Café Mogadishu

SCHILDERSWIJK Nederlanders zijn uit het straatbeeld verdwenen. © HOLLANDSE HOOGTE

Diplomaat Robbert van Lanschot moest in een taxi in de Schilderswijk vast komen te staan om te beseffen dat delen van zijn woonplaats Den Haag van kleur waren verschoten. Nieuwsgierig ging hij op zoek naar die andere werkelijkheid. ‘De trend in Nederland is richting een strengere islam.’

Lopend over de Hoefkade, de kilometerslange slagader door de Haagse Schilderswijk, laat je Nederland stap voor stap achter. Eerst zijn er de oude mannen met stoppelbaarden achter het raam van koffiehuis Elafraaah. Dan de vrouwen gehuld in hoofddoeken en lange winterjassen met tassen vol boodschappen uit supermarkt Al Karama. Even verderop hangen jongeren voor Öztürk Telecom. De blik die je normaal gesproken door de ramen mag werpen op Nederlandse interieurs is je hier niet gegund. Gordijnen zijn veelal gesloten. Satellietschotels aan de gevels zijn gericht op de wereld die bewoners hebben achtergelaten. Eenmaal aangekomen bij Café Mogadishu zijn Nederlanders uit het straatbeeld verdwenen.

Hier verzeilde Van Lanschot in een verkeersopstopping na een van zijn vele reizen als diplomaat voor Buitenlandse Zaken. Op nog geen vijf minuten van zijn huis in de keurige Benoordenhout. Een wijk aangeharkt door tuinlieden, met Volvo’s op de oprijlaan en heren die elkaar ’s ochtend met een achter in de keel ‘morning’ begroeten. ‘In die taxi realiseerde ik me dat Den Haag was veranderd in een archipel van allochtone en autochtone buurten. De ene buurt heeft niets meer met de andere te maken. Iedereen weet dat dit andere Nederland bestaat, dat het er anders uitziet, dat we het niet echt begrijpen. Maar gezien hebben we het eigenlijk nooit. Hoe kan dat? Ik keek wel, maar ik zag het niet, zou Johan Cruijff gezegd kunnen hebben.’

De avonturier met Somalië, Bosnië, Sudan en Irak als werkterrein besluit tot een zwerftocht door dat andere Nederland. Maandenlang trekt Van Lanschot door allochtone wijken; Spangen en Delfshaven in Rotterdam, de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam en de Schilderswijk en Transvaal in Den Haag. Hij hangt rond in koffiehuizen en volgt Koranles in de strenge Haagse As-Sunnah-moskee. Hij houdt pleinen schoon met een ‘knijpteam’, begeleidt allochtonen door de ambtelijke papiermolen, volgt fietslessen voor allochtone vrouwen en bezoekt integratieprojecten waarvan je het gesubsidieerde bestaan soms vreest. Café Mogadishu aan de Hoefkade wordt z’n geliefde uitvalsbasis.

Op maandagochtend hangen daar een handvol Somalische mannen rond. Het café oogt als een oude schaftkantine; kale tafels, een armoedige vitrine en wat schuin hangende foto’s van Mogadishu uit betere tijden. Mijn entree doet hoofden keren. Een afspraak met een Nederlander? Dan ben je hier vast verkeerd, wordt mij verzekerd. Van Lanschot moet erom lachen als hij even later aanschuift. ‘Hier is een nieuwe wereld gecreëerd. De moskee, het halal restaurant, de Turkse krant, alles vindt de allochtone bewoner hier. Op werk na misschien. Deze wijk heeft zo’n kritische massa gekregen dat aanpassing aan de Nederlandse samenleving niet nodig is.’

