Wat is dit toch een rijk land – als we de 1,5 miljoen armen tenminste even buiten beschouwing laten. En dat is wat al te vaak gebeurt. Politici, sociale organisaties en vaak ook u en ik kijken bij voorkeur de andere kant op. Gelukkig zijn er ook duizenden vrijwilligers die in stilte in armoedeverenigingen werken om de schandelijke gaten in het beleid te dichten. Zij zijn voor Knack de mensen van het jaar 2007.

Gooit u ook weleens twee euro in de richting van een verkleumde bedelaar op de Meir? En denkt u dan stiekem ook: je zou beter werk zoeken, en wat minder drinken? Geeft u ook elk jaar rond de kerst een vuilniszak vol haast ongedragen winterjassen aan Spullenhulp, en voelt u zich daardoor weer lekker barmhartig?

Een paar tienduizend Belgen doen meer dan dat. Veel meer. Zij nemen armen bij de hand, luisteren naar hen, geven hen wat ze nodig hebben. Sommigen hebben het zelf niet breed, anderen zijn uit de miserie geraakt en willen lotgenoten meetrekken, en dan zijn er nog de vrijwilligers die er zelf warmpjes bij zitten en genoeg tijd hebben om zich voor de een of andere armoedevereniging in te zetten. Allemaal hebben ze één doel voor ogen: de armoede in hun straat, hun wijk, hun stad bestrijden. ‘Nochtans is dat eigenlijk niet onze taak’, zegt Anke Hintjens van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen. ‘Het is de overheid die armoede moet voorkomen en bestrijden.’ Alleen gebeurt dat niet altijd even efficiënt en intensief.

‘Vijfentwintig jaar lang zit ik hier al armen te tellen’, zegt Bea Cantillon, directeur van het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) van de Universiteit Antwerpen. ‘Maar de inspanningen die geleverd worden om het probleem in kaart te brengen, zijn niet evenredig met de resultaten van de armoedebestrijding. Vergelijk het met het hoofdpersonage uit Orhan Pamuks Istanbul dat alle schepen telt die door de Bosporus varen. Hij hoopt dat ze niet meer tegen elkaar zullen botsen als hij ze maar consciëntieus genoeg telt. Maar dat is natuurlijk een illusie. Ondanks alle tellingen, jaarrapporten en internationale studies leven duizenden Belgen nog altijd in armoede.’

‘Toen mijn lief me liet zitten, was ik doodsbang dat ik mijn dochtertjes zou kwijtraken. Ik sta al twee jaar op de wachtlijst voor een sociale woning. Ondertussen wonen we in een studio van vier bij vijf hier in Gent op de Muide. 300 euro durven ze daarvoor te vragen. Vorige zomer kon ik beginnen schoonmaken in een Chinees restaurant. In ’t zwart. Opvang kon ik me niet veroorloven, en dus liet ik mijn meisjes soms alleen thuis als ik ging werken. Ze zijn vijf en zes, dat zijn al grote madammen, hè. Nu wonen ze een tijdje in een tehuis. Mijn werk ben ik kwijt.’

Brigit (37 jaar)

Of de armoede in ons land al dan niet toeneemt, kan op dit moment niet wetenschappelijk worden vastgesteld. De manier waarop armoede wordt gemeten is de afgelopen jaren immers een paar keer veranderd. Maar voor onderzoekers en hulpverleners die dag na dag met mensen in armoede werken, bestaat er geen twijfel over. ‘De armoede stijgt’, zegt Diederik Janssens van Welzijnsschakels, een koepel van meer dan honderd vrijwilligersorganisaties die op de een of andere manier aan armoedebestrijding doen. ‘De laatste vijf jaar is het aantal mensen dat afhankelijk is van voedselpaketten bijvoorbeeld opvallend gestegen. Ook het armoederisico is toegenomen. Tegenwoordig kun je door een beetje tegenslag al afglijden naar de onderkant van onze samenleving: een echtscheiding, een faillissement, een haperende gezondheid… Wat ook meespeelt is dat een hele reeks basisbehoeften, zoals wonen, voeding, brandstof en gezondheidszorg, een steeds grotere hap uit een gezinsbudget nemen. Daarnaast zijn er de laatste jaren ook nieuwe armen bij gekomen, zoals vluchtelingen.’

