Burgemeester Lippens schrijft een ‘beperkte wedstrijd’ uit voor architecten die zijn Knokke-Heist een nieuw casino willen bezorgen. In meerdere opzichten een merkwaardig initiatief.

Begin de jaren dertig mocht de jonge, Antwerpse architect Léon Stynen (1889-1990) op de zeedijk aan de ‘Albertplage’ een modernistisch casino bouwen, dat Knokke-Heist decennialang relatieve bekendheid gaf in de wereld van de show, de kunst en de kansspelen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het casino verbouwd, maar het behield toch zijn eigenheid, met de hoge glazen gevels, de eenvoud, de transparantie en het contact met de zee.

Begin de jaren vijftig mocht Stynen in Oostende een nog majestueuzer casino ontwerpen. Het wordt nu als monument beschermd en is eigendom van ‘de koningin der badsteden’. De verregaande restauratie ervan is in handen van het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsvernieuwing Oostende, maar de kosten – 1,36 miljoen euro – worden gedragen door de Vlaamse administratie voor Monumenten en Landschappen, het Europees Fonds voor Reconversie en Ontwikkeling en door het Vlaamse ministerie van Toerisme.

Ook Knokke-Heist wil zijn casino vernieuwen, maar dan met de hulp van privé-investeerders. Vervallen als het is, geniet dít gebouw van Léon Stynen namelijk geen bescherming als monument, behalve de ovalen feestzaal binnenin. De wanden van die zaal werden in 1952 immers beschilderd door René Magritte (1898-1967). De acht fresco’s geven een soort synthese van Magrittes surrealistische wereld en worden ‘Het Betoverde Rijk’ genoemd. De verplichte integratie ervan in het nieuwe casinoproject stelt de ontwerpers voor een bijkomende uitdaging.

Volgens de projectnota van de gemeente worden de architecten verondersteld ‘Knokke-Heist te plaatsen op de lijst van steden die zich via een uitgesproken cultureel architectuurgebaar universeel profileren en er daarenboven economisch wel bij varen (…). De lat wordt zeer hoog gelegd ten einde enkel de meest gerenommeerde bureaus te kunnen weerhouden [sic] (…). Hier is plaats voor iets heel eigenzinnigs.’ (zie kader)

Op een oppervlakte van circa 6000 m2, met inbegrip van het plein tussen het casino en de Koningslaan wordt niet alleen een nieuw casino verwacht. Het moet een complex worden met speelzalen, congres- en tentoonstellingsruimtes, luxueuze appartementen en boetieks, met een restaurant, een dancing en een ‘exclusief flagship art’- hotel met meer dan vijf sterren. Knokke-Heist wil immers het hele jaar door, vooral naar het Zoute, een verwend publiek aantrekken. Een publiek dat nog meer wil, met alles wat dat vraagt aan echte luxe en snobisme.

Het jongste Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) beperkt echter de nokhoogte van het geplande casino – aan de zeezijde tot acht bouwlagen (38,5 m), aan de landzijde tot zes bouwlagen (32,5 m) – en legt nog andere beperkingen op. In de coulissen is echter reeds te horen dat het stadsbestuur bereid is die restricties te vergeten en de architecten de artistieke vrijheid te laten ‘als zij maar oog hebben voor proporties en omgeving’.

Zelfs het verplichte behoud van de Magrittezaal wordt gerelativeerd – ‘als de fresco’s maar bewaard blijven’. En als er ook plaats is voor de protserige kroonluchter in Muranokristal, vernoemd naar de Venetiaanse wijk en in 1952 ontworpen door de Antwerpse architect Joseph Selis. Die luchter is 8,5 meter breed, 7,5 meter lang, telt 2000 lampen, 3300 meter draad en 16.500 onderdelen.

Twee jaar geleden liet Leopold graaf Lippens, burgemeester van Knokke-Heist, het Gentse architectenpaar Paul Robbrecht en Hilde Daem zijn plannen voor een nieuw casinocomplex in ‘interprofessioneel overleg’ – lees: en petit comité – bespreken: onder anderen met ambtenaren van Monumenten en Landschappen en van Ruimtelijke Ordening, met Jos Vandenbreeden van het Sint-Lukasarchief en met architectuur-recensenten. Bijna allen sympathisanten van Robbrecht en Daem. Bovendien was Paul Robbrecht al jaren lid van de commissie die in Knokke-Heist indrukwekkende ‘Beelden in de stad’ neerzet, en zorgde hij zelf voor de heraanleg van het Rubensplein, aan de zeedijk dicht bij het casino.

