
‘Brussel is niet langer onze hoofdstad’
Nacht van de Poëzie (1)
In de aanloop naar de vijfde Nacht van de Poëzie op zaterdag 2 april in de Gentse Vooruit blikt Guido Lauwaert wekelijks terug op legendarische vorige edities: deze week die met Julien Schoenaerts en Kamagurka.
Literatuurkenner en boekhandelaar Johan Vandenbroucke beleefde in 1980 als jong broekje zijn eerste Nacht van de Poëzie. Drie dagen later kwam hij thuis. Waarop zijn moeder langs haar neus weg vroeg: ‘Duurt zo’n poëzienacht altijd drie dagen?’ Verhalen als dit hebben de Nacht een legendarische reputatie bezorgd. Feit is dat de Nacht verschilt van alle andere literaire gebeurtenissen. De dichters waren belangrijk, uiteraard, de edellieden, maar evenzeer de muzikanten en andere artiesten, op de voet gevolgd door een rumoerig publiek.
Voor de vijfde Nacht van de Poëzie, op 2 april in de Vooruit, zal dat niet anders zijn. Het personeel van dit kunstencentrum, samen met curator Michaël Vandebril, wacht een helse klus. De Vooruit moet het Plein van de Hemelse Vrede zijn, maar tegelijk een Waterloo. Dat er door toeschouwers ingebroken wordt in het programma moet kunnen. Dat is nu eenmaal eigen aan de Nacht. Een voorbeeld.
Op zondag 18 februari 1973 omstreeks drie uur in de ochtend slofte de acteur Julien Schoenaerts ongevraagd tot bij de microfoon, staarde iedereen maar niemand in het bijzonder aan en zei met bedaagde stem: ‘Brussel is niet langer onze hoofdstad… Antwerpen is onze hoofdstad… Gent is onze hoofdstad… Brugge is onze hoofdstad… Leuven is onze hoofdstad… Hasselt is onze hoofd- stad…’ Elke toeschouwer begreep meteen wat Julien bedoelde. Een oorverdovend gejuich steeg op, maar Julien gaf geen krimp. ‘Mechelen is onze hoofdstad… Diksmuide is onze hoofdstad…’ Toen hij ter hoogte van Wechelderzande was, gaf ik een teken aan een van de potige klusjesmannen. Hij tilde Julien op en droeg hem, als was hij een wassen pop, naar de artiestenbar, waar hij zijn act voortzette, tot hij in de Marollen, de Vlaaikensgang, het Patershol en soortgelijke vossenholen belandde.
Schoenaerts’ interventie was een reactie op de beslissing van de Brusselse FDF-burgemeester. Een zuiver Nederlandstalige manifes-tatie zag hij niet zitten, en daarom zwaaide hij met een verbodsteken. Dankzij politieke druk van parlementariërs en journalisten heeft hij de duimen moeten leggen. 7000 mensen in Vorst Nationaal, het was prachtig – ondanks de perikelen achter de schermen. Tom Lanoye heeft het ooit mooi samen-gevat: ‘Al die Nachten in Vlaanderen waren een gigantisch drama, en toch had het wel wat. Het ging er onwaarschijnlijk onprofessioneel toe… Er liep van alles fout, heerlijk!’
Een goed voorbeeld van een publieksrevolte was het optreden van Paul Snoek op de derde Nacht in 1980. Zijn hautaine gedrag vroeg om een fluitconcert. Paul werd woedend en riep naar een jongeman op de eerste rij: ‘Als je ’t beter kunt, kom het dan hier maar eens uitleggen.’ Waarop de kerel het podium op sprong en voor de vuist weg een show afstak waarmee hij de zaal plat kreeg. Paul droop af en de jongeman, nauwelijks bekend, glorieerde. Zijn naam was Kamagurka.
Kijk, dát is de Nacht. Het is een nacht waarin de poëzie centraal staat, maar het is net zo goed een ontdekkingsreis. Voor de toeschouwer zowel als voor de organisator. Mede vanwege die reputatie, vanwege een verregaande vrijheid van spreken en handelen, hebben Knack, Roularta, het Vlaams-Nederlands huis deBuren, het Poëziecentrum en Vooruit de handen in elkaar geslagen. Het publiek zal verrast worden. En van harte hoop ik dat ook de organisator verrast wordt. Is de vijfde Nacht een braaf gedoe, dan beschouw ik hem als mislukt. Kom, en sla toe.
DE VIJFDE NACHT VAN DE POËZIE VINDT PLAATS OP 2 APRIL IN VOORUIT, GENT. INFORMATIE EN TICKETS: WWW.NACHTVANDEPOEZIE.BE.
DOOR GUIDO LAUWAERT