‘China heeft wat tijd nodig’

Het kleine Taiwan is een bevoorrecht waarnemer van de vlucht die grote broer China in Azië neemt. Ambassadeur David Lin hoopt dat een open economie van de Volksrepubliek straks ook een meer open samenleving maakt. ‘Een confrontatie kent vandaag alleen verliezers.’

De Chinese president Hu Jintao reist deze week naar de Verenigde Staten voor het eerste, grote diplomatieke moment van het jaar. De wereld hoopt daarna het begin te kennen van een antwoord op de vraag van één miljoen: hoever reikt de ambitie van de nieuwe supermacht? Wil Peking alleen rijk worden? Of wil het ook meer invloed en gewicht in de internationale politiek? Misschien zelfs tot een punt waarop een confrontatie met de VS onvermijdelijk wordt.

De kleine Republiek China is een bevoorrecht waarnemer voor wat er in de grote Volksrepubliek gebeurt. Meer dan 60 jaar geleden trok de aanhang van de nationalistische leider Tsjang K’ai-sjek zich op het eiland Taiwan terug, op de vlucht voor de communisten van Mao Zedong. Taiwan ontwikkelde zich in de loop der jaren tot een soevereine staat, die niet door Peking werd erkend maar die zich ook nooit onafhankelijk noemde. Dat maakte het bestaan van de Republiek China niet eenvoudig, afgezien nog van de raketten die de Volksrepubliek tot op vandaag op Taiwan gericht houdt. Taiwan probeert zich sinds het midden van de vorige eeuw te ontworstelen aan een bestaan in de marge van de internationale gemeenschap.

Dat lukt de laatste tijd steeds beter. Zeker sinds de Kwomintang – de conservatief-nationalistische partij van wijlen president Tsjang K’ai-sjek – twee jaar geleden de macht weer overnam van de liberale Democratisch Progressieve Partij (DPP). De DPP streefde naar heuse onafhankelijkheid, en dat leidde ei zo na weer tot echt wapengekletter. De Kwomintang verkondigt pragmatisch een politiek van de status-quo. President Ma Ying-jeou maakte snel duidelijk dat hij geen onafhankelijkheid van het grote China wil, maar ook geen integratie in de Volksrepubliek en zeker geen gewapend conflict.

Daar kan ook Peking voorlopig mee leven. Hoewel de Kwomintang geldt als de traditionele aartsvijand van de Chinese communisten, komen de twee sinds de machtsovername van Ma steeds beter overeen. Ze hebben elkaar ook nodig. Het grote China is de eerste handelspartner van Taiwan, terwijl het vasteland niet zonder de technologie uit Taiwan kan om zijn eigen economie verder te ontwikkelen. Ze ondertekenden midden vorig jaar na lange onderhandelingen een Economic Cooperation Framework Agreement (ECFA), een raamakkoord dat de basis legt voor wat een breed vrijhandelsakkoord moet worden. Taiwan had dit akkoord nodig. Andere landen in de regio sloten vrijhandelsakkoorden met de Volksrepubliek en dreigden Taiwan van de immense Chinese markt te dringen.

Dat gevaar lijkt nu min of meer geweken, weet ook Representative David Lin, die aan het hoofd staat van het kantoor dat Taiwan in Brussel vertegenwoordigt – ambassadeur mag hij officieel niet worden genoemd. Lin was voorheen viceminister van Buitenlandse Zaken in Taipei, de hoofdstad van Taiwan. ‘De twee landen sloten tevoren al afzonderlijke akkoorden op een aantal terreinen, maar ECFA legt de basis voor een brede economische samenwerking. Zo praten we nu in het kader van ECFA over investeringsbescherming, en we hopen over niet al te lange tijd een akkoord af te ronden over de handel in grondstoffen en diensten. Dat past allemaal onder de paraplu van ECFA. Tegelijk opent het de mogelijkheid om op dezelfde manier tot zaken te komen met andere landen. We zijn in vergevorderd overleg met Singapore, en andere landen zullen volgen – zelfs de Europese Unie, Japan en de VS. Maar dat is niet zo eenvoudig.’

Het komt erop neer dat Taiwan het akkoord met de Volksrepubliek nodig had om zijn positie in de regio te versterken. Er is in Oost-Azië een proces van economische integratie aan de gang, waarbij het eiland niet altijd betrokken is. Het is bijvoorbeeld geen lid van ASEAN, het samenwerkingsverband van vooral Zuidoost-Aziatische landen, dat zich ook economisch laat gelden. Het is wel betrokken bij APEC, de ruimere Asia Pacific Economic Cooperation, waaraan ook de VS, China, Japan en Rusland deelnemen. David Lin: ‘Er is van alles aan de gang. Het is belangrijk om het hele plaatje te blijven zien.’

