BEESTENBOEL: DE WINTERHOOIWAGEN

Dirk Draulans

Het is een beestje zonder opvallende kenmerken, maar de vele tinten grijs, bruin en zwart van de winterhooiwagen vormen wel een mooi patroon.

De meeste dieren beginnen aan hun voortplantingsactiviteiten als de lente zich aankondigt, maar voor de winterhooiwagens zit het er dan al op. Ze zijn het actiefst in de winter, een seizoen waarin de rest het rustig aan doet. Daardoor hebben ze minder concurrentie voor voeding en schuilplaatsen. Wellicht hoeven ze ook minder op hun hoede te zijn omdat het aantal winterhooiwageneters dan beperkt is. Een rustig leven mag wat kosten.

Veel mensen kennen hooiwagens als een beestje dat weleens in de badkuip sukkelt en daar niet meer uit raakt. Toch is de veel kleinere winterhooiwagen waarschijnlijk de algemeenste hooiwagensoort in ons land. Hij is ongetwijfeld in uw tuin aanwezig als die niet al te aangeharkt is: de diertjes houden zich bij voorkeur op in strooisel op de bodem. Alleen als het te nat is, kruipen ze ergens op, bijvoorbeeld op een boomstam. De kans is reëel dat u winterhooiwagens vindt als u wat scharrelt in het natuurlijke bodemafval, maar goed kijken is de boodschap, want ze worden nooit groter dan een halve centimeter. Opvallend is het diertje niet, met uitzondering van een lichtere streep op zijn rug. Maar de vele tinten grijs, bruin en zwart vormen wel een mooi patroon.

Hooiwagens behoren tot de spinachtigen, maar het zijn geen echte spinnen. Ze kunnen geen web maken, want ze hebben geen klieren om zijden draden te produceren. Ze hebben evenmin gifklieren om hun prooien te verlammen. Hun lijf bestaat niet uit twee afzonderlijke delen, zoals bij echte spinnen, maar uit één stuk, een bescheiden bolletje dat bengelt tussen acht lange en geknakte poten – het aantal poten hebben ze wel met spinnen gemeen. Ze kunnen hun poten gemakkelijker loslaten dan spinnen als ze in gevaar zijn. Je ziet niet zelden hooiwagens met een onvolledig stel poten, maar dat lijkt hen niet te deren: ze houden er genoeg over om zich uit de voeten te maken.

Jonge winterhooiwagens worden op het einde van de zomer volwassen. Maar in plaats van in de herfst te paren, eieren af te zetten en te sterven, zoals veel soorten doen, blijven ze heel de winter actief. Ze struinen onafgebroken rond in hun biotoop op zoek naar het afval en de piepkleine prooien waar ze van leven.

Er is bijna niets over het sociaal gedrag van de winterhooiwagen bekend. De diertjes kunnen wel paren tijdens vriesnachten. Koude deert hen niet, want in de strooisellaag met zijn rottende bladeren is het doorgaans warmer dan elders – het is de plek bij uitstek om in de winter actieve diertjes te vinden. Op het einde van de winter zetten de vrouwtjes hun eitjes af, in de grond of in boomschors. Die komen relatief snel uit, nog voor de zomer begint. De jonge diertjes groeien langzaam, tot ze aan het einde van de zomer volwassen zijn en het winterspel kan herbeginnen.

Als andere soorten na de lange winter de kop opsteken, sterven de winterhooiwagens. Ze worden als het ware vervangen door een andere soort, die treffend de voorjaarshooiwagen wordt genoemd. Die overwintert niet als volwassen dier, maar als jongeling, vooral onder stenen of dood hout. De meeste hooiwagens, inbegrepen de grote die we in onze huizen zien, overwinteren als ei. Elke soort hanteert zijn eigen strategie om het er zo goed mogelijk af te brengen. Mede daarom zijn er zo veel diersoorten.

Door Dirk Draulans

Je ziet niet zelden hooiwagens met een onvolledig stel poten, maar dat lijkt hen niet te deren: ze houden er genoeg over om zich uit de voeten te maken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content