Met de eigenzinnigheid en weerzin voor procedures hem eigen, besloot burgemeester Lippens het Gentse architectenbureau te vragen meteen een nieuw casinogebouw te ontwerpen. Zomaar.

Het project dat Robbrecht en Daem begin vorig jaar voorstelden, werd op gemengde gevoelens onthaald. Dankzij de gebruikte materialen (groene marmer, hout, glas en albast) moet, volgens de ontwerpers, ‘de huid van het gebouw zorgen voor een transluciditeit en straling, als actuele vertaling van Stynen. ’s Avonds moet het met zijn zachte gloed een lichtbaken zijn voor de omgeving.’

Gezelschap van beroemdheden

In het college, in de gemeenteraad, in zijn omgeving en in dit blad werd burgemeester Lippens erop gewezen dat ‘aangezien het casino stadseigendom is (…) de gemeente verplicht is de wetgeving op de overheidsopdrachten na te leven (…) zowel binnen- als buitenlandse concurrenten een kans te geven door hen in de geijkte bladen op te roepen’ (Knack 19/02/03).

Burgemeester Lippens, Robbrecht en Daem en hun sympathisanten moesten enkele stappen terugzetten. Daarom publiceren het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap, het Bulletin der Aanbestedingen, een aantal gespecialiseerde bladen en internetsites eerstdaags een oproep in het kader van deze ‘beperkte wedstrijd’ om een nieuw casino voor Knokke-Heist te ontwerpen. Er wordt geopteerd voor de overheidsopdracht met onderhandelingsprocedure, omdat ‘het gaat om diensten waarvan de aard of de onzekere omstandigheden verhinderen op voorhand een globale prijs vast te stellen’.

De kandidaten moeten hun ontwerpen vóór eind oktober 2004 indienen. Eind dit jaar wil de jury reeds drie tot vijf inzendingen selecteren. In 2005 zou dan de architect worden verkozen, die het nieuwe casinocomplex mag ontwerpen.

De gevolgde procedure en de samenstelling van de jury en de werkgroepen laten veronderstellen dat Knokke-Heist en zijn burgemeester dit keer de spelregels willen respecteren. Al brengen die mee dat het nieuwe casino pas in 2010 klaar zal zijn. Er zijn nu zes juryleden, bijgestaan door een technische en een ambtelijke werkgroep. In de technisch-politieke werkgroep zitten de burgemeester, de eerste schepen, het college van ruimtelijke ordening, de gemeentesecretaris en specialisten van, jawel, het Sint-Lukasarchief, de KU Leuven, de provincie West-Vlaanderen, de stad Brugge en de West-Vlaamse Intercommunale û dienstverlenende vereniging. In de ambtelijke werkgroep hebben alle betrokken administraties zitting.

De jury zelf vormt een mooi gezelschap van beroemdheden in de architectuur en aanverwante disciplines.

De Britse bouwingenieur Martin Manning werkt sinds 1968 bij het gezaghebbende ingenieursbureau Ove Arup & Partners, waar hij nu directeur is. Ove Arup was een Deens ingenieur die naar Londen uitweek en er in de jaren dertig op wees dat zelfdragende muren even betrouwbaar, maar sierlijker zijn dan betonnen.

Martin Manning raakte al snel betrokken bij uitzonderlijke projecten van ’s werelds toonaangevende architecten, die de problemen in het licht stellen en (laten) onderzoeken. Zo werkte hij voor Renzo Piano, die begin de jaren zeventig met Richard Rogers het Centre National de l’Art et de la Culture Georges Pompidou in Parijs ontwierp. De technische elementen en nutsvoorzieningen vormen voor hen een softtech-stijl op zich. Met zijn omgevings- en justitievreemd gerechtsgebouw in Antwerpen bewijst Sir Richard Rogers dat zijn visie niet meer is geëvolueerd sinds het einde van de jaren zestig. Zijn honorarium daarentegen is dat wel. De kostprijs van het nieuwe gerechtsgebouw, dat nu al praktische tekortkomingen vertoont, steeg al van 100 naar 162 miljoen euro.

