Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Artsen Zonder Grenzen is ook in België op het terrein actief. “We moeten niet alleen oog hebben voor de problemen elders.”

Het medische consultatiecentrum van Artsen Zonder Grenzen (AZG) in de buurt van het Brusselse Zuidstation ziet er ongeveer even groezelig uit als de gebouwen die de organisatie in het buitenland pleegt te betrekken. Mensen van allerlei nationaliteiten zitten te wachten op een behandeling. Vorig jaar kwamen meer dan duizend patiënten van zeventig nationaliteiten langs, vooral Afrikanen en Oost-Europeanen waarvan het merendeel geen papieren had. Wat tien jaar geleden begon als een centrum voor daklozen en drugsverslaafden groeide uit tot een medische praktijk voor mensen die geen toegang hebben tot de gezondheidszorg. In vier Belgische steden is er nu zo’n centrum. Overal werkt het met artsen die vrijwillig hun diensten aanbieden.

“De bedoeling is niet alleen om doktertje te spelen”, zegt Peter Casaer van AZG. “We begeleiden de mensen ook op psychologisch en sociaal vlak, en brengen ze voor juridisch en administratief advies in contact met organisaties die daar meer expertise in hebben dan wij. Inzake gezondheidszorg zijn de problemen groot. Het koninklijk besluit over de dringende medische hulp dat deze mensen gratis gezondheidszorg garandeert, wordt slecht toegepast. Vele artsen en klinieken weigeren nog altijd om illegalen op te vangen. Het politieke debat raakt gepolariseerd tussen enerzijds regularisaties en anderzijds uitwijzingen. We komen weer in de sfeer dat illegale mensen gezien worden als profiteurs van ons systeem. Terwijl de meeste gewoon op zoek zijn naar betere levensvoorwaarden voor hun gezin.”

AZG raakte nauw betrokken bij de problematiek van de illegalen toen het vorig jaar in Oostende startte met een centrum voor de opvang van ‘E40-vluchtelingen’. “We stelden vast dat deze mensen, nadat ze waren opgepakt, gewoon op straat werden gezet met het bevel het land te verlaten”, legt Casaer uit. “Sommige wisten niet eens waar ze waren. Een aantal rijkswachters bracht de mensen tegen hun opdracht in systematisch naar het centrum. Zo konden we uiteindelijk met een gedetailleerd rapport naar de overheid stappen, waarop die besliste om de mensen voortaan naar het open transitcentrum van Sint-Pieters-Woluwe te voeren. Het is gemakkelijker de autoriteiten op een probleem te wijzen als je weet wat er aan de hand is.”

In Brussel opende AZG tien jaar geleden het Elisa-centrum, waar mensen gratis en anoniem een aidstest kunnen ondergaan. Het initiatief was een reactie op het feit dat aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Europese Ministerrraad niet werden opgevolgd. Het centrum voert bijna drieduizend aidstesten per jaar uit en spoort verhoudingsgewijs tien keer meer seropositieven op dan elders. “Driekwart van de bezoekers zijn Belgen”, analyseert Casaer. “Die worden vooral aangetrokken door de garantie van anonimiteit. Een huisarts is voor velen nog altijd te veel met de dagelijkse leefomgeving verbonden. We hopen dat de overheid binnenkort zelf zo’n centrum opstart. Het nieuwe kabinet lijkt er minder weerstand tegen te hebben dan het vorige. Zo zouden we opnieuw ons doel realiseren: wijzen op een probleem in de maatschappij en proberen het op te lossen met een structuur die liefst niet via ons verloopt.”

Onlangs begon AZG, op verzoek van de Rwandese gemeenschap in ons land, met het Mpore-project, dat hulp moet bieden om de vele trauma’s van de volkenmoord te verwerken. De Rwandezen werden ongerust na een aantal gezinsdrama’s en zelfmoorden. De parlementaire onderzoekscommissie had wel aandacht voor de families van de vermoorde para’s, maar niet voor de Rwandese vluchtelingen. “Wij weten wat die mensen meegemaakt hebben, omdat wij tijdens de genocide in Rwanda aanwezig waren”, zegt Casaer. “AZG kan bruggen slaan. Over de vluchtelingenproblematiek bijvoorbeeld is er bijna geen contact tussen de ministeries van Binnenlandse en van Buitenlandse Zaken. Het feit van in het buitenland gewerkt te hebben helpt ook om de defensieve reflex te verliezen: je staat automatisch veel meer open voor de problemen van vluchtelingen.”

Casaer had tien jaar terreinwerk achter de rug voor hij zich in Brussel vestigde. De stap was niet zo groot als je zou denken. “De aandacht die de noodhulp krijgt, doet mij soms steigeren”, besluit hij. “Wij bieden vooral structurele hulp. Wij werken met concepten. Onze centra in België zijn daar een voortvloeisel van. Als een organisatie oog heeft voor de problemen in de maatschappij, en als ze de ambitie koestert geen grenzen te hebben, lijkt het me logisch dat ze haar ideeën ook naast de deur in de praktijk brengt.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content