‘China is nog geen supermacht’

Ondanks zijn spectaculaire cijfers blijft China voorlopig een reus op lemen voeten. Dat zegt Jonathan Holslag, die deze week een proefschrift verdedigt over de Chinese economische en militaire groei. Een gesprek over gretige Chinezen, ronkende Europese slagzinnen en het begin van een nieuw Pearl Harbour.

Wie is er bang van de nieuwe supermacht? In de Troonzaal van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten in Brussel is het deze week dringen als de jonge Brusselse politieke wetenschapper Jonathan Holslag er zijn doctoraal proefschrift verdedigt: ‘China’s Regional Dilemma: An Inquiry into the Limits of China’s Economic and Military Power’. Holslag is geen 30, maar het lijkt alsof iedereen van hem wil horen hoe het Chinese mirakel tot stand komt. Vorige week was hij op verzoek van de Britse overheid in Londen voor tekst en uitleg. Vorige maand publiceerde het vermaarde International Institute for Strategic Studies (IISS) de hoofdstukken over de militaire opmars van de Volksrepubliek uit zijn proefschrift in haar prestigieuze Adelphi Series: ‘ Trapped Giant: China’s Military Rise’ verscheen in een reeks die origineel academisch onderzoek brengt dat tegelijk politiek relevant is.

Als hij genoeg ruimte krijgt om zijn onderzoek voort te zetten, blijft Jonathan Holslag nog wel even aan het Brussels Institute of Contemporary China Studies (BICCS) verbonden – het China-instituut van de Vrije Universiteit Brussel. Hij wil over niet al te lange tijd graag een omvattende geschiedenis van Azië schrijven. ‘Er zijn Amerikaanse en Aziatische collega’s die volhouden dat we op weg zijn naar een soort van sinocentrische orde’, zegt hij. ‘Maar zover zijn we nog niet. Eigenlijk heeft op dit moment nog geen enkele hoofdrolspeler in Azië de capaciteiten om tot een nieuwe regionale supermacht uit te groeien. De Volksrepubliek doet erg zijn best om andere Aziatische landen met een charmeoffensief voor zich te winnen, maar je ziet toch hoe de weerstand tegen de Chinese groei toeneemt. Zelfs kleinere landen zijn niet geneigd om zich zomaar door de Chinese chequeboekdiplomatie te laten lijmen. Het kleine Mongolië, bijvoorbeeld, zegt rijke Chinezen de wacht aan en kiest voor Australische en Canadese investeerders in de mijnbouw.’

‘China is geopolitiek dan wel het centrum van Azië, het is omgeven door een gordel van onzekerheid. Landen hebben er enerzijds belang bij om op goede voet te blijven met Peking, dat hen anderzijds economisch ook niet kan missen. Denk aan de 500 miljoen consumenten in Zuidoost-Azië, die steeds kapitaalkrachtiger worden. Maar militair vertaalt die complexe situatie zich in een snelle herbewapening van regionale machten zoals India, Japan en Zuid-Korea. Kleinere landen zoals Cambodja en de Filipijnen halen de banden aan met andere spelers in de regio en ook met de Verenigde Staten. Het is een fragiel evenwichtsspel. Er is een veelvoud van actoren, elk met hun eigen ambities en nationale belangen. Maar de vaststelling blijft dat we nog niet op weg zijn naar een orde waarin China centraal staat.’

Verkijken we ons in Europa dan op de macht van China?

Jonathan Holslag: Het is zeker de speler met de beste kaarten om de nieuwe regionale leider te worden. En die op termijn misschien tot een supermacht kan uitgroeien. Maar China is alsnog een reus op lemen voeten. De hele wereld is onder de indruk van de Chinese economische groei. Die is spectaculair, maar tegelijk ook onzeker. De groei wordt gedragen door investeringen in infrastructuur en productiecapaciteit, terwijl het aandeel van de consumptie jaar na jaar afneemt. Het is op zichzelf geen slechte zaak om in elektriciteit, spoorwegen en snelwegen te investeren, maar infrastructuur heeft ook een solide binnenlandse markt nodig.

Klopt het verhaal dat provincies elkaar kapotconcurreren om productiecapaciteit?

Holslag: Provincies trekken veel geld uit om een deel van de productie van de rijke kustgebieden over te nemen. Chongqing, bijvoorbeeld, financiert alle infrastructuur, van elektriciteit via wegen tot fabriekspanden en slaapzalen voor arbeiders om toch maar industrie aan te zuigen. Om geen gebruik te hoeven maken van de zeehavens, subsidiëren ze ook het luchtverkeer om productie naar afzetmarkten in de Verenigde Staten en Europa te vliegen. Je krijgt dus een competitie tussen twee gordels van provincies om banen en fiscale inkomsten, met overcapaciteit en een toenemende afhankelijkheid van de export tot gevolg.

