Duitsland is lang geen ekonomisch paradijs meer. In 1996 stijgt de werkloosheid naar een rekordhoogte en de groei zal vertragen. De regering-Kohl moet bijgevolg handelen.
DE DUITSE KANSELIERHelmut Kohl krijgt op dinsdag 23 januari veel en belangrijk volk over de vloer. Werkgevers en vakbondsleiders overleggen dan met de regeringsleider hoe ze dit jaar de werkloosheid zullen aanpakken. In zijn nieuwjaarstoespraak kondigde Kohl aan dat de strijd om meer jobs dit jaar de hoofdopdracht van zijn regering wordt. ?We moeten ons inzetten om de bestaande banen te behouden en ons dubbel plooien om nieuwe, duurzame arbeidsplaatsen te scheppen. Ik zal me hard inspannen om deze moeilijke opdracht te helpen realizeren.”
Kohl riep de Duitsers op om nieuwe wegen in te slaan. ?We moeten van de oude zekerheden en gewoonten afstappen.” Nog maar eens vroeg hij dat zijn landgenoten zouden umdenken. In Duitsland werd dat begrip na de Tweede Wereldoorlog en ook na 1989 tot vervelens toe gebruikt. Het is synoniem voor een radikale mentaliteitsverandering. In het jargon van de Belgische sociale gesprekspartners luidt dat waarschijnlijk : alle taboes moeten sneuvelen.
Het gaat niet echt goed met Standort Deutschland. Ondanks de vele oekazen van Theo Waigel, de federale minister van Financiën, over de wijze waarop de andere Europese landen de normen van Maastricht moeten naleven, kampt Duitsland zelf met ernstige begrotingsproblemen. De sociale zekerheid is er zwaar deficitair en het pensioensysteem kraakt. Het meest verontrustend is de evolutie van de werkloosheid. Duitsland stevent af op rekordcijfers. Volgens direkteur van het federale arbeidsbureau Bernard Jagoda loopt het aantal werklozen deze maand op tot vier miljoen. Dat is meer dan 10 procent van de aktieve beroepsbevolking en bijna evenveel als het rekord van 1994.
BÜNDNIS FÜR ARBEIT.
De ongunstige ontwikkeling tekende zich al eind november af, toen 3,58 miljoen Duitsers als werkzoekend waren ingeschreven. ?We zijn deze winter begonnen met 150.000 meer dan vorige winter,” zei Jagoda. Sinds midden 1991 gingen in de Duitse industrie bij de 1,3 miljoen banen verloren. De meeste in de machinebouw (-223.000), de elektrotechniek (-195.000), de autoproduktie (-160.000) en de chemie (-73.000).
Zonder een ingrijpende koerskorrektie duurt de exodus ook dit jaar voort. Daimler-Benz wil in 1996 zowat 20.000 banen schrappen, Bayer circa 2.000 en Siemens ongeveer 7.000. Nochtans boerde het elektro-concern uit Munchen de jongste jaren niet slecht. Het boekte vorig jaar een rekordwinst van 2,8 miljard mark (57 miljard frank) en zopas kondigde Siemens-baas Heinrich von Pierer aan dat de winst in 1996 met 20 tot 25 procent zal stijgen. Von Pierer, die sinds 1992 in funktie is, zat immers niet stil. Hij zette het hele concern op zijn kop en onderzocht alle kosten met het vergrootglas. Een overnachting met ontbijt van een Siemens-werknemer mag maximaal 175 mark (3.500 frank) kosten, besliste de top. Met deze en andere ingrepen bespaart Von Pierer jaarlijks vier miljard frank. Peanuts natuurlijk, want het management hakte vooral in de loonkost. Momenteel telt Siemens 373.000 personeelsleden, 40.000 minder dan in 1992. Dit jaar vloeien er nog eens 7.000 af. Daarmee doet Siemens beter dan het Amerikaanse AT&T, dat zopas aankondigde de volgende drie jaar 40.000 banen te zullen schrappen.
