Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Tot een Ruandees scenario kwam het in Burundi nog niet. Maar de spanning is voelbaar. De vraag is of ze zich zal ontladen.

EEN BERICHT UIT BUJUMBURA

ER ZIJN NOG tevreden mensen in Burundi. Doctor Luc “Tuur” De Vos is een van hen. En met reden. Van 3 tot 6 april organizeerde hij aan het Centre Régional de Recherches en Hydrobiologie Appliqué (CRRHA), waarvan hij momenteel direkteur is, de jaarlijkse wetenschappelijke studiedagen. Vier dagen lang onderhielden een vijftigtal wetenschappers zich over de speciale hydrobiologische eigenschappen van het Tanganyika-meer, dat de westgrens van het Centraalafrikaanse staatje vormt, en over de biologie van de unieke vissoorten uit het meer.

De vispopulatie van het Tanganyika-meer is essentieel voor de overleving van ongeveer zeventigduizend lokale vissers, vooral Hutu. Evenveel mensen vinden hun middelen van bestaan in de visverwerkende industrie. De jongste tijd zakte de visvangst echter dramatisch van 20 à 25.000 ton per jaar naar 15 à 20.000 ton. Reden te over voor ongerustheid.

Naar een aantal oorzaken moet niet te ver worden gezocht. Zo krijgen de populaties van de belangrijke want grote nijlbaarzen (capitaines) klappen. De gevangen vissen worden gemiddeld steeds kleiner, omdat er voortdurend op de grootste eksemplaren wordt gejaagd. Een fenomeen vergelijkbaar met wat er op het land gebeurt. De grote (“lange”) Tutsi worden belaagd door de kleine (“korte”) Hutu, die al voor de komst van tweehonderdduizend Ruandese Hutu-vluchtelingen de meerderheid (ongeveer 85 procent) van de bevolking vormden.

Het omgekeerde gebeurt ook. Het weekeinde voor de door De Vos georganizeerde bijeenkomst werden in Muyinga, in het noordoosten van het land, enkele honderden Hutu vooral vrouwen en kinderen vermoord door extremistische Tutsi (en/of het door Tutsi gedomineerde Burundese leger). Een week eerder hielden extremistische Tutsi-jongeren (met op zijn minst passieve steun van het leger) een klopjacht op Hutu in de “gemengde” wijken Bwiza en Buyenzi van de hoofdstad Bujumbura. Het resultaat : honderden doden en duizenden mensen op de vlucht. Tijdens de bijeenkomst van De Vos werd in de buurt van het stadje Kayanza een Hutu-familie van een vijfendertigtal mensen vermoord door de gewapende bendes die het land terrorizeren.

KOELKASTEN.

Uiteraard lijdt ook het projekt van De Vos onder de chaos. De minst kloeke van de op de studiedagen uitgenodigde buitenlandse experts zonden in extremis hun kat. De direkteur van het projekt een Belgische koöperant die al vorig jaar, na de eerste ernstige ongeregeldheden, door de Belgische overheid werd terug geroepen besefte onlangs dat hij waarschijnlijk nooit meer langs zou komen, en gaf opdracht zijn bezittingen te verkopen. Geen gemakkelijke zaak. De vraag naar terreinwagens en koelkasten is momenteel veel kleiner dan het aanbod.

Want er zijn veel Belgische, en andere, koöperanten, die, al dan niet gedwongen, uit Burundi weg zullen blijven. Van de 120 oorspronkelijke Belgische ontwikkelingswerkers zijn er momenteel amper zestien ter plekke. Een houding die bij de achterblijvers kwaad bloed zet. “Net toen het land steun nodig had, trok toenmalig staatssekretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Erik Derycke (SP), nu minister van Buitenlandse Zaken, zijn mensen terug, ” zegt een boze Belg. “Ik vind dat laf. Koöperatie mag blijkbaar alleen als het goed gaat in een land, maar als het wat moeilijker wordt, ontvluchten we onze verantwoordelijkheid. Dat lijkt toch nergens op. Als Derycke zijn aversie voor koöperanten wil ventileren, moet hij dat op een eerlijke manier doen. “

Ook de sussende houding van diplomaten en politici naar aanleiding van het incident op 19 maart jongstleden, waarbij drie Belgen de dood vonden, onder wie een meisje van vier jaar, viel niet overal in goede aarde. “Er is gepoogd dit voor te stellen als een fout van de betrokkenen, ” zegt psychologe Isabelle Wittouck. “Ze zouden pas na het invallen van de avondklok Bujumbura bereikt hebben. Dat is niet waar. Ze waren nog net op tijd. Ook het feit dat het geen koöperanten waren, maar Belgische residenten in Burundi, is opgevoerd om het belang van deze aanslag te minimalizeren. De aanvallers willen gewoon dat de buitenlanders het land verlaten. “