Mag van zo’n centraal geleid land geen beredeneerdere aanpak worden verwacht?

Holslag: Het Chinese economische beleid moedigt excessen aan. Aan de ene kant krijgen bedrijven veel geld ter beschikking. Aan de andere kant zijn er maatregelen nodig om de inflatie tegen te gaan en vastgoedspeculatie in te dijken. Het is alsof er constant brandjes worden aangestoken en daarna weer geblust. De Chinezen willen tegelijk tegemoetkomen aan de verwachting van bedrijven die wereldspelers willen worden, de bevolking die betere banen wil en het buitenland dat wil delen in de winst. Het model komt op een punt waarop de vraag moet worden gesteld of dat allemaal samen kan.

Kan China geen keuze maken, of wil het niet kiezen?

Holslag: Het wil een catch all-economie zijn. Het wil alles doen, en dat zet de taakverdeling in de hele wereldeconomie onder druk. Markten die op een open manier met elkaar in concurrentie treden, ontwikkelen normaal gesproken een specialisme. Op basis van dat specialisme hebben ze een plaats in de internationale handelsstroom. Stel dat China zwaar blijft investeren in halfgeleiders en chips, dat het zich die technologie eigen maakt en een serieuze productie- en innovatiecapaciteit ontwikkelt. Dat gaat dan ten koste van Taiwan en Zuid-Korea. Als China, zoals gepland, de komende vijf jaar zo veel geld uittrekt voor onderzoek, krijgen ook geavanceerde markten het moeilijk om bij te blijven. Maar het moet gezegd: het kan die sprong ook maken omdat veel westerse bedrijven nog altijd bereid zijn om hun expertise ter beschikking te stellen, als een soort van toegangsticket tot de Chinese markt.

Hoe moet de overheid bij ons daarmee omgaan?

Holslag: Een overheid is in tijden van economische onzekerheid begaan met banen en macrofinanciële stabiliteit. Peking heeft geld en wil dat ook uitgeven. Een toenadering kan op korte termijn soelaas bieden. Maar alleen als we tegelijk ook zelf werk maken van innovatie en van het zoeken naar een antwoord op lange termijn voor de ontwikkeling in China. Als we dat niet doen, worden we afhankelijk van de Chinese groeimarkt, en dat is heel ongezond. De recente groei in Europa is aangedreven door de Duitse motor, en die draait voor een goed deel op Chinese brandstof. Ik vind dat op termijn een onverstandige politiek.

Onze bedrijven stellen hun expertise ter beschikking, maar krijgen ze zelf genoeg kansen op de Chinese markt?

Holslag: Dat is een tweede probleem. Wij rollen de rode loper uit voor Chinese bedrijven om te investeren in telecommunicatie, infrastructuur, het havenbedrijf, zelfs in de financiële sector. Europese bedrijven krijgen die kansen in China niet. Daar zijn nog 65 sectoren voor buitenlandse investeerders verboden. In tientallen andere, kleine sectoren gelden enorme beperkingen. Als Europa tot een evenwichtig economisch partnerschap met China wil komen, moet het ook een einde maken aan de wedloop tussen de lidstaten die allemaal betere vriendjes willen zijn met Peking. Handelscommissaris Karel De Gucht (Open VLD) werkt daaraan, en dat is een goede zaak. Maar een gestroomlijnde Europese economische agenda wordt nog altijd ondermijnd door lidstaten die soloslim willen spelen.

Moeten bedrijven die in China investeren zich zorgen maken?

Holslag: Bedrijven bieden hun producten en diensten aan waar er vraag naar is. En in China is de vraag groot. Maar je merkt toch dat een aantal grote concerns zich ongerust beginnen te maken. De verwachtingen die ze hadden, worden niet altijd ingelost. Dat komt ook omdat China zijn nationale kampioenen steunt, en die worden dan geduchte concurrenten op de markt. Er worden barrières opgeworpen om het buitenlandse spelers moeilijk te maken. Ik denk dat wij ten opzichte van China alles bij elkaar een opportunistisch en kortzichtig beleid voeren. Europa spreekt graag in ronkende slagzinnen. Europa 2020! Dat blijven te vaak postercampagnes, die niet door de lidstaten worden gedragen. We maken echt onvoldoende werk van het veiligstellen van onze economische en sociale toekomst.

China investeert niet alleen in zijn economie, maar ook in zijn militaire slagkracht. Gaan die twee noodzakelijkerwijs samen?