Dat heeft tot gevolg dat de kloof tussen arm en rijk in ons land almaar groter wordt. 135.000 Belgische gezinnen beschikken over een financieel vermogen van meer dan een miljoen dollar (680.000 euro), vastgoed en kunstvoorwerpen niet inbegrepen. Ondertussen leeft 16 procent van de Belgen – of ruim 1,5 miljoen mensen – onder de armoedegrens: 25 procent van de 75-plussers, 36 procent van de alleenstaande ouders, 23 procent van de werklozen en 3 procent van de werkende bevolking. Bijna alle invaliditeitsuitkeringen en alle minimumwerkloosheidsuitkeringen liggen onder de Europese armoedegrens, die is vastgelegd op 60 procent van het gemiddelde inkomen. In België is dat zo’n 820 euro voor een alleenstaande, en ongeveer 1700 euro per maand voor een koppel met twee kinderen. In theorie kan zo’n gezin daarmee rondkomen: 500 euro voor eten, 170 voor kleren en schoenen, 365 voor de huur, een kleine 100 euro voor vrijetijdsbesteding en de rest gaat op aan vaste kosten zoals de energiefactuur. In de praktijk betekent dat geen auto, geen cadeautjes, geen restaurantbezoek en nooit met het hele gezin naar Plopsaland. Voor de wekelijkse boodschappen zijn alleen goedkope warenhuizen als Aldi of Lidl betaalbaar, en de kinderen moeten kiezen tussen de muziekschool of de voetbalclub.

‘De juf zegt dat ik een plantrekker ben. Toen de rest van de klas chocomousse maakte, moest ik papiertjes oprapen op de speelplaats. Begin september moest iedereen 10 euro meebrengen voor het eten dat we elke maand in de kookles gebruiken. Mama had niet genoeg geld, en daar werd ze verdrietig van. Ik heb het haar toen maar niet meer gevraagd, en tegen de juf zeg ik gewoon elke week dat ik het vergeten ben. Ik heb daarvoor ook al in de hoek moeten staan. De andere kinderen zeggen dat ik een achterlijke ezel ben. Ze zijn zelf stom.’

Kenny (9 jaar)

‘Armoede is veel meer dan louter geldgebrek’, zegt Bea Cantillon. ‘Als je inkomen te laag is om met de rest van de samenleving te kunnen meedoen, is dat zowel de oorzaak als het gevolg van allerlei bestaansproblemen: een lage scholing, geen werk of moeilijke arbeidsomstandigheden, slechte huisvesting, een zwakke gezondheid en een kleiner sociaal netwerk, dat bovendien vaak tot andere armen is beperkt.’ In de praktijk komen veel mensen met een laag inkomen in een sociaal isolement terecht. Haast elk uitstapje kost geld, en bovendien schamen veel armen zich voor hun situatie. ‘Als je huis nogal sjofel is, zul je niet snel geneigd zijn om mensen uit te nodigen’, zegt Anke Hintjens. ‘En als je er niet goed uitziet, zul je minder zin hebben om buiten te gaan. Veel arme mensen hebben bijvoorbeeld geen mooi gebit, want tandverzorging wordt maar voor een klein deeltje terugbetaald en een bezoek aan de tandarts wordt daarom vlug geschrapt.’ Niet alleen afgebroken kiezen moeten wachten: een op de tien Belgen stelt om financiële redenen ook consultaties bij de huisarts uit.