Als ingenieur-bouwconsulent gaf Manning ook advies aan Nicholas Grimshaw, die in 1987 voor de oude Marylebone Cricket Club een moderne tribune liet optrekken, ogenschijnlijk zonder (de nochtans gebruikte zes) masten. Een jaar later, in 1988, liet hij in de al even trendy Londense Docklands de Financial Times van de persen rollen (1988) achter enorme ruiten in stalen gebinten.

Manning adviseerde ook Michael Hopkins, tot de jaren tachtig een fanatieke pleitbezorger van hightech-architectuur met kant-en-klare elementen, zoals het Schlumberger onderzoekslab (1981), met drie koepels als circustenten opgehangen aan hoge stalen masten in een vlakte dicht bij Cambridge. Tegenwoordig kiest Hopkins echter voor onopvallende architectuur, waarmee hij niemand shockeert.

Kortom, Martin Manning kent gerenommeerde architecten, van binnen en van buiten.

De Belgische bouwingenieur Laurent Ney was tot 1996 een van de spilfiguren van het Luikse studiebureau vernoemd naar en onder leiding van (wijlen) René Greisch. Ondertussen geven Ney & Partners zelf bouwadviezen aan toonaangevende architecten. Laurent Ney zelf werkt vaak samen met de Luxemburgse architect Nathalie Ries.

De Duitse stedenbouwkundige Heinrich Böll zette zich mee in voor de herwaardering van enkele afgedankte industriële sites in het Ruhrgebied door hen een hedendaagse bestemming te geven. Böll vermengt bestaande en nieuwe vormen en houdt rekening met architecturale binnen- en buitenruimten.

De Deense architect Soren Robert Lund won in 1991 de wedstrijd voor het ontwerp van het nieuwe Museum voor Moderne Kunst in Arken (Kopenhagen). Kort nadien stichtte hij zijn eigen architectenbureau. Lund staat voor de synthese van de Scandinavische stijlen van de jaren zestig tot tachtig. Hij pleit voor het gebruik van traditionele materialen, waarvan de combinatie de architecturale vormgeving beklemtoont.

De Duitse Kaspar König was curator van belangrijke kunsttentoonstellingen, tot hij in november 2000 directeur werd van het Museum Ludwig voor hedendaagse kunst in Keulen. Hij wil het museum niet alleen internationaal profileren, maar er vooral een dialoog tussen kunst en bezoeker op gang brengen. ‘Een museum moet niet bezocht, maar gebruikt – nicht besucht, sondern benutzt – worden’, zegt König.

De Amerikaanse Jennifer Hudson coordineert sinds 1993 opzoekingen voor de ‘Laurence Kings architecture and interior design list’. In New York werkte ze zelf in de designerindustrie en was ze coauteur van het boek City Transformed, Urban Architecture at the beginning of the 21st Century. Voordien werkte ze in Houston voor de Menil Foundation aan de vijfdelige catalogue raisonné van het oeuvre van René Magritte, voor de ontwerpers van het nieuwe casino in Knokke een lastig heerschap, aangezien zijn fresco’s in het nieuwe gebouw moeten worden verwerkt.

Razendsnel

Burgemeester Lippens hoopt voorstellen van de meest befaamde architecten te ontvangen. Er wordt zelfs zo hoog gemikt dat een aantal toparchitecten door Leopold Lippens zelf nog eens verzocht wordt deel te nemen aan deze ‘beperkte’ wedstrijdaanbesteding.

Want nu moet alles ineens razendsnel gaan, terwijl de deelnemers amper 50.000 euro ontvangen voor de eerste uiteenzetting van hun stedenbouwkundige visie en van hun architecturaal concept.

Bovendien kunnen sommige kandidaten zich laten afschrikken door een zin in de projectnota die Knokke-Heist hen bezorgt: ‘Indien een gesloten project voorgesteld wordt, d.w.z. indien een groep investeerders bij het indienen van het ontwerp zich reeds engageert om het voorgestelde ontwerp uit te voeren, zal dit een bijkomende waardering krijgen.’

Niet alle kandidaten kunnen echter tegen eind oktober zowel een concept als financiers voorleggen. Tenzij welbepaalde architecten reeds zo lang vertrouwd zijn met de plek dat zij allang weten hoe zij zo’n nieuw casino in Knokke wereldallure kunnen geven én wie dat wil financieren.

Door Frank De Moor

Knokke-Heist wil, vooral naar het Zoute, een verwend publiek aantrekken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content