Bob Rafelson – 21 februari 1933 – 23 juli 2022

© Columbia Pictures/Getty Images

In het Amerikaanse Aspen overleed regisseur, scenarist en producer Bob Rafelson (89) aan longkanker. Tussen zijn wilde avonturen door – in Hollywood en ver daarbuiten – vond hij rust bij zijn familie in dit afgelegen skioord.

Bob wordt geboren in grootstad Manhattan, in een Joods middenklassengezin. Geen gezelligheid troef: zijn moeder drinkt te veel en zijn vader praat te weinig. Vanaf zijn veertiende knijpt de jonge Bob er geregeld tussenuit. Om rodeo te rijden, op een cruise te werken of jazz te spelen in Mexico.

Na een studie filosofie gaat de avonturier bij het Amerikaanse leger en wordt hij in Japan gestationeerd. Daar klust hij bij als dj en vertaler van lokale films. Vooral het werk van regisseur Yasujiro Ozu zal een levenslange inspiratiebron blijven.

Terug in Amerika duikt Bob in zijn volgende avontuur: de televisie- en filmwereld. Begin jaren zestig verkast hij met vrouw en kroost – zoon Peter en dochter Julie, die op tienjarige leeftijd zal sterven na een tragisch ongeluk – naar Hollywood. Als jonge producer krijgt hij het al snel aan de stok met machtige studiobonzen, waarop hij met gelijkgestemde ziel Bert Schneider een eigen productiehuis opricht, Raybert Productions. Later komt ook Stephen Blauner aan boord en veranderen ze hun naam in het zeer originele BBS: Bert, Bob en Steve.

The Prefab Four

Hun eerste project wordt meteen een hit. Ze bedenken een sitcom over een boysband die in de voetsporen van The Beatles wil treden: The Monkees. Al zal Rafelson later in interviews verkondigen dat het idee gebaseerd was op zijn eigen muzikale avonturen in Mexico, lang voor er sprake was van zingende kevers.

Hoe het ook zij: Bob en zijn kornuiten krijgen hun idee verkocht, gaan op zoek naar vier jonge zangers – de muziek wordt gespeeld door studiomuzikanten, vandaar hun bijnaam ‘The Prefab Four’ – en halen voor de soundtrack toppers aan boord. Nummers als Last train to Clarksville en I’m a Believer worden monsterhits. En zo creëert non-conformist Rafelson ironisch genoeg een gigantisch kassasucces.

Het succes van The Monkees, dat dankzij improvisatie en snelle montage behoorlijk avant-garde is voor de jaren zestig, opent de deur naar prestigieuzere projecten, zoals de productie van de cultfilm Easy Rider. Een jaar later, in 1970, komt Rafelsons doorbraak als filmregisseur met Five Easy Pieces. De hoofdrol is voor zijn boezemvriend Jack Nicholson.

Bob en Jack durven soms ook stevig in de clinch te gaan. Zo wil Rafelson absoluut dat Nicholson – die in Five Easy Pieces Bobby Dupea vertolkt, een rebelse arbeider met een verleden als klassieke pianist – in één scène in tranen uitbarst. Nicholson weigert, met dagenlange verhitte discussies tot gevolg. Wanneer de cruciale scène aanbreekt, stuurt Rafelson de volledige crew naar huis, laat hij de camera draaien en gaat hij met zijn rug naar Nicholson zitten. Waarop die dan toch de tranen laat vloeien.

Maar hét meest iconische fragment blijft de ‘chicken salad sandwich’-scène. Daarin wil Dupea een omelet bestellen met tomaat en toast. Maar de serveerster houdt het been stijf: bestellingen die afwijken van het menu zijn niet toegestaan. Dupea dringt aan, verzint creatieve oplossingen (‘geef me een broodje kip en stop de kip tussen uw knieën’) en slaat woest alles van tafel. Uit het leven gegrepen, aldus Rafelson. ‘Dat overkwam me vroeger ook altijd. En nog steeds. Dan zeggen ze soms: “Wees niet zo’n wijsneus, je hebt die film gezien.” Maar ik heb die film niet gezien, ik heb die motherfucking film gemáákt!’

Wie hem opbelde op de set, kreeg een rekening van 20.000 dollar.’ Filmkenner Patrick Duynslaegher

Knock-out

Er zullen nog vijf films met Nicholson volgen, waaronder de klassieker The Postman Always Rings Twice. Dat is meteen ook een van Bobs laatste grote successen. Want hoewel hij eind jaren zestig een prominent lid is van de New Hollywood-generatie, zal zijn carrière nooit dezelfde hoge vlucht nemen als die van pakweg Martin Scorcese, Brian De Palma of Francis Ford Coppola. Al raakt hij nooit verbitterd, vertelt filmkenner Patrick Duynslaegher, die hem vier keer interviewde. ‘Rafelson is altijd een rebel geweest, een non-conformist die totaal niet in het Hollywoodplaatje paste. Zijn tijdgenoten hebben een deel van hun idealisme opgeofferd om aan de slag te kunnen blijven in Hollywood. Daar was Rafelson te koppig voor.’

Ook tijdens interviews houdt hij zich nooit aan de klassieke promopraatjes, aldus Duynslaegher. ‘Hij provoceerde graag en schopte zonder aarzelen tegen zere schenen. Bij de opnames van Brubaker, eind jaren zeventig, was hij zo boos op een studiobaas die hem op de filmset kwam controleren, dat hij hem knock-out sloeg. En toen hij Stay Hungry draaide met Arnold Schwarzenegger, had hij blijkbaar in zijn contract laten zetten dat niemand hem op de set mocht lastigvallen of zelfs opbellen. Per telefoontje rekende hij 20.000 dollar aan. Toen hij me dat vertelde, dacht ik dat het een grap was. Dat dachten de studiobazen blijkbaar ook, tot ze de rekening voor hun eerste telefoontje kregen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content