Niet zo gek dus dat meer dan 20 procent van de arme gezinnen in België hoge schulden heeft. Ze stapelen gas- en elektriciteitsfacturen op, kopen een wasmachine of een televisie op krediet en gaan vaak dure leningen aan om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Eerder dit jaar werd Citibank nog op een flinke dosis maatschappelijke verontwaardiging onthaald toen bleek dat die bank wel heel erg zijn best deed om mensen met een laag inkomen een consumentenlening aan te smeren. ‘Je bent er toch ook zelf verantwoordelijk voor als je onverantwoorde leningen aangaat?’ poneerde N-VA-voorzitter Bart De Wever toen in De Morgen. Prompt werd hij door het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen uitgenodigd voor een babbel in het Antwerpse Centrum Kauwenberg. ‘U hebt het zo mooi over keuzes maken’, zei Josephine, die met haar vier kinderen van een leefloon van 800 euro moet zien rond te komen, bij die gelegenheid. ‘Maar ik vind niet dat ik keuzes heb. Ik moet zorgen dat ik overleef, dat ik zo gezond mogelijk blijf, en dat mijn kinderen niets te kort komen. Intussen durf ik tegen al die voorstellen voor leningen nee te zeggen, en stop ze daar waar geen licht komt. Maar u denkt toch niet dat ik die mondigheid al levenslang heb? Ik ben analfabete. Ik kan de brieven van de banken en de deurwaarders niet eens lezen.’

‘Ze hadden geen bode meer nodig zeiden ze. Maar ik denk eigenlijk dat ze niet blij waren dat ik niet goed dingen kan onthouden. Ik moest mijn vooropzeg zelfs niet meer uitdoen. Ik moest mijn brommertje verkopen, en toen werd de telefoon afgesloten. De brieven van Electrabel doe ik al maanden niet meer open. In het weekend zijn mijn kinderen bij mij. Dan kijken we tv. Om ze voor kerst een Playstation te kunnen kopen, heb ik vorig jaar zo’n Visa-kaart gehaald. En bij de bank van mijn moeder heb ik ook nog een lening gekregen. Die ben ik nu aan het aflossen. ’s Middags ga ik eten in de gaarkeuken om de hoek: verse soep met brood voor een halve euro.’

Luc (27 jaar)

‘Het is schrijnend dat voedselbedelingen nodig zijn. Want dat betekent dat er grote gaten in het beleid zitten’, zegt Danielle Dierckx, medewerkster van de Onderzoeksgroep Armoede, Sociale uitsluiting en de Stad (OASeS) van de Universiteit Antwerpen en auteur van Tussen armoedebeleid en beleidsarmoede. Omdat de overheid maar mondjesmaat aandacht heeft voor het armoedeprobleem, zijn de honderden voedselbanken, gaarkeukens, kringloopprojecten en vormingsinitiatieven vandaag levensnoodzakelijk. Soms zelfs letterlijk. ‘Die caritatieve initiatieven worden dan als excuus gebruikt: zie je wel dat die mensen niet van honger omkomen? Natuurlijk niet, want de een of andere vrijwilliger stopt hen altijd wel een zakje meel of een pak spaghetti toe’, aldus Dierckx.

Die armoedeverenigingen doen wat ze kunnen. Ze organiseren cursussen om mensen gezond te leren koken met de inhoud van hun voedselpakket, zamelen tweedehandskleren en gebruikt speelgoed in, zorgen voor huiswerkbegeleiding voor kinderen uit kansarme gezinnen of zetten gewoon elke dag weer heel goedkope maaltijden op tafel. ‘Daarnaast zorgen de vrijwilligers ook voor menselijke warmte’, zegt Diederik Janssens van Welzijnsschakels. ‘Want als je in de armoede terechtkomt, verlies je vaak de gewone netwerken, zoals familie, je vriendenkring en je werkmakkers. Tenslotte hebben wij ook een belangrijke signaalfunctie, want een groot deel van de bevolking beseft niet dat er in dit welvarende land nog zoveel armoede is.’

