Vrouwen en zwaar gestraften vormen een minderheid in de Belgische gevangenissen, het aantal illegalen groeit.
Het Belgische gevangeniswezen wordt gestuurd door het Bestuur der Strafinrichtingen, één van de vijf besturen van het ministerie van Justitie. Dat heeft zeggenschap over dertig Belgische strafinrichtingen, waarvan zestien in Vlaanderen, twaalf in Wallonië en twee in Brussel. Onder haar jurisdictie vallen ook de inrichtingen ter bescherming van de maatschappij, waarin geïnterneerde gedetineerden verblijven. De inrichting in Paifve wordt volledig door het Bestuur der Strafinrichtingen gedirigeerd, de slechts gedeeltelijk voor geïnterneerden voorbehouden psychiatrische ziekenhuizen van Doornik en Bergen ressorteren onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap.
Opgedeeld naar wettelijke toestand van de gedetineerden, zijn er twee soorten inrichtingen te onderscheiden. In de huizen van arrest en de huizen van justitie verblijven gedetineerden in voorlopige hechtenis, in afwachting van hun proces of de uitspraak van de rechter daarin. De gevangenissen, in de strikte zin van het woord, zijn de inrichtingen waar later de vrijheidsberovende straf wordt uitgevoerd. Dat kan in drie soorten inrichtingen : open, gesloten of half-open inrichtingen. De open inrichtingen, waarvan Ruiselede een voorbeeld is, hebben geen noemenswaardige veiligheidsvoorzieningen. De gedetineerden leven er in een gemeenschappelijk opvoedend regime op basis van vrijwilligheid. Gesloten inrichtingen zijn wel voorzien van hoge muren, tralies, prikkeldraad en detectie-apparatuur. De gedetineerden verblijven er in cellen. De half-open inrichtingen houden het midden tussen die twee types gevangenissen : overdag leven de gedetineerden er in een gemeenschapsregime in open lucht of in werkplaatsen, ’s avonds worden ze naar hun cellen teruggeleid.
In de Belgische strafinrichtingen werken een kleine vijfduizend personeelsleden. Het bewaarderspersoneel, 3.800 cipiers sterk, vertegenwoordigt daarvan de grootste groep. Gemiddeld worden in de dertig penitentiaire instellingen zo’n twintigduizend opsluitingen en invrijheidstellingen genoteerd. De niet-uitvoering van de boetevervangende straffen en de wet van 20 juli 1980 op de voorlopige hechtenis zorgden voor een tijdelijke terugval, maar sinds 1992 gaat het aantal opsluitingen weer in stijgende lijn.
Minder dan een vijfde van de gevangenisbevolking zit een straf uit van langer dan vijf jaar. Amper vijf procent van de populatie is vrouwelijk. De vrouwen bevinden zich in afzonderlijke afdelingen, met verplichtend vrouwelijke cipiers en personeel. De sterkst groeiende groep binnen de gevangenis is die van de illegale vreemdelingen, die sinds het wegvallen van het IJzeren Gordijn bijna met de helft aangroeide.