Wie in de Schilderswijk een verpauperde achterstandsbuurt denkt aan te treffen komt bedrogen uit. De overwegend sociale woningbouw is onaantrekkelijk, maar het straatbeeld is opgeruimd. ‘Natuurlijk, deze buurt is er veel beter gaan uitzien’, knikt Van Lanschot. ‘Ga in Stockholm naar de wijk Rinkeby-Kistade. Dan schrik je. Een wijk vol moslimmigranten omsloten door vierbaanswegen. Of Rosengård in Malmö. Zweden verklaren je voor gek als je daarnaartoe gaat. Of zo’n allochtonenbuurt in Charleroi waar het roet van de industriële industrie nog op de huizen zit. Dat vind je gelukkig niet meer in Nederland.’ Maar of je daar het succes van integratie aan afmeet, vraagt Van Lanschot zich nu juist af. ‘De premisse is dat sociaaleconomische integratie automatisch leidt tot iets goeds. In Duitsland zag de integratie en assimilatie van de Joodse gemeenschap er eigenlijk fantastisch uit. Toch is het misgegaan. Ook Sudan en Uganda kenden volledig geïntegreerde en succesvolle minderheden waar geen enkele dreiging van uitging. Toch werden die het land uit gejaagd. Neem Mostar in Bosnië. Daar is verschrikkelijk gevochten. Zijn de sociale, economische en etnische verschillen daar groter of kleiner dan in Den Haag? Nou, veel kleiner dus. ( leunt naar voren) Een samenleving met weinig sociale cohesie brengt gevaren mee. Het gaat om absorptie van de ene groep binnen de andere groep. Of Nederland in staat is heel snel heel veel alloch-tonen te absorberen, moet nog maar blijken. Zeker daar het vaak om moslimallochtonen gaat.’

Veel boosheid

Vanuit woelige buitenlanden zag Van Lanschot zijn Nederland altijd als een robuuste samenleving. Een evenwichtig land dat ook de schok van immigratie makkelijk zou absorberen. Dat optimisme is hij tijdens zijn omzwervingen kwijtgeraakt. ‘Ik kwam zo veel boosheid tegen onder Hollanders. Degenen die in allochtone wijken wonen willen vrijwel zonder uitzondering weg. Het aantal zwaar allochtone buurten neemt daarom verder toe. Zelfs Helmond kent wijken waar Hollanders zich niet op hun gemak voelen. Ze begrijpen de buurt gewoon niet meer. Het verbaast mij dan ook dat de PVV niet veel groter is. Maar vergis je niet. Ook onder allochtonen in die wijken is verschrikkelijk veel stress. Willen Turken onder Marokkanen wonen? Nee dus. Dat zijn etensluchten die ze niet kennen, een taal die ze niet begrijpen.’ Onder de jeugd blijkt de stemming niet veel beter. ‘Er wordt zeer negatief gedacht. Jongeren kennen dat andere Nederland eigenlijk niet en toch zijn ze tegen wat er nu gebeurt.’ Het is een gebrek aan belangstelling die Van Lanschot overal ervaart. ( grijnst) ‘Men schuift weleens aan bij een Iftar-maaltijd. Daar houdt het op. Het idee van een zwerftocht door allochtoon Nederland ligt eigenlijk zo voor de hand. Ik was bang dat zodra mijn boek af zou zijn er al tien andere in de etalage zouden liggen. Niet dus. Kijk in de boekhandels in Duitsland, Frankrijk en Engeland. Ook bijna niets. Allochtonen worden vooral benaderd door sociologen met een vragenlijst. De boekenkasten staan vol met rapporten over criminaliteit onder allochtone jeugd of het vitamine D-gebrek bij vrouwen omdat ze gesluierd lopen. Dat iemand gewoon hun verhaal wil horen, overkomt allochtonen maar weinig.’

Van Lanschot verbaast zich over de stapels rapporten vol integratiemeetlatten die in zijn ogen de kern maar niet raken. ‘Natuurlijk wil de doorsneemoslim Nederlands leren spreken en goed onderwijs volgen. Maar bepaalt dat uiteindelijk een succesvolle integratie? Ik denk van niet.’ Tijdens zijn zwerftocht werd duidelijk dat moslims zich vaak om andere, begrijpelijke redenen niet aanpassen aan Nederland. Hij verhaalt geamuseerd over zijn observaties in een benzinestation. Het blijkt een plek die voor vele nieuwe Nederlanders haram, verboden, of ten minste makroeh, beter te mijden, is. Van het beleg op de broodjes tot de erotische bladen in het leesrek. ‘Wij gaan ervan uit dat Nederlandse waarden en normen zo aantrekkelijk zijn dat allochtonen zich wel zullen aanpassen. Maar voor vele moslimallochtonen zijn ze verwerpelijk en minderwaardig. Drankgebruik, honden in huis: typisch Hollandse dingen die gewoon niet worden geaccepteerd. Ik ken een vreselijk aardige imam die kinderen aanspoort zich op islamitische wijze te wassen. Om er tussendoor aan toe te voegen dat Nederlanders niet erg schoon zijn. Beseft een beleidsmaker in Den Haag dat de mensen die hij probeert te integreren hem niet erg schoon vinden? En dat dit zijn beleid ook minder aantrekkelijk maakt?’