Die signaalfunctie is ook de belangrijkste taak van het Vlaams Netwerk van Ver-enigingen waar Armen het Woord Nemen. Veel van de aangesloten organisaties zijn ontstaan in de slipstream van de eerste Zwarte Zondag in 1991. Zowel in als buiten de politiek begon iets te bewegen toen duidelijk werd dat extreemrechts vooral stemmen had gehaald bij mensen uit achtergestelde buurten die door het systeem waren verwaarloosd, of dat toch zo aanvoelden. Het was duidelijk dat het niet volstond om armen een dak boven hun hoofd en een kop soep te geven, er moest ook echt naar hen worden geluisterd. ‘Ons doel is om mensen die in armoede leven sterker te maken’, aldus Anke Hintjens van het Vlaams Netwerk. ‘Via onze verenigingen en via mensen die de opleiding tot ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting hebben gevolgd, krijgt de overheid informatie over de leefwereld van armen. Want alleen zijzelf weten wat het betekent om niet genoeg geld te hebben.’

Zo zijn de armen nu vertegenwoordigd in het Vlaamse Permanent Armoede Overleg (PAO) en op federaal niveau in het Steunpunt tot Bestrijding van Armoede, Bestaansonzekerheid en Sociale Uitsluiting. De vraag is of ze daar ook écht worden gehoord. ‘Ministers luisteren wel, maar als puntje bij paaltje komt stippelen ze gewoon hun eigen politieke lijn uit’, zegt Jacinta De Roeck (SP.A), voormalig voorzitter van de Interparlementaire Werkgroep Vierde Wereld. ‘Die mensen worden ook niet genoeg betrokken bij de evaluatie van wetten. Nochtans zijn zij het die de gevolgen dag na dag ervaren, en soms schiet een maatregel zijn doel in de praktijk voorbij. Zelfs een verhoging van het leefloon kan negatieve gevolgen hebben als sommigen daardoor plots in een hogere schaal terechtkomen voor de huur van hun sociale woning.’

Onderzoekers zijn het erover eens dat je een goed beeld van armoede krijgt als je aandachtig naar dat soort armenverenigingen luistert. ‘Maar dan wel een beeld van slechts één vorm van armoede’, waarschuwt Danielle Dierckx. ‘Allochtonen, kinderen of ouderen zijn daar amper of niet vertegenwoordigd, en dat zijn net de nieuwe groepen van armen op wie we minder greep hebben.’

‘Ik kan de laatste tijd zo moeilijk stappen. Eerst deed mijn been pijn, nu heb ik al last tot bovenaan mijn rug. ’t Zal de ouderdom wel zijn. Naar de dokter ben ik al niet meer geweest sinds mijn pensioen. Veel te duur allemaal. En ik kom eigenlijk toch niet meer buiten. Om de twee maanden ga ik eens kaarten in de parochiale kring. Maar je moet daar wel een koffieke bestellen. En na zo’n namiddag ben je al rap 5 euro kwijt. Dat kan ik niet elke week.’

Lucienne (78 jaar)

Sinds de paars-groene regering-Verhofstadt I eind jaren negentig het ideaal van de actieve welvaartsstaat introduceerde, is activering het nieuwe wondermiddel om armoede uit te roeien. Met andere woorden: geef iedereen een job en alles komt goed. ‘Vergelijk het met het bekende adagium in de ontwikkelingshulp: je moet de mensen geen vissen geven, je moet ze leren vissen’, zegt Bea Cantillon. ‘Maar wat met de mensen die om de een of andere reden niet in staat zijn om dat te leren? Wat met de mensen die niet kúnnen werken? Die worden vaak vergeten. Vandaag legt het sociale beschermingssysteem minder mededogen voor zwakkeren aan de dag dan vroeger.’

Sommigen kunnen niet werken omdat ze de sociale of intellectuele vaardigheden missen die daar tegenwoordig voor nodig zijn, anderen hebben fysieke beperkingen of psychische problemen, en dan zijn er nog jonge moeders die hun kinderen nergens kunnen onderbrengen terwijl zij aan het werk zijn. Zelfs als die mensen een job wíllen zoeken, stuiten ze vaak op de onwil van mogelijke werkgevers. Omdat ze geen idee hebben hoe ze zich tijdens een sollicitatiegesprek moeten gedragen, omdat ze niet meteen een goede indruk maken in hun verschoten kringloopkleren of omdat hun gehavende gebit de klanten wel eens zou kunnen afschrikken. ‘Soms zou het beter zijn om iemand die al lang in armoede leeft de mogelijkheid te bieden om een opleiding te volgen die hem interesseert, ook als dat niet meteen uitzicht geeft op werk’, zegt Jacinta De Roeck. ‘Zo krijgt hij gaandeweg weer vertrouwen in zichzelf en in de samenleving.’