Hoewel de ekonomische groei vorig jaar minder hoog lag dan verwacht nauwelijks 2 procent bleef de werkgelegenheid opvallend achterop hinken. Ook Duitsland wordt nu met jobless growth gekonfronteerd. Ekonomische groei doet er het aantal arbeidsplaatsen niet langer toenemen. Uit de recente statistieken blijkt trouwens dat na elke nieuwe recessie het aantal werklozen met ongeveer 800.000 is gestegen tegenover het vorige rekordniveau. Zonder ingrijpende, strukturele maatregelen dreigt 1996 een rampjaar te worden, want opnieuw zal de groei onvoldoende zijn om de werkloosheidscijfers substantieel te laten dalen. In Duitsland gelooft vrijwel niemand dat het binnenlands produkt met 2,4 procent zal toenemen, zoals de Organizatie voor Ekonomische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) voorspelt. De meeste onderzoeksinstituten, ondermeer het Ifo in Munchen, verwachten een slechtere score dan in 1995. Dus minder dan 2 procent.
De verontrustende cijfers en perspektieven hebben geesten in beweging gebracht. De leider van de machtige metaalbond Klaus Zwickel verbaasde vriend en tegenstander door een ?Bündnis für Arbeit” voor te stellen. De bonden zouden bij de volgende loononderhandelingen een status-quo (nominale loonstijging gelijk aan inflatie) aanvaarden, indien de werkgevers er zich toe verbinden jaarlijks 100.000 nieuwe banen te scheppen. Op een moment dat de sektor alleen aan saneren denkt, maakt dit voorstel geen kans. Werkgeversorganizaties pinnen zich sowieso nooit vast op resultaatverbintenissen. Toch kreeg het idee van Zwickel opmerkelijk veel aandacht. Vooral regeringskringen begrepen vlug dat het eindelijk beweging in de verstarde relaties tussen de sociale partners kon brengen. Kohl mag met zijn gedachten vooral bij Europa zitten, hij rook zijn kans en belegde op 23 januari een sociale top.
WANTROUWEN.
Zwickel werd ook door de omstandigheden gediend. Hij had zijn voorstellen pas geformuleerd, toen in Frankrijk de wekenlange staking van het overheidspersoneel uitbrak. Duitsland volgde het Franse oproer op de voet en in zowat alle bladen moest Daniel Cohn-Bendit uitleggen waarom zoiets in Duitsland niet gebeurde. Met de repliek bloss nicht schulmeistern ontweek de voormalige studentenleider doorgaans de vraag, ook al omdat iedereen het antwoord kent. In tegenstelling tot Frankrijk funktioneert in Duitsland het sociaal overleg wel. Alle belangrijke sociale wetten, hervormingen en bedrijfsreorganizaties worden vooraf met de werknemers doorgepraat. De situatie is vergelijkbaar met de Belgische. Specifiek voor Duitsland is natuurlijk de Mittbestimmung, die een ongewoon belangrijke ideologische integratiefaktor bleek.
En toch staat het Duits overlegsysteem nu onder zware druk. Vooral de werkgevers voeren een forcing en vragen radikale hervormingen en drastische besparingen. Bij de bonden veroorzaakt die harde opstelling ergernis. Maar ook bij de regering-Kohl heerst wrevel. ?De werkgevers doen er goed aan eens over de grenzen te kijken, want ook wij zijn niet immuun voor Franse toestanden,” riep minister van Arbeid Norbert Blüm onlangs uit. ?Soms heb ik de indruk dat de ondernemers er zich niet meer bewust van zijn wat het sociaal partnerschap waard is.”
Ruim één derde van de Duitse produktie is voor de uitvoer bestemd en traditioneel begint elk konjunktuurherstel bij de export. In 1996 zal het heel anders verlopen. Als er herstel komt, zal het binnenlands verbruik er de motor van zijn. Die hoop is niet volledig onredelijk, want de reële koopkracht van de Duitse konsument verbeterde vorig jaar. De lonen stegen sterker dan de inflatie en de personenbelasting zal verminderen. Net zoals in België en Frankrijk, schort er echter iets aan het vertrouwen. De verbruiker spaart en de vrees voor nog meer werkloosheid brengt hem of haar niet op andere gedachten. Ook de voorstellen van Klaus Murmann van het Duitse werkgeversverbond zullen het vertrouwen niet aanwakkeren. Murmann bepleitte zopas een ingrijpende hervorming van de beloningsstruktuur. Hij wil het salaris afhankelijk maken van de winst van de onderneming en de individuele prestaties van de werknemer. Het vast minimumloon zou alleszins onder het CAO-loon moeten liggen.