Holslag: De economische groei levert natuurlijk middelen op, die voor de modernisering van het leger kunnen worden gebruikt. Het Chinese defensiebudget is nog altijd vrij beperkt, maar het kwam de voorbije tien jaar toch in een stroomversnelling terecht. Als het om rekrutering en training gaat, is het Volksbevrijdingsleger nu een gedegen krijgsmacht. Op het vlak van uitrusting evolueert het gestaag naar de Amerikaanse standaarden. Het gaat in elk geval allemaal sneller dan de Amerikanen hadden verwacht. Ook omdat de militaire onderzoekscentra op steun van expertise uit de civiele industrie kunnen rekenen.

Is China het aan zijn nieuwe status verplicht om een militaire macht te worden?

Holslag: Het is afhankelijker geworden van de rest van de wereld. Het heeft internationale belangen te verdedigen. De aanvoer van grondstoffen moet worden veiliggesteld, en de afzet van afgewerkte producten moet zeker zijn. Het debat in China vertoont gelijkenissen met de discussie in de Verenigde Staten op het einde van de negentiende eeuw. Een groep pleitte er toen voor om de militaire aanwezigheid toe te spitsen op continentaal Amerika. Een andere groep, met onder meer Alfred Mahan en de latere president Theodore Roosevelt, ging voor een assertievere internationale politiek, die de handelsbelangen overal wou verdedigen.

Wie is er in China aan de winnende hand?

Holslag: De tweede groep. Veel experts pleiten ervoor om van het Chinese leger een internationale speler te maken. Die, bijvoorbeeld, in de bres kan springen voor Chinese burgers in Afrika of in Zuid-Azië en die de Chinese koopvaardij kan bijstaan. Dat is ook de mening van president Hu Jintao: hij promoveerde het veiligstellen van de Chinese belangen tot een van de vier historische missies van het leger. En dus wordt de militaire diplomatie opgevoerd. De grens wordt beetje bij beetje verlegd, subtiel, zonder te provoceren. China zal het pad van de VS volgen. Het houdt doorgaans niet zo van Amerika, maar Amerika blijft wel het rolmodel.

Moeten de buurlanden dan stilaan bang worden?

Holslag: China ziet militaire macht zeker als een hefboom om territoriale conflicten te beslechten. En de conflicten hebben steeds meer een economisch karakter. Gas- en oliereserves spelen een rol in het dispuut over eilandjes in de Zuid- en Oost-Chinese Zee. De Chinese vissersvloot waagt zich ter wille van de hoge prijzen voor vis in heel gevoelige gebieden. Officieel wordt de vissers gevraagd om terughoudendheid te tonen, maar de zeemacht vaart zelf vaak gewoon mee. Het incident met Japan enkele maanden geleden is typisch voor het klimaat. Een Chinese vissersboot werd door de Japanse kustwacht gepraaid omdat hij zich in Japanse wateren zou hebben bevonden. Het ging om één boot, maar het werd een volwassen conflict. China is de belangrijkste handelspartner van Japan, maar die economische verwevenheid neemt het historische wantrouwen niet weg. Economische verwevenheid is geen katalysator die vanzelf tot meer politieke samenwerking of tot samenwerking op het vlak van veiligheid leidt.

Dat is dan slecht nieuws voor Taiwan, dat erop rekent dat economische samenwerking de politieke relatie met China verbetert.

Holslag: Voor Peking is Taiwan nog altijd een afvallige provincie. Het heeft zwaar in de economische samenwerking geïnvesteerd en compromissen aanvaard. Maar hoewel er nu elk jaar miljoenen toeristen en zakenlui de zeestraat oversteken, kalft de steun voor een hereniging van het eiland met de Volksrepubliek in Taiwan af. Terwijl de publieke opinie in China voorstander is van een snelle hereniging met alle mogelijke middelen. Als China vaststelt dat zijn politieke pragmatisme geen zoden aan de dijk zet, zal de neiging toenemen om harder met de vuist op tafel te slaan.

Rekent Taiwan er niet te veel op dat Peking geen groot conflict riskeert?

Holslag: Als het dat denkt, dan denkt het fout. China zal veel doen om een conflict te vermijden omdat het niet internationaal geïsoleerd wil raken. Maar als Taiwan echt op secessie aanstuurt, sluit ik een militaire patstelling niet uit. Er zijn argumenten voor China om vast te houden aan zijn politiek van terughoudendheid. Onder meer omdat het niet in aanvaring wil komen met de gordel van onzekerheid die de meeste buurlanden omvat. Daartegenover staat dat veel Chinese leiders denken dat het land het recht heeft om een assertieve politiek te voeren om zijn belangen te verdedigen. Zeker belangrijke componenten binnen de volgende generatie politici die volgend jaar aantreedt en ook jongeren pleiten ervoor om het land uit te bouwen tot een normale grootmacht, die evenveel recht heeft op een globale militaire aanwezigheid als de VS.

De Amerikanen lijken er vooral beducht voor dat het Chinese leger aan de controle van de politiek ontsnapt.