Maar zo werkt het huidige beleid niet. Werken moeten ze. En dus worden de uitkeringen bewust laag gehouden om iedereen toch maar te stimuleren een job te zoeken. In België ligt het leefloon 30 procent onder de armoedegrens zodat de stap naar werk financieel aantrekkelijk zou zijn. ‘Dat is nogal pervers, hè’, aldus Cantillon. ‘Het resultaat is dat we mensen een bescherming bieden die totaal ontoereikend is. Ze kunnen er niet van rondkomen.’

Om de situatie toch een beetje recht te trekken, deelt de overheid de laatste jaren allerlei doekjes voor het bloeden uit: extra kinderbijslag bij het begin van het schooljaar, stookoliecheques, cultuurcheques, een maximumfactuur voor medische zorgen. ‘Veel armen vinden zulke cheques beledigend’, zegt Anke Hintjens. ‘Bovendien is dat allemaal heel inefficiënt. Hoe kom je te weten waar je allemaal recht op hebt? Veel mensen die in armoede leven zijn niet mondig genoeg om die rechten af te dwingen. Waarom krijgen zij bijvoorbeeld niet automatisch een studiebeurs voor hun kinderen? Waarom moeten ze dat zelf nog aanvragen?’

In sommige cruciale domeinen zijn er zelfs geen stoplapjes voorhanden. Huisvesting bijvoorbeeld blijft een nijpend probleem door de hoge huurprijzen en het tekort aan sociale woningen. ‘Op zich gaat het goed met de huisvesting, want procentueel zijn heel veel Vlamingen eigenaar van een woning’, zegt Janssens. ‘Maar 60.000 tot 100.000 gezinnen hebben geen fatsoenlijk dak boven hun hoofd, en dat betekent dat het beleid tekortschiet. Politici beweren vaak dat eigenaarschap de beste verzekering is voor de toekomst. Dat klopt natuurlijk. Maar als je het vandaag al moeilijk hebt om te overleven, wat interesseert die toekomst je dan? Onze politici maken keuzes met het oog op de modale Belg of Vlaming, en vergeten daarbij de onderkant van onze samenleving mee te nemen.’

Mensen die in armoede leven, staan niet alleen zwak tegenover de overheid, maar ook tegenover allerlei bedrijven die hen nog wat lichter willen maken. Velen onder hen hebben huizenhoge gsm-rekeningen en sluiten nadelige of zelfs dubbele contracten met energieleveranciers af. ‘Door de vrijmaking van de energiemarkt zouden de prijzen dalen, werd gezegd’, aldus Hintjens. ‘Maar wat merken we in de praktijk? Zelfs echt mondige consumenten zien door de bomen het bos niet. De ondoorzichtigheid voor de consument neemt toe, en zoals altijd zijn de zwaksten als eersten de pineut.’

‘Op deze Rerum Novarum leg ik een Rechtvaardigheidsagenda voor, die wat mij betreft prominent op tafel moet liggen bij het uitschrijven van een federaal regeerakkoord na 10 juni. Mijn eerste agendapunt is een eerlijkere verdeling van de welvaart. (…) Armoede bevecht je door ons sociaal systeem te herwaarderen. Niet door de uitkeringen in de tijd te beperken, maar door de pensioenen welvaartsvast te maken, door een inhaalbeweging voor de oudste en de laagste pensioenen, door de kinderbijslagen voor iedereen op niveau te zetten en welvaartsvast te maken, door chronisch zieken een bestaanszeker inkomen te geven. Door het leefloon niet te laten zakken onder de Europese armoedegrens: ook met een leefloon, moet men menswaardig kunnen leven. En dat is geen onbetaalbare belofte.’