GEEN IDEALISME.
Voor de Duitse werkgevers is de besparing op de loonkost een noodzaak om de uitvoer betere kansen te geven. Gemiddeld kost een uurloon in Duitsland 50 mark (1.000 frank) tegen 7,5 tot 10 mark in Zuid-Korea en Taiwan. In Maleisië, waar Siemens onlangs een chipfabriek opende, is het niet eens 3 mark. Dat er nu meer dan vroeger over de hoge lonen wordt gepraat, wordt mede veroorzaakt door de toenemende moeilijkheid om de produktiviteitswinst tegenover de belangrijkste handelspartners te handhaven. In alle landen zijn rationalizaties nu gemeengoed, bovendien is er de handicap van de dure mark. Vroeger smolten de voordelen van een devaluatie vlug weg door een versnelde inflatie, zodat het Duits konkurrentievoordeel grotendeels intakt bleef. De wereldwijde daling van de inflatie bracht daar echter verandering in, zodat de nominale waardevermindering van vele munten, onder meer het Britse pond, een duurzaam voordeel werd. Tegenover de belangrijkste achttien handelspartners steeg de mark vorig jaar met 5 procent.
De Europese muntunie zou hier enig soelaas kunnen brengen, omdat ze konkurrentiedevaluaties in Europa grotendeels onmogelijk zou maken. De Duitse ondernemers staan dan ook veel positiever tegenover de muntunie dan de publieke opinie. Veel bedrijfsleiders begrepen dat de muntunie hun strategische belangen dient.
Precies daarom is voormalig (socialistisch) kanselier Helmut Schmidt zo’n overtuigd voorstander van de eenheidsmunt. ?Ik wens dat Kohl de bevolking ervan overtuigt dat Maastricht niets met Europees idealisme heeft te maken,” zei hij vorige week in het weekblad Der Spiegel. ?Onze politiek-strategische belangen zijn gediend met vooruitgang in de Europese integratie, zodat het niet opnieuw tot een front van alle andere landen tegen Duitsland komt.”
Opmerkelijk is dat Schmidt de konvergentienormen zelf sterk relativeert en het zeer ongepast vindt dat de Duitsers ze als een knuppel tegen de andere landen gebruiken. De vraag of Duitsland zich niet nodeloos pijn doet door zelf aan de criteria vast te houden, beantwoordt Schmidt niet. Daar ligt nochtans de reden waarom de kopstukken van de socialistische SPD een uitstel van de muntunie bepleiten. Op dit ogenblik voldoet Duitsland krap aan beide budgettaire normen van Maastricht. Het overheidstekort ligt net onder de 3 procent en schuldgraad bedraagt 59 procent van het bruto binnenlands produkt (BBP). De Duitse centrale bank vreest echter dat het tekort en de schuld volgend jaar zo sterk zullen oplopen dat extra bezuinigd moet worden. De SPD is daar tegen. Ze is bang dat Duitsland dan op een recessie met nog meer werkloosheid afstevent.
Dat meningsverschil met de kristen-demokraten van Kohl maakt het zeer onwaarschijnlijk dat het volgend jaar toch tot een grote koalitie zou komen. In de Duitse media is ze nochtans een gesprekstema. Vooral omdat er steeds meer reden bestaat om aan de overlevingskansen van de huidige kristen-demokratisch-liberale koalitie te twijfelen. Ze beschikt over een kleine meerderheid in de Bundestag en de liberale koalitiepartner, die voortdurend door interne twisten wordt verdeeld, doet het biezonder slecht bij de kiezer.
P.G.
Kanselier Helmut Kohl : Maastricht dient de Duitse politiek-strategische belangen.
Leider Klaus Zwickel van de metaalvakbond is voor een loonstijging gelijk aan de inflatie, als de werkgevers jaarlijks 100.000 nieuwe banen scheppen.