perceel. En in Vlaanderen is twintig de norm voor kmo’s, in het Waasland zelfs maar vijftien. Dat zal dus wat creativiteit vergen. “Je moet rekenen”, zegt Stroobant, “congièrges, tuinmannen, bewakers, koks, kelners en wat er verder nog nuttig kan zijn op Nieuw Temse: dat is ook werkgelegenheid. Zo komt de duizend toch in zicht. Leef ik met mijn kop in de wolken? Misschien, maar Cordeel heeft er geen baat bij om zijn woord niet te houden. Als dit lukt, is Temse van de liberalen tot in lengte van dagen.”

Stroobant bemant samen met de burgemeester en ex-curator Jef Dauwe een begeleidings- en adviescomité dat moet toezien op de naleving van die afspraken, en dus op de toewijzing van de gronden. Dient er zich een bedrijf aan dat naar de smaak van dit triumviraat te weinig garantie biedt op jobs, dan kunnen ze weigeren. “We zullen daar soepel in zijn”, zegt Stroobant. “Je kunt van een beginnende kmo niet verwachten dat hij direct met twintig man start”.

Het is op aandringen van de curatoren dat het comité er zal komen, en dat Cordeel zijn belofte van de duizend jobs op papier heeft gezet. Wie Boel in 1992 en 1994 heeft meegemaakt, kijkt vandaag soms verwonderd naar de goede verstandhouding tussen Stroobant en de curatoren. Want in die dagen waren de curatoren hoe dan ook de stervensbegeleiders. Op andere bedrijven deelden Dauwes collega’s soms in de klappen van wie de illusie van eeuwige en volledige tewerkstelling maar niet kon opgeven. Stroobant beperkte zich in zijn tijd tot wat trek- en duwwerk, toen hij voor de ogen van de camera’s de boeken van de NV Boelwerf Vlaanderen uit Dauwes handen griste.

“Ik heb altijd gezegd: de curator komt niet binnen zolang er geen akkoord is met de politiek over een sociaal begeleidingsplan. Maar Dauwe heeft ook altijd gezegd dat hij alles zou doen om ervoor te zorgen dat er op de vroegere werf hoe dan ook nieuwe tewerkstelling kwam. Dat heeft nooit op papier gestaan, maar Dauwe heeft zijn woord gehouden. We hebben nu dat triumviraat, samen met Cordeels bod aanvaard door de rechtbank van koophandel. Nu zal het maar aan ons liggen, vroegere tegenstanders, om daar een goed bondgenootschap van te maken. Dat is uniek. Ik kon mij niet voorstellen dat het zo zou aflopen. Met meer laksheid van de curatoren zou de hele werf waarschijnlijk een rattenkwekerij geworden zijn, opgekocht door speculanten die zouden wachten tot de grond duur genoeg was om ze voor goud te verkopen.”

Ook voor Stroobant begint zo stilaan de tijd van de commemoratie. Misschien geen straatnaambord, maar dan toch al een gesigneerd exemplaar van de toespraak van de burgemeester. En een laatste rekensom om de bladzijde van het boek dat al in 1994 gesloten werd nu écht om te slaan: ook de bedienden krijgen het geld dat ze nog te goed hebben. De gemiddelde bediende wacht nog op 2,3 miljoen. Daarvan trekke men af: 13,07 procent sociale bijdragen, nog eens 27,25 procent belastingen, 900.000 frank bruto per kop dat eerder al door het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen werd uitgekeerd, en dan heel misschien nog eens 27,25 procent – onenigheid met het Fonds, op dit ogenblik uitgevochten voor de rechter. Blijft over: goed 400.000 per bediende. Er zijn in totaal 191 bedienden en kaderleden, en nog eens 15 directieleden. Stroobant telt op en deelt, om zeker niemand te kort te doen. Uitkomst: 206 miljoen te goed voor 201 man. “Ik ben ervan overtuigd dat daar zeventig procent van zal worden betaald. Dat is dus 145 miljoen.” Te betalen door de curatoren met de winst van de verkoop aan Cordeel. En Stroobant hoopt dat nog voor de zomer al een kwart van dat bedrag zal kunnen worden betaald, van de eerste betalingen die Cordeel aan de curatoren doorstort.

Het leed is bijna geleden, de laatste kromme nagels een beetje gerecht.

Het gaat niet slecht in Temse vandaag. Voor het faillissement van 1994 telde het Scheldedorp 592 werklozen. In november 1994 kwamen er in één klap 1134 directe werklozen bij: een op de drie Boel-werknemers was Temsenaar. In december 2000 telde de VDAB 618 werklozen, ofte 6,84 procent van de beroepsbevolking. Bijna zoveel, of zo weinig, als voor het faillissement. En het industriepark dat Temse deelt met Tielrode en Steendorp zit nokvol. Er werken vandaag duizend mensen meer dan ooit op de Boelwerf. Voor het eerst in tien à vijftien jaar is Temse weer aan het feest.

