In Nice werd een machtsgreep van de grote landen verijdeld en daarbij speelde premier Guy Verhofstadt een opgemerkte rol. Maar de grote hervorming van de Unie kwam er niet.

Plots was de half ingedommelde perszaal klaarwakker. Een Nederlands journalist wist het van een Nederlandse diplomaat: België had zijn veto gebruikt, de top was voorbij. Televisiecamera’s flitsten aan, journalisten renden door de hall, de persagentschappen verzonden hun eerste flashes met het nieuws dat de langste Europese raad op een flop was geëindigd. Voor het eerst in de geschiedenis van de Unie waren de lidstaten er niet in geslaagd om een verdragswijziging tot een goed einde te brengen. Uitgerekend België, een van de beste Europese leerlingen en medestichter van de Unie, had het beraad opgeblazen. Seconden later, het was toen maandagochtend iets na tweeën, relativeerde Alain Gerlache, de woordvoerder van premier Guy Verhofstadt (VLD), het nieuws. ‘België had weliswaar het laatste voorstel van het Franse voorzitterschap afgewezen, maar dat wou niet zeggen dat het Belgische veto was uitgespeeld. Verhofstadt en minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) zouden verder onderhandelen en toch nog een vergelijk proberen te vinden.’

Een kwartier later zaten de vijftien opnieuw rond de tafel en toen ze daar een half uur later nog niet weg waren, was het duidelijk dat het drama van Nice geen doorgang vond. België slikte zijn veto in en premier Verhofstadt legde zich erbij neer dat Nederland in de Europese ministerraad één stem meer dan België kreeg. Iets na vijf uur kwam Verhofstadt, die zich meer dan honderd uur voor de pers verborgen hield, het zelf uitleggen. ‘Dat ene stemmetje kon mij niet meer passioneren. Je moet keuzes maken en ik vind dat Europa met een gevecht om symbolen niet is gediend.’

Twee dagen verzette België zich tegen de ‘ontkoppeling’ van Nederland en iets voor tweeën maandagmorgen was de breuk haast een feit. Twee uur later, na een laatste, zeer besloten vergadering – alle diplomatieke medewerkers evenals de notetakers werden door de Franse president Jacques Chirac de deur uit gezet – gingen Verhofstadt en Michel door de knieën. Werden ze door de onverbeterlijke sjoemelaar Chirac gerold of gelijmd of bezweken ze voor de grote druk? Op zijn persconferentie zei een gedreven Verhofstadt dat het hem alleen om Europa te doen was. ‘We onderhandelden op het scherp van de snee, maar wilden de toekomst van Europa niet hypothekeren.’

België is vanaf 1 juli 2001 voorzitter van de Unie en Verhofstadt heeft ambitieuze plannen. Middels ‘de verklaring van Laken’ wil hij de weg voor een Europese grondwet en een radicale hervorming van de Unie effenen. Als het een beetje meezit, krijgen zijn veertien collega’s-regeringsleiders binnenkort een Europese variante van het Burgermanifest aan huis besteld. Er is de regeringstop veel aan gelegen om het voorzitterschap niet in gevaar te brengen en dat remde de geestdrift om in Nice het veto boven te halen. Michel bepleitte bedachtzaam optreden en vrijwel alle diplomatieke medewerkers adviseerden de premier om geen te grote brokken te maken. Als België alleen voor het falen van Nice verantwoordelijk was, dreigde het voorzitterschap op zijn beurt te floppen. Een politieke crisis zou bovendien de Oost-Europese landen verstoren en de koers van de euro in het gedrang kunnen brengen. Al die overwegingen droegen ertoe bij dat Verhofstadt uiteindelijk voor de fatale confrontatie bedankte.

DE SNOEPJES VAN CHIRAC

Chirac deed trouwens zijn uiterste best om België te lijmen en zijn voorzitterschap te redden. Tot tweemaal toe bood hij aan dat Brussel in de toekomst meer Europese toppen mag organiseren. Da’s goed voor het prestige van de Europese hoofdstad en indien de Unie daar jaarlijks een paar honderd miljoen voor over heeft, hoeft het niet eens een financiële verliespost te worden. Zowel Verhofstadt als Michel beweerden met grote stelligheid dat de snoepjes van Chirac de Belgische opstelling op geen enkel moment hadden beïnvloed. ‘We hebben er niet naar gevraagd, maar evenmin voor bedankt. Wel hebben we gezegd dat het ons daar niet om te doen was.’

Evenmin zou de onwaarschijnlijk gunstige zetelverdeling in het Europees parlement België tot soepelheid hebben geïnspireerd. Als een echte marchant de tapis beloofde Chirac de Belgen bij de aanvang van de onderhandelingen 19 van de zevenhonderd zetels in de verruimde Unie. Dat waren er zes minder dan vandaag, maar meer dan waarop België bij een normale verdeling ooit kon hopen. Een dag later had Chirac er 20 van gemaakt en zondagavond toen de Belgen hun verzet nog altijd niet hadden opgegeven, waren het er al 22, nauwelijks drie minder dan Nederland. Toen Griekenland en Portugal, die haast evenveel inwoners hebben als België en slechts uitzicht hadden op 20 zetels, Chirac op het ongerijmde van zijn voorstel wezen, gaf de Franse president ze op hun beurt twee extra’s. Daarmee kwam het totaal aantal parlementszetels op 732 of beduidend meer dan de zevenhonderd die vier jaar geleden in het verdrag van Amsterdam plechtig waren vastgelegd. Geen regeringsleider – en zeker niet president Chirac – die er zich in Nice over bekreunde. Of de twee gloednieuwe parlementsgebouwen die onlangs in Brussel en Straatsburg werden opgetrokken dat extra volk kunnen opvangen, was niet eens een vraag waard.