Holslag: De Amerikanen waren er de voorbije tien jaar te gerust op. Ze gingen ervan uit dat China de sprong niet zo snel zou kunnen maken. Ze hadden de blik ook te veel alleen op Afghanistan en Irak gericht. China probeert om de militaire balans in Oost-Azië in zijn voordeel te doen kantelen. Het wedijvert daarvoor niet met de Amerikanen in aantallen vliegdekschepen en slagschepen. Het zet ballistische raketten in tegen vliegdekschepen en conventionele onderzeeboten tegen slagschepen. Het probeert zo om op een relatief goedkope manier de prijs voor Amerika toch op te drijven om tussenbeide te komen in de Chinese maritieme periferie. Dat baart de Amerikanen zorgen, want financieel hebben ze het zelf ook niet breed.

Maar controleert de partij nog altijd het geweer, om met Mao Zedong te spreken?

Holslag: Het Pentagon probeert slim de indruk te wekken dat dit niet het geval is. Terwijl het Volksbevrijdingsleger toch sterk door de politieke elite wordt gecontroleerd. Die is perfect op de hoogte van wat er in het leger gebeurt. Hu is ook voorzitter van de centrale militaire commissie en hij wordt over alles gebrieft. Het leger heeft geen eigen economisch imperium meer en hangt voor zijn financiering volledig van de politiek af. Maar het is natuurlijk nog altijd de hoeder van de stabiliteit en de soevereiniteit van het land. Dat het in die hoedanigheid soms hardere taal spreekt dan de politici is normaal. Dat doet het Pentagon per slot van rekening zelf ook.

Amerikaanse steunpunten in Zuid-Korea, Okinawa, Taiwan, Guam en de Filipijnen dekken de hele Chinese kust af. Als China een rol wil spelen in de Stille Oceaan botst het onvermijdelijk op de navy.

Holslag: De Amerikanen willen historisch vermijden dat instabiliteit op het Euraziatische continent zich zou voortplanten over de Stille Oceaan. Dat denken ontstond in de negentiende eeuw, en het werd tijdens de Tweede Wereldoorlog en in de Koude Oorleg bevestigd: die eilandengordel moest worden beveiligd. Ze zien een Chinese aanwezigheid verder in de Stille Oceaan al als het begin van een nieuw Pearl Harbour. Vanuit een Chinees perspectief is dat verhaal precies andersom. Peking redeneert dat het tot lang na de Tweede Wereldoorlog voortdurend vanuit de Stille Oceaan is bedreigd. De Amerikaanse generaal Douglas MacArthur dreigde zelfs met een atoomaanval. Amerikaanse vliegdekschepen patrouilleerden in de zeestraat tussen het vasteland en Taiwan. China gaat ervan uit dat het nooit een solide internationale speler wordt als het toelaat dat een ander land daar de baas speelt.

Hoe antwoordt het daar dan op?

Holslag: Het houdt manoeuvres tot voorbij de eerste eilandengordel en werkt aan wapenprogramma’s die de Amerikaanse aanwezigheid ook verderop in de Pacific kunnen counteren. De Amerikanen van hun kant hebben het eiland Guam tot een militair bastion omgevormd. Ze consolideren hun militaire aanwezigheid in Zuid-Korea en op Okinawa. Ze bereiden zich voor op een nieuwe Chinese sprong. De Chinezen leiden daaruit dan weer af dat de Amerikanen nooit zullen aanvaarden dat China recht heeft op een eigen defensieve zone.

Werken de Amerikanen nog aan een soort van Aziatische NAVO om de Chinese militaire opmars af te blokken?

Holslag: Zover zijn we niet. Maar de Chinese opmars drijft veel Aziatische landen wel in de armen van Washington. Het is een neerwaartse spiraal. China groeit, de buurlanden worden achterdochtig en schurken zich tegen Amerika aan. En dat zien de Chinezen dan weer als een nieuwe quarantainepolitiek die tegen hen wordt gevoerd.

Met andere woorden, de nieuwe machtsverhouding moet zich nog zetten?

Holslag: Azië drijft op dit moment op een wolk van economisch optimisme. Maar het kan die forse groei niet voor zeker nemen. Groeicijfers pieken, maar ze volstaan niet om aan de grote vraag naar werk te kunnen voldoen. Een groot deel van de Aziatische groei creëert ook geen banen. Het is niet duidelijk welke kant het met Azië opgaat. Dit wordt zeker een Aziatische eeuw. Het is alleen de vraag of het ook een gouden eeuw zal zijn.

JONATHAN HOLSLAG, TRAPPED GIANT. CHINA’S MILITARY RISE, ROUTLEDGE/IISS, 160 BLZ., 12,00 EURO.

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

‘Als de EU tot een evenwichtig economisch partnerschap met China wil komen, moet de wedloop tussen de lidstaten ophouden om het beste vriendje van Peking te zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content