Maar de Boelwerf is altijd meer dan statistiek geweest. Trots en ongeloof wedijverden er de laatste twintig jaar met harde economische logica. Feiten botsten er op symbolen. Symbolen voor de vakbond, voor de bazen – vooral toen Philippe Saverys voorzitter van Fabrimetal was – voor de politici – die samen met hun kiezers maar heel traag inzagen en nog veel trager aanvaardden dat de werkelijkheid van de post-industriële samenleving de scheepsbouw en andere ‘nationale sectoren’ al lang voor het definitieve einde had ingehaald.

Boel is niet alleen een verhaal van oud ijzer, ook van oude demonen. Ook al is het gros van de werknemers zes jaar later ofwel met pensioen ofwel al lang elders aan de slag, behoedzaamheid blijft geboden. Op de werf werken nog altijd twee ex-werknemers van Boel. Ze bewaken er sinds 1994 de tachtig hectaren. Stroobant: “Ik heb tegen Cordeel gezegd: proficiat, heel Temse zal zijn hoed afnemen voor u. Maar bega niet de fout om vanaf de eerste dag die twee mensen op straat te zetten, want dan krijgt ge heel den hannekesnest op uw kop. En het zou goed zijn dat de eerste villa er niet zou staan nog voor er een spade in de grond gestoken is voor een eerste kmo”.

Omdat er op de werf nog veel werk is vooraleer Nieuw Temse in zijn geheel kan verrijzen – de grond moet worden gesaneerd, de oude infrastructuur opgebroken – hoopt Stroobant maar dat Cordeel bij de VDAB even de lijst opvraagt van veertigers en vijftigers die op Boel hebben gewerkt.

“Er zijn al tientallen mensen die mij hebben gezegd: ik heb werk, maar potverdikke, ik sta daar altijd alleen, aan mijn machine op een halve vierkante meter. Mocht ik weer kunnen gaan werken op de werf, ik ben direct terug. In de hoop van wat vrienden te vinden, en om wat dichter bij huis te zijn. Vroeger konden ze hun benen nog eens strekken op de werf, en in de open lucht.”

Open lucht. En lang geleden ook stof, asbest, rook en smurrie. Altijd iets om voor te staken.

“Het goed wordt verkocht voor VRIJ, ZUIVER en ONBELAST met name zonder enige hypotheek of gelijk welke andere schuld ook uit het verleden” (Uit “het bindend bod”)

De werf ligt er vandaag nog altijd bij zoals ze verlaten werd. Pakken oud papier met de “verlofregeling” voor 1994, het laatste jaar voor het eeuwige verlof begon. Kasten vol opbergmappen met werfbestellingen, tot 1993. Oude kranten. Een bericht uit Het Laatste Nieuws: ” Laat Joeps sexclub Boelwerkers koud?

Joep, van Begemann, bleek 25 miljoen frank geïnvesteerd te hebben in een van de meest bloeiende en exclusieve seksclubs van Amsterdam: de Princess. Dat lazen ze bij Boel op dezelfde dag dat de directie, Joeps vennoten, en de Vlaamse regering aan een zoveelste rondje dodendans toe waren. Altijd weer, op zoek naar vers geld. PPS, privaat-publieke samenwerking, al heette het toen nog niet zo en al zal de samenwerking op Boel nooit als succesverhaal in de tekstboeken management belanden. Hier speelden andere belangen. In de diepte, de hoogte en de breedte. ‘De privé’ zei dat de overheid niet mee wou, de overheid zei dat ‘de privé’ niet mee wou. En geen van beide kon mee.

Trekken en sleuren, het was een scenario dat al van in de late jaren tachtig aan de gang was. Maar wie er nog werkte, en de buitenwereld, moest ook nog bij de opstart van de herdoopte Boelwerf Vlaanderen op 23 februari 1993 in de waan worden gelaten dat er misschien toch nog wel een waterkansje voor scheepsbouw in Vlaanderen was.

“Ge moest een kalf zijn om het dan nog te geloven. Ze wilden twintig jaar eerder al niet meer”, zegt Jan Cap. Begonnen als meubelmaker op de boten in 1954, gestopt in 1986 als onderhoudsman in een ongebruikt atelier. Roodkapje, zo werd hij op de werf genoemd. Een goede katholieke arbeider die marxist werd.

“De politiek wilde niet meer”, zegt Nicolas Saverys.

Foto’s Patrick De Spiegelaere

‘De Amadezen hadden gelijk. Maar Saverys ook’. De neergang van Boelwerf 1981-1994.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content