Voor het eerst klapt een topman van een ratingbureau uit de biecht: winst was belangrijker dan een correcte beoordeling van de kredietwaardigheid. Waarom blijven we die ratingbureaus dan toch geloven?

William J. Harrington bekleedde tot vorig jaar een toppositie bij het ratingbureau Moody’s. Hij stuurde op 8 augustus 78 bladzijden commentaar over de handelswijze van Moody’s naar de Amerikaanse beurswaakhond SEC. Voor het eerst doet de topman van een ratingbureau een boekje open en hij bevestigt wat velen al vermoedden: in de aanloop naar de kredietcrisis werd het ratingbureau enkel gedreven door winstbejag. ‘Daarom plakte het moedwillig te hoge ratings op financiële producten, en keek het tegen beter weten in de andere kant op toen de Amerikaanse huizenmarkt aan het wankelen ging.’

Harrington beschrijft nog hoe analisten door de bedrijfstop verplicht werden om kwaliteitslabels op financiële producten te kleven die dat eigenlijk niet verdienden. ‘Het bureau (Moody’s) vreesde dat klanten naar de concurrentie zouden overstappen bij een negatief oordeel, en oefende dus zware druk uit op analisten om positief te blijven. Kritische analisten werden ontslagen of overgeplaatst.’ Harrington laat er niet de minste twijfel over bestaan: Moody’s wist voor de crisis dat er economisch onheil op komst was, maar deed alsof zijn neus bloedde. Daarmee speelde het een cruciale en nefaste rol in de kredietcrisis, die mee aan de basis ligt van de huidige schuldencrisis.

De ratingbureaus liggen al sinds het uitbreken van de kredietcrisis onder vuur, maar toch spelen ze vandaag nog altijd een vooraanstaande rol in de schuldencrisis. Ze beoordelen immers ook landen op hun kredietwaardigheid, en ook dan gaan ze wel eens stevig uit de bocht. Standard & Poor’s verlaagde onlangs de kredietwaardigheid van de VS, een beslissing die de wereld op zijn grondvesten deed daveren, maar bleek zich daarbij wel duizenden miljarden dollars te hebben misrekend. ‘De geloofwaardigheid van de ratingbureaus is nul’, schreef econoom Paul De Grauwe. ‘De ratingbureaus voegen geen nieuwe informatie toe. Wat ze wel doen, is de bewegingen van euforie en depressie versterken.’ De ratingbureaus zijn dus brandversnellers, terwijl er nu nood is aan blusmateriaal.

Er is al decennialang zware kritiek op de kredietbeoordelaars, hun ondoorzichtige manier van werken en hun macht. Na de Azia-tische crisis (1997-1998), toen sommige landen slechte ratings kregen, werd al geopperd om ze aan striktere regelgeving te onderwerpen. Na het Enron-debacle (2001) werd in het Europees Parlement gepleit voor striktere regelgeving. Na de bankencrisis werd het opnieuw bovengehaald. Maar er gebeurde tot nog toe niets mee.

Dat de ratingbureaus vandaag zo veel macht hebben, is de schuld van de overheden zelf. De toezichthoudende overheden, bijvoorbeeld, onderzoeken nauwelijks nog zelf de kredietwaardigheid, maar steunen daarvoor op de ratingbureaus. Ook de politici hechten – net als de bankiers voor de financiële crisis – te veel belang aan de ratings, en plaatsen er nauwelijks hun eigen berekeningen tegenover.

De ratingbureaus liggen door hun corruptie mee aan de basis van de kredietcrisis en dus gedeeltelijk ook aan de basis van de huidige schuldencrisis. Ze hebben hun incompetentie al herhaaldelijk bewezen. Toch blijven velen waarde hechten aan hun beoordelingen. Waarom eigenlijk? Waarom blijven zo veel mensen als een blinde kudde de kwakzalvers van de financiële markten achternalopen? De mens is een raar dier.

door Ewald Pironet

De ratingbureaus zijn brandversnellers, terwijl er nu nood is aan blusmateriaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content