Augustus begint met de motorcross voor halfliters op de Citadel in Namen. Vorig jaar won gastrijder Stefan Everts. Hoe zou het met hem zijn?

Bezoek Everts. Zijn website.

Bezoek ook zijn huis in de Kwavenstraat.

De woonkamer met de uilenvellen die hij kreeg bij elke wereldtitel (Everts niet intelligent? Vier diploma’s tegen de muur!).

Bezoek daarna de kelder. De wanden vol bekers. In het midden de fitnesstoestellen. Tegen de andere muur zeven van de acht helmen die hij in de Motorcross der Naties droeg. Hij vertelt er met veel glans in de ogen over: “De mooiste was Foxhill vorig jaar. Die helling van modder: daar gaan nog verhalen over.” Verder zijn hemdjes van al die jaren. En zijn drumstel: “Meestal als we aan krachttraining doen, is er muziek. En daarna zet ik mij erachter. Eén tot twee keer per week. Als ze het mij aanbieden, wil ik wel eens een studio induiken, alleen is mijn timing nog niet helemaal in orde. Op de motor heb ik dat wel: de tempo’s aanhouden, de precisie.”

Bezoek ook de bovenkamer die alle merchandisingtoestanden herbergt. Stickers. Kledingstukken. Een replica van de nieuwe helm. De blauwe vlag met daarop wat Everts het manneken noemt – het diertje met aanvallende knaagtanden dat als zijn logo dienstdoet: “Agressief, speciaal naar de jeugd gericht.” Ontworpen en onlangs