Paleis van Versailles

Paul Scheffer, het multicultureel geweten van Nederland, schetste ooit een hoopvol integratiescenario. Na een periode van isolement en vermijding en vervolgens confrontatie zou de derde generatie migranten als vanzelfsprekend deelnemen aan de samenleving. Een achterhaalde visie, meent Van Lanschot. ‘De jongste integratienota gaat ervan uit dat dit vele generaties gaat duren. Daarmee geef je al aan dat het wel eens niet kan gebeuren. En dat roept de vraag op: Wat dan?’ Makkelijker wordt het niet, is zijn ervaring. ‘De trend in Nederland is richting een strengere islam. Vooral omdat de klassieke islam wereldwijd een renaissance meemaakt. Daar komt bij dat de klassieke islam een esthetisch genot is. Heel verleidelijk. Het is het paleis van Versailles met eindeloos veel zalen. Daar haal je niet zomaar een schoorsteen of een spiegel uit. Het is alles of niets.’ Het waren juist de deuren van de strengste moskeeën die wijd open stonden voor de nieuwsgierige Van Lanschot. ‘Daar is altijd hoop op bekering. Je wordt bij binnenkomst bij de hand genomen en uitgenodigd voor een praatje. Dat kan echt een warm bad zijn. Bij de Haagse As-Sunna-moskee, waar de overheid toch wat onrustig over is, zijn mijn ervaringen zeer positief. Maandenlang heb ik daar Koranles gevolgd. Mijn vrouw begreep niet waarom daar zo’n bekoring van uitging, waarom ik daar op vrijdagmiddag blij voor op de fiets sprong. Toch was dat voor mij het mooiste moment van de week. ( lacht) Ook homoseksuele vrienden spraken mij bestraffend toe. Want de imam van die moskee heeft ooit gezegd dat homoseksuelen van het dak gegooid moeten worden. Een standpunt dat ik natuurlijk niet deel.’

Tegenover de open deuren van de As-Sunna-moskee staat de ontvangst in de vele kleine buurtmoskeeën met de terugkerende, wantrouwende woorden: ‘Wat kom je hier doen?’ Van Lanschot legt in zijn boek de ongemakkelijke worsteling bloot van lokale overheden met deze moskeeën. Maar al te vaak zijn ze vermomd als sociaal-cultureel centrum. Het woord moskee ontbreekt domweg. De gebedszaal blijkt opeens een ontmoetingsruimte. Open een achterafzaaltje voor een inburgeringscursus of computerles en de subsidiekraan gaat open. ‘Veel bestuurders weten doodgewoon niet hoe een moskee functioneert. Ze zoeken een weg om de moslimgemeenschap te steunen. Dan is het wel zo makkelijk dat zo’n moskee te boek staat als sociaal-cultureel centrum. Dan kan de geldkraan open. En dat is voor beide kanten voordelig. Maar het blijft natuurlijk gewoon een moskee.’

Die aanpak lijkt terug te leiden naar Nederlands hoop op het ontstaan van een soort polderislam. Een islam die als godsdienst irrelevant is, onschadelijk, net als het christendom. ‘Leuk, hip, gezellig, en makkelijk’, voegt Van Lanschot toe. ‘Dat zie ik dus helemaal niet gebeuren. Integendeel, juist de klassieke conservatieve islam is in trek. De recent gesloten poldermoskee in Amsterdam stond model voor de polderislam. Zelfs die bood onderdak aan een salafistische boekhandel. De boeken van Tariq Ramadan, toch een redelijk verlicht moslimfilosoof, werden daar echt niet verkocht. Ondenkbaar. Veel te liberaal, veel te modern. Je vond er boeken uit de islam tot pakweg de twaalfde eeuw. Prachtige boeken, maar die bieden geen weg naar een makkelijke aansluiting bij de Nederlandse maatschappij. ( wijst naar buiten) De sociale druk voor moderne moslims wordt steeds groter. Hier in de Schilderswijk is tijdens de ramadan bijna alles dicht. Wie zijn winkel openhoudt, wordt afgestraft of in ieder geval aangesproken. Er wordt ontzettend op elkaar gelet. En dat op elkaar letten heeft een herkenbaar patroon; strenger, vromer, zediger. Allochtone moslimbuurten kennen daarom weinig joie de vivre. Er ligt een grauwsluier over. Triestheid hangt in de straten.’