Een deel van de negenhonderd Belgen in Burundi, die niet afhangen van de Belgische overheid, heeft toch besloten te vertrekken. Visserij-bioloog Eric Coenen, in dienst van de Food and Agricultural Organisation (FAO) van de Verenigde Naties (VN), is aan het inpakken. Na vijftien jaar Afrika houdt hij het voor bekeken. Het kontinent verglijdt steeds meer naar chaos en instabiliteit, zodat degelijk werk op termijn niet langer mogelijk is. Kippenkweker Yvan Neelen moet er wel mee stoppen, want als gevolg van de onzekere toestand kan hij de eieren van zijn vijfduizend kippen niet meer kwijt. Ondernemer Jean-Pierre Vande Weghe, die net zwaar had geïnvesteerd in een lodge in het Ruvubu-park in Centraal-Burundi, zal waarschijnlijk nooit zijn uitbating kunnen openen. Hij zwerft nu door Uganda.

Toch wil niet iedereen meteen met de witte vlag zwaaien. “We hebben jaren hard gewerkt om het onderzoeksinstituut uit de grond te stampen, ” zegt De Vos. “We zullen het niet zonder slag of stoot aan zijn lot overlaten. Zo’n instituut is belangrijk voor het land. Voor de visserij en voor de opleiding van lokale wetenschappers. Wij zetten door tot het uiterste. “

De Vos neemt zijn kinderen nog altijd mee op uitstapjes naar de vogelrijke delta van de Rusizi, hoewel hij zo ongeveer de enige blanke moet zijn die het park nog bezoekt. Hij wil zo normaal mogelijk voortleven, ondanks de avondklok. Hij moest eerder al eens van dag op dag vier jaar werk als hoogleraar aan de universiteit van het Zairese Kisangani achterlaten, toen de Zairese president Mobutu Sese Seko halverwege 1990 besloot dat hij de Belgische koöperatie niet meer nodig had.

VERDRAAGZAAMHEID.

Ook landbouwingenieur Guy Debonnet zet door, hoewel hij misschien nog meer dan de anderen de gevolgen voelt van de onzekerheid in het land. Hij heeft zijn basis in het centraal gelegen administratiestadje Gitega, en moet beroepshalve hij werkt in het kader van de natuurparken het hele land doorreizen. Dat kan nu niet meer. Om van Bujumbura naar Gitega te rijden, moet hij veiligheidshalve zo veel mogelijk aansluiten bij voedselkonvooien. In Gitega worden met de regelmaat van een klok granaten gegooid, vooral naar markten en scholen. Op de markten komen vooral Hutu, in de scholen zitten overwegend Tutsi.

“We merken de spanning in de stad aan alles, ” zegt Debonnet. “Onze kok vroeg onlangs een lening om een koe te kopen. Het stuk grond waarop hij met zijn familie woont, is te klein geworden om nog voldoende op te brengen voor het ganse gezin, dus heeft hij een koe nodig om mest te produceren, waarmee hij zijn grond vruchtbaarder wil maken. Maar hij is zo bang geworden dat hij zijn investering heeft uitgesteld. “

Ook in het oostelijk gelegen Ruyigi broeit het. Niemand geeft er nog een cent voor het leven van Marguerite Barankitse, een Tutsi-vrouw uit een rijke familie, die een weeshuis (Shalom) heeft opgericht, waarin zowel Hutu- als Tutsi-kinderen worden opgevangen. Ze verheugt zich over de kleine tekenen van verdraagzaamheid waarvan haar gasten blijk geven : “Als er in de buurt weer eens geschoten wordt, en onze Hutu-kinderen, die weten dat vooral hun groep het mikpunt is, bang zijn, doen ook de Tutsi-kinderen alsof ze schrik hebben. Om de anderen wat gerust te stellen. “

Verdraagzaamheid is een zeldzaam goed geworden in een land dat aaneenhangt van de tegenstellingen. Toen de Hutu als gevolg van de (volgens vele ingewijden veel te snel doorgeduwde) demokratizering in juli 1993 plotseling beseften dat ze macht hadden ze wonnen als meerderheid uiteraard ruimschoots de verkiezingen lokte dat onmiddellijk een reaktie uit van het door Tutsi gedomineerde leger, dat de oude machtsbasis van de Tutsi-minderheid wilde handhaven. Al de dag na het bekendmaken van de overwinning van de Hutu, werd een eerste staatsgreep gepleegd, die mislukte. In oktober 1993 werd de demokratisch verkozen Hutu-president Melchior Ndadaye toch door Tutsi-militairen vermoord.

