‘Ik heb Léonard gezegd dat hij niet de indruk mag geven dat hij mensen níét graag ziet.’
‘Ik noem me liever christen dan katholiek, al ben ik wel katholiek. Ik heb lange tijd gezwegen over mijn geloof. Mij openlijk gelovig noemen, leek zo contradictorisch met mijn strijd voor emancipatie. Ik deelde vele bezwaren tegen het Vaticaan. Ik voelde me als gelovige door de kerk geridiculiseerd. Vandaag zie ik het verschil tussen het instituut kerk en de mensen die erin actief zijn. Ik heb nogal wat geëngageerde priesters als vriend, zoals Johnny De Mot, de pastor van de Brusselse Bijstandskerk.
‘Drie weken geleden deed mijn jongste dochter bij ons in Neder-Over-Heembeek haar plechtige communie. Aartsbisschop Léonard ging voor in die mis. Na de viering heb ik hem even gesproken. Ik heb gezegd: de kerk moet haar deuren heel wijd openzetten en ze moet, zoals Christus, iedereen graag zien. Ik heb de aartsbisschop de raad gegeven dat hij niet langer de indruk mag geven dat hij mensen níét graag ziet.
‘Er is een tendens binnen de kerk, vrees ik soms, om niet meer iedereen te willen omarmen. Men heeft liever een kleine, sterke, gesloten kerk dan een grote, open en zwakkere kerk. Terwijl een kerk toch maar zin heeft als ze zich ook kwetsbaar durft op te stellen?
‘Ik kom uit een gelovig gezin. Vooral mijn moeder was een diepgelovige vrouw. Ze legde ons het geloof niet op: we móésten niet naar de mis. De cultuur binnen de Volksunie was toen vooral Vlaams-katholiek. Maar het is niet zo dat de gelovigen in die partij daarom ‘rechts’ waren. Mijn grote voorbeeld, Maurits Coppieters, was een sterk gelovig man, en tegelijk een uitgesproken linkse VU’er.
‘Ik zat op internaat in het kleinseminarie te Hoogstraten. Op die school was ‘Jesus People’ actief, een tak van de Pinksterbeweging. Hun flowerpowerachtige aanpak sprak me aanvankelijk erg aan. Maar al snel kwam ik in aanvaring met hun fundamentalistische kant. Ze wilden de Bijbel alleen maar letterlijk interpreteren. En ze organiseerden duiveluitdrijvingen, waarbij wij plat op de buik moesten liggen. Daarna ben ik als puber een tijdlang mijn geloof kwijtgeraakt.
‘Eigenlijk twijfel ik nog altijd aan mijn geloof. Maar ik haal er wel innerlijke kracht uit. Een belangrijk moment was het overlijden van mijn moeder, tien jaar geleden. Zij stierf aan kanker, en dat maakte mij opstandig. Waarom mijn moeder, die sterke, goede vrouw, die alleen maar voor haar man en haar kinderen heeft geleefd? Op haar sterfbed vertelde ze ook over haar geloof. Bijna ijlend vroeg ze: ‘Laat mij gaan.’ Ik zei tegen haar: ‘Gij blijft hier.’ En zij antwoordde: ‘Maar dat licht is zo schoon.’ Ze was gelukkig om te mogen gaan.
‘Dat heeft me laten inzien: de dood is geen eindpunt. Niet dat we naar een paradijs zullen opstijgen, maar we zijn er wel. Ik bewaar thuis een aantal doodsprentjes van mensen die mij dierbaar waren. Lange tijd zag ik daarin herinneringen aan vroeger. Nu weet ik dat die prentjes niet horen bij het verleden, maar bij het heden en de toekomst. Die mensen geven me mee de kracht om door te gaan. Voor mij is God erg reëel. Ik zie God aan het werk in mensen.
‘Mijn kinderen zijn gedoopt en hebben hun communie gedaan, maar ik heb mijn geloof niet aan hen opgelegd. Onze Stijn is negentien en jent mij met zijn vrijzinnige overtuiging. Dat stoort me niet. Ik ben zelf lid van de raad van bestuur van de Vrije Universiteit Brussel. De VUB is vandaag een instelling die het ‘actieve pluralisme’ in de praktijk brengt. Vroeger was dat anders. Als student werd ik verkozen voor de sociale raad aan de VUB. Maar ik mocht niet deelnemen, omdat ik de ‘Verklaring van Poincaré’ (“het denken mag nooit onderworpen zijn aan een dogma”) niet wilde ondertekenen. Ik wilde me echt aan geen enkel dogma onderwerpen, dus ook niet aan dat van Poincaré.
‘Ik heb er rechten gestudeerd, maar ik wilde ook graag mijn ‘aggregraat’ halen, om eventueel les te kunnen geven. Ik stelde voor mijn stage twee katholieke scholen uit Laken voor. Zodra ik van die scholen de toestemming had, begonnen de problemen aan de VUB. Mijn ‘katholieke’ stage was ineens gespreksonderwerp op de faculteitsraad, vervolgens op de raad van bestuur, en nog verder, op interuniversitair niveau. Ik kreeg pas groen licht voor mijn stage drie dagen nadat ik mijn diploma had behaald. Zo gesloten was ons land in die tijd. Maar die VUB ligt dus ver achter ons. En ik erken inmiddels graag de waarde van het vrije onderzoek.
‘Zulke openheid herken ik ook in de nieuwe Beginselverklaring van de SP.A. Eigenlijk stelt de SP.A, historisch toch de partij van de linkse vrijzinnigen, zich vandaag niet alleen open voor andere culturen, maar ook voor alle gelovigen. Mijn partij zegt nu: “Wat men ons vrijzinnigen vroeger in Vlaanderen heeft aangedaan, mag vandaag voor ons geen argument zijn om nu hetzelfde aan anderen aan te doen.” Dat inzicht is zo mooi. Doe niet aan een ander het onrecht aan dat u ooit is aangedaan. Dat is voor mij de basis van het actieve pluralisme.
‘Maar zelfs vandaag is het niet makkelijk om er als progressief politicus openlijk voor uit te komen dat je gelovig bent. Het blijft een soort ‘outing’: je moet echt een drempel over.’
1959 H Studeerde rechten aan de VUB H Gehuwd, vier kinderen H Senator