Als België er uiteindelijk voor terugschrok om het fatale schot te lossen, was het ook omdat het maandagochtend heel alleen stond. Zowel Finland als Portugal, die tijdens de onderhandelingen met België een team vormden, kwamen bij de herweging van de stemmen voldoende aan hun trekken en losten uiteindelijk de Belgische rol. De andere kleine en middelgrote landen hadden zich tijdens de debatten meestal uit de wind gezet en op de groten kon Verhofstadt sowieso niet rekenen. In oktober, in Biarritz, waar België zich omtrent de samenstelling van de Commissie als de woordvoerder van de kleinere landen had opgeworpen, hadden de groten hun rekening gemaakt. In Nice werd de kleine Commissie misschien wel voorgoed begraven en het is ook door België dat het die richting uitging.

VECHTEN OP ALLE FRONTEN

Als België de match met Nederland met het allerkleinste verschil heeft verloren, is het misschien omdat het op te veel fronten vocht en Verhofstadt misschien andere prioriteiten had. Zoals de versterkte samenwerking, die volgens Mark Eyskens (CVP) het belangrijkste agendapunt van Nice was. Eind vorig jaar ging Verhofstadt het dossier in diverse Europese hoofdsteden bepleiten en niet iedereen was daar echt enthousiast over. Onder meer de Britse en Spaanse premiers, Tony Blair en José Maria Aznar, lieten zich lang pramen vooraleer ze zich met deze flexibele integratiemethode akkoord verklaarden. In Nice konden beiden het maar matig waarderen dat België heel actief meedeed om het laatste restje unanimiteit uit die versterkte samenwerking te halen.

De dag dat Verhofstadt naar Nice vertrok, bestempelde hij het opdoeken van de unanieme besluitvorming als het belangrijkste dossier dat in Nice beslecht moest worden. Dat zei hij ook tegen zijn collega’s-regeringsleiders toen ze aan de Côte d’Azur om de tafel zaten. Het bleef niet bij woorden. Als er aan het vetorecht moest worden gemorreld, was de Belgische premier meestal in de buurt. Veel heeft dat niet opgeleverd, want echte doorbraken kwamen er niet.

Zeker wat de fiscaliteit en de sociale politiek betreft, is het resultaat van Nice dermate ontgoochelend dat het nu al vaststaat dat de Unie niet klaar zal zijn voor de uitbreiding. Het hele opzet van Nice – een efficiëntere en vluggere besluitvorming – werd niet gerealiseerd. De vele resten van unanimiteit maar evengoed de hoge drempel om de gekwalificeerde meerderheid te halen en het royale stemmenaantal van de grote landen leggen een hypotheek op de slagkracht van de Unie. Voor Chirac, maar evengoed voor de Duitse kanselier Gerhard Schröder en Tony Blair ging het in Nice minder over de toekomst van de Europese Unie dan wel over de machtspositie van het eigen land.

Als Chirac zijn zin had gekregen, was Nice een Waterloo van de kleine landen geworden. Toen de Franse president zijn eerste stemverdeling op tafel legde, had hij de vijf groten (Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje) 66 procent van de stemmen toebedeeld. De tien anderen moesten met 34 procent genoegen nemen. Er is urenlang gebakkeleid om die machtsgreep te verhinderen en bij momenten kwam het met Chirac tot knallende woordenwisselingen. De doorgaans zo rustige Antonio Guterres van Portugal beschuldigde de Franse president zelfs van een institutionele staatsgreep. En toen Michel president Chirac in de wandelgang apart nam om hem over zijn favoritisme pour les grands te interpelleren, weigerde Chirac op zulke propos scandaleux te antwoorden. Door de forcing van de kleineren moesten de groten enigszins inbinden. De vijf hebben nu nog zestig procent van de stemmen, tegen veertig voor de tien.

In Nice, zo werd in vele plechtige speeches verteld, moest de Europese Unie voor de uitbreiding worden klaargestoomd. Daarom, aldus het onnavolgbare jargon van Europa, moesten de instellingen verdiept worden. In 1997 was er in Amsterdam een eerste poging, maar die mislukte omdat iedereen de nationale machtspositie op het oog had. In Nice kregen de vijftien een herkansing en weer ging het bijna fout. ‘Ik hoorde identiek dezelfde argumenten en bedenkingen als in Amsterdam’, zo merkte de bevoegde Europese commissaris Michel Barnier bitter op. Het Duitse europarlementslid Elmar Brok (CDU) werd er heel somber van. ‘Ik vrees dat de kleine landen zich steeds ongemakkelijker in de Unie gaan voelen. Bij hen dreigt een legitimiteitscrisis.’ Zoals in Biarritz werd Nice een gevecht tussen grote en kleine landen en mede daardoor bleven de essentiële ingrepen uit. Hooguit slaagde men erin om de schade een beetje te beperken.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content