Geduld gevraagd

Dat is allemaal ook zo belangrijk door de vlucht die de Volksrepubliek de voorbije jaren heeft genomen, en de invloed die daarvan uitgaat op de economische en politieke machtsverhoudingen in de regio – en ver daarbuiten. Taiwan blijft zoeken naar een balans. ‘Wij moeten blijven focussen op het economische’, zegt ambassadeur Lin. ‘We hebben veel investeringen op het vasteland en er werken meer dan een miljoen Taiwanese zakenlui. Dat vraagt om een realistische, pragmatische opstelling. En dus staat politiek alsnog niet op de agenda. U moet dit ook zien in het kader van de veranderende relaties in de Zuid-Chinese Zee tussen China en Japan en op het Koreaanse schiereiland. China werkt aan de uitbouw van zijn militaire capaciteit, en er staan toch nog altijd raketten op ons gericht. Hoeveel? Het aantal wisselt en ze hebben misschien nog alleen een psychologisch belang. Maar het blijft een bedreiging voor onze veiligheid. Dat maakt het niet gemakkelijk om over politiek te praten.’

Toch weet ook David Lin dat de spanning afneemt. Mensen reizen over en weer over de zeestraat tussen Taiwan en het Chinese vasteland. Er is een toeristische stroom op gang gekomen, en straks worden ook studenten uitgewisseld. Lin: ‘Wij willen dat het zo verder gaat. Tegelijk moeten we ook duidelijk zijn tegenover de Volksrepubliek. We willen onze identiteit bewaren. Peking streeft uiteindelijk nog altijd naar eenmaking. Maar Taiwan is een democratie, en uit alle onderzoeken blijkt dat 80 procent van onze mensen tegen eenmaking gekant is. We kennen de Volksrepubliek, haar politieke systeem en sociale structuren, en in zo’n maatschappij zijn wij niet geïnteresseerd. Die boodschap moet ook duidelijk zijn.’

Tegelijk beseft David Lin dat Taiwan economisch erg afhankelijk is van China. ‘We helpen elkaar’, zegt hij. ‘China is een rijzende economische macht in de wereld, maar het kan die sprong ook alleen maken omdat wij daartoe bijdragen. We doen er ook alles aan om van China een meer open economie te maken. We hopen dat een meer open economie op termijn tot een meer open samenleving leidt, en zelfs tot democratische en politieke hervormingen. We willen alleen vrede en stabiliteit in de regio. Peking moet begrijpen dat we geen vijand zijn, maar een partner die er op politiek vlak anders over denkt.’

Het lijkt een gok. Taiwan wil de politieke status-quo zo lang vasthouden, tot er op het vasteland als gevolg van de economische ontwikkeling ook politiek stappen worden gezet. ‘Wij zien al een positieve evolutie’, weet David Lin. ‘Het klopt niet dat er in China alleen op economisch vlak van alles verandert. Er is een proces van modernisering aan de gang, en daar moeten we rekening mee houden. We moeten het als een geheel zien. Zoals Taiwan zich ook in de loop van de jaren tot een vrije en democratische samenleving heeft ontwikkeld. In China gaat de ene ontwikkeling nu sneller dan de andere. We moeten geduld hebben. China wordt op termijn een verantwoordelijke speler in de internationale politiek. Het gaat die kant op, en andere landen helpen om dat proces te versnellen. En wij dragen ons steentje bij.’

Representative Lin is ook niet bang dat een machtiger China straks zodanig botst met andere belangen in de regio dat een militair conflict onvermijdelijk wordt. Bijvoorbeeld over de soevereiniteit van eilanden in de Zuid-Chinese Zee, waarvan wordt vermoed dat er zich olie en gas in de zeebodem bevindt. ‘De enige weg is die van meer consultatie en samenwerking. Het gaat niet alleen om China en ons. Ook Japan, Vietnam, de Filipijnen, Brunei, Maleisië en zelfs Indonesië zijn erbij betrokken. Als het er echt op aankomt, weten al die landen dat het niet anders kan gaan dan dat ze met elkaar praten. Ook de Volksrepubliek beseft dat.’

Is het dan zo dat niemand bang hoeft te zijn van de nieuwe wereldmacht? David Lin: ‘Bij een directe confrontatie zijn er in de wereld vandaag alleen verliezers. Niemand wint bij een botsing tussen China en Japan, India of zelfs de VS. Kijk naar de Europese Unie. Het is een kwestie van geven en nemen. De Verenigde Naties, ASEAN, APEC, dat zijn allemaal platformen waar over nauwere samenwerking wordt gepraat. Wij spelen onze rol en we proberen om anderen dat ook te laten doen.’

DOOR HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content