Ook die coup mislukte eigenlijk. De president is nog altijd een Hutu. Maar de destabilizering zette zich door. De Hutu beseffen nu dat ze een meerderheid zijn, de Tutsi weten dat ze zonder het leger aan de grillen van die meerderheid zijn overgeleverd. Het weinig stichtende voorbeeld van de ondertussen één jaar oude Ruandese volkenmoord, waarbij minstens een half miljoen Tutsi door Hutu werden vermoord, steunt hen in die overtuiging. Zeker omdat de interahamwe, verantwoordelijk voor een groot deel van de moorden in Ruanda, zich in het noorden van Burundi hebben aangesloten bij extremistische Hutu-benden.

Burundi is ondertussen vergeven van de wapens. Overvallen op wagens zijn dagelijkse kost geworden. Ze kunnen nog altijd worden geteld en geregistreerd, evenals het aantal doden, dat op de meeste dagen nog in eenheden uit te drukken is. Maar de situatie glijdt snel af. Naar verluidt, zou een kleine patrouille van Belgische veiligheidsagenten, die op 26 maart ter beveiliging van onze landgenoten en onze ambassade naar Burundi werden gestuurd, al op het nippertje aan een aanslag zijn ontsnapt. Op 7 april werd een Zuidafrikaanse televisieploeg aangevallen op twaalf kilometer van Bujumbura. Er vielen drie doden. De Belgische patrouille reed amper een half uurtje vroeger op die plaats voorbij.

STRAFEXPEDITIES.

De spanning is in Burundi voelbaar, maar niet echt zichtbaar. Er kan dagenlang rondgereden worden zonder een schot te horen. Op de weg van Bujumbura naar Kayanza en Ngozi in het noorden getuigen alleen de wegversperringen en het feit dat er bijna geen verkeer is, van een probleem. Het platteland is van de Hutu. De meeste Tutsi wagen er zich niet meer. Het leger beperkt zich tot okkasionele “strafexpedities” op zoek naar wapens. Kwatongen beweren dat het steeds hetzelfde arsenaal is, dat achteraf aan de media wordt getoond.

Ook de steden raken etnisch opgesplitst, in wijken met uitsluitend Hutu en uitsluitend Tutsi. De uiteindelijke bedoeling zou zijn dat de steden exclusief Tutsi worden. Daarnaar streven extremistische Tutsi-benden, die luisteren naar kleurrijke namen als de Sans défaite en de Sans échec : “Zonder nederlaag” en “Zonder mislukking”. Ze zijn verantwoordelijk voor het uitzuiveren van wijken als Bwiza en Buyenzi in Bujumbura : alle Hutu moesten eruit.

Ook de universiteit werd al gezuiverd. Het wekenlang gijzelen van honderden Hutu-studenten door Tutsi was voldoende om zelfs de meest gemotiveerde student op de vlucht te drijven. Hutu hoeven niet te studeren, dat zullen de Tutsi wel doen.

In Bujumbura houdt alleen Kamenge nog stand als Hutu-wijk, een arme buurt in het noorden, die door wegversperringen en diepe grachten van de rest van de stad is afgesloten. Tutsi wagen zich daar (voorlopig) niet. Als ze zouden komen, zou dat de definitieve start van een bloedbad naar Ruandees model kunnen zijn. Het leger probeerde een jaar geleden de wijk te bezetten, maar zonder sukses. Het sterkte de Hutu in hun groeiend gevoel van macht. Hun “volksleger” krijgt elke dag nieuwe vrijwilligers, door de Tutsi uit andere wijken verjaagd. De kommandant van het leger is al bij leven een legende. De prijs van een granaat zakt elke dag. De aanvoer van wapens van het vroegere Ruandese leger uit het noorden stokt nog altijd niet.

Langs de grenzen van de wijk wordt druk gehandeld : Hutu-boeren die hun waren leveren aan Tutsi-handelaars. Geen van beide durft een voet te zetten op het territorium van de andere groep. De distributie verloopt dus moeizaam. Bovendien meten de Tutsi-bendes zich mafia-allures aan, en eisen ze beschermingsgeld van hun eigen mensen. Soms leggen ze de ganse stad plat : een ville morte, zoals ze dat noemen, een dode stad.

“Deze extremisten zijn een groot probleem, zowel aan Hutu- als aan Tutsi-kant, ” zegt een majoor van het leger, uiteraard een Tutsi. “Ze vormen een minderheid in de bevolking, maar ze versterken hun greep op het land. Ze zaaien terreur, en worden daarin gesteund door politici, die menen op die manier macht te kunnen winnen. Maar ze beseffen niet dat wapens nooit een probleem oplossen. Kijk naar Ruanda : dat land is voor vele jaren ontwricht. Ik hoop dat onze mensen daar uiteindelijk toch de juiste besluiten uit zullen trekken. Het is nog niet te laat. “

Dirk Draulans

De Tutsi willen alle Hutu uit de steden weg.

Tutsi houden geregeld een klopjacht op Hutu.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content