Yves Leterme (47 jaar)

‘In 1973 werd het gewaarborgde recht op een minimuminkomen gerealiseerd’, zegt Bea Cantillon. ‘Dat was de kers op de taart van de verzorgingsstaat. Maar wie praat daar zoveel jaren later nog over? Ja, ze hebben het nu over het welvaartsvast maken van de uitkeringen, maar wel nadat die in de jaren tachtig en negentig 15 procent achterstand hebben opgelopen. De vorige regering heeft tussen 2000 en 2006 wel een inhaalbeweging doorgevoerd, maar dat heeft die scheeftrekking niet goedgemaakt.’

Voor politieke partijen is het dan ook veel lucratiever om zich op de middenmoot van het kiespubliek te richten. ‘Wie zich op die groep concentreert, krijgt een miserabilistisch imago en zal hoogstens 10 à 15 procent van de kiezers kunnen overtuigen. Daarom hebben zelfs de socialisten het vandaag liever over activeren dan over herverdelen’, zegt Cantillon. Toch namen de meeste partijen het armoedethema op in hun programma voor de federale verkiezingen van 10 juni. Het kwam in verschillende televisiedebatten aan bod en kandidaat-premier Yves Leterme (CD&V) pleitte dit jaar in zijn Rerum Novarumspeech voor rechtvaar- diger minimumuitkeringen. ‘In verkiezingstijden, ja, dan willen ze wel iets voor hen doen’, zegt voormalig senator Jacinta De Roeck. ‘Maar als ze na de campagne door armoedeverenigingen worden uitgenodigd om een wet of een beleidsbeslissing te komen toelichten, zijn ze meestal al veel minder enthousiast. De armen moeten meer als pressiegroep optreden. Ze moeten lobbyen, brieven schrijven naar parlementsleden. Kortom: het politieke spel spelen zoals pakweg de farmaceutische industrie dat doet. Alleen dan zullen ze worden gehoord.’

Druk uitoefenen op de federale en regionale regeringen is net de betrachting van Decenniumdoelen 2017, een platform van armoedeorganisaties en sociale bewegingen zoals het ACW en de Socialistische Mutualiteiten. ‘De laatste jaren wordt er wel veel over armoede gepraat, maar dat wordt te weinig vertaald in duidelijke eisen die tot de Wetstraat doordringen’, zegt voorzitter Jos Geysels. ‘De politieke partijen zijn dan ook naar het centrum opgeschoven, en gaandeweg is armoede buiten beeld geraakt. Arme mensen vallen tegenwoordig buiten de politieke discussie, en zijn bijna een restcategorie geworden. Dat mogen we niet laten gebeuren.’

Zes maanden na de verkiezingen wachten armoedebestrijders bang af wat het nieuwe regeringsprogramma in petto zal hebben voor Belgen die onder de armoedegrens leven. Dat de oranje-blauwe meerderheid in de Kamer onlangs een voorstel voor de invoering van tijdelijke maximumprijzen voor gas en elektriciteit afschoot, is niet meteen een veelbelovend signaal. De vraag is trouwens niet alleen wat de volgende regering wíl doen, maar ook wat ze kán doen, want veel budgettaire ruimte zal ze niet hebben. Al is ook dat een kwestie van prioriteiten.

Veel hoop dat er de komende jaren iets fundamenteel zal veranderen, hebben armoedespecialisten in elk geval niet. ‘Het is met het armoedeprobleem in dit land zoals met de ontwikkelingssamenwerking’, zegt Bea Cantillon. ‘Iedereen blijft maar herhalen dat we dringend 0,7 procent van het bbp aan ontwikkelingssamenwerking moeten besteden, maar er gebeurt uiteindelijk haast niets. Hoog tijd dat we ons gaan afvragen hoe het mogelijk is dat een samenleving zich neerlegt bij de schandelijk groeiende noodzaak aan voedselbanken en andere caritatieve initiatieven.’

DOOR ANN PEUTEMAN, EWALD PIRONET, jan jagers en stijn tormans / Foto’s: Franky Verdickt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content