Ook de gehoopte voortrekkersrol van jonge goed opgeleide Marokkaanse en Turkse vrouwen lijdt eronder. Van Lanschot schetst een kil beeld van vrouwen schuilend onder hoofddoeken, gevangen in een web van strenge gedragsregels. Ambities stranden rond hun dertigste in een traditioneel huwelijk met kinderen. Zijn observaties worden ondersteund door recent onderzoek in Amsterdam. Van de Turkse en Marokkaanse vrouwen is slechts 15 procent economisch onafhankelijk, tegen 55 procent van de autochtone bevolking. ‘Vanuit die hoek is weinig te verwachten. Juist vanwege de opleving van de klassieke islam. Van vrouwen wordt bescheidenheid verwacht. In de moskee worden ze gemaand op straat de ogen neer te slaan. De hoofddoek is ongekend populair onder jonge moslima’s. George Orwell schreef in 1984 over jongeren die door het dragen van een scharlaken sjerp duidelijk maakten dat ze hadden gekozen voor een zedige levenswijze. De zogenoemde youth anti-sex league. Het dragen van een hoofddoek heeft behalve een religieuze betekenis steeds vaker zo’n deugdzame boodschap. Dat beeld kom je op straat eerder tegen dan de jonge vrijgevochten moslima. En dat gaat de integratie niet bevorderen.’

Heimelijk op de fiets

Hoe uitbundig Van Lanschot ook verhaalt over zijn omzwerving door het andere Nederland, de toon is bezorgd. Het ongemakkelijke gevoel bekruipt je of dit eigenlijk wel goed komt? ( stellig) ‘Precies! Die fietslessen voor moslima’s beginnen leuk. Er wordt veel gelachen tot dat je hoort dat veel van die vrouwen heimelijk op de fiets zitten. Er thuis over vertellen betekent een pak slaag. Maar tegelijkertijd is het bemoedigend dat ze kennelijk zo graag willen leren fietsen. Hoe langer ik door het andere Nederland trok hoe duidelijker de dramatiek werd die er vaak achter schuilt.’

Dat er moeilijke beleidskeuzes aankomen, is voor Van Lanschot evident.

(nadrukkelijk) ‘Politici van links tot rechts weten doodgewoon niet wat er speelt. Die staren zich blind op bemoedigende statistieken van het Centraal Plan Bureau. De multiculturele samenleving is in hun ogen maakbaar, met genoeg instrumenten in de gereedschapskist om problemen aan te pakken. Al rondtrekkend kreeg ik een ander gevoel. Je kunt blikken vol inburgercursussen opentrekken, maar als de Nederlandse waarden en normen in het hart niet worden aanvaard dan valt de bodem eruit. De overstijgende vraag blijft, zonder racistisch te zijn, of er grenzen zijn aan hoeveel allochtonen een samenleving kan absorberen. Hier ligt werk voor antropologen. Waarom ging het na vele eeuwen opeens mis in Mosul in Irak tussen moslims en een kleine groep ongevaarlijke christenen? Moeten onze buurtwerkers daar niet eens op cursus? Er lijkt wel een taboe op onderzoek van samenlevingen waar het misging. Het is zorgwekkend dat we uit angst voor het antwoord geen vragen meer stellen.’

Eenmaal buiten Café Mogadishu steken we het kruispunt over. Van Lanschot maant me door het raam van een restaurant te kijken. Hier huist het eerste restaurant in de buurt met een aparte afdeling voor vrouwen. Een treurig open hekwerkje op heuphoogte schermt een deel van de ruimte af. ( lacht) ‘Ze noemen het de familieafdeling. ( nadrukkelijk) Ik zeg niet dat het misgaat in Nederland. Ik zeg alleen: we weten niet of het goed komt.’

CAFÉ MOGADISHU, OMZWERVINGEN DOOR HET ANDERE NEDERLAND, ROBBERT VAN LANSCHOT, METS & METS BV UITGEVERIJ, 281 BLZ., 20 EURO.

DOOR JEROEN SCHUITEN

‘Het is zorgwekkend dat we uit angst voor het antwoord geen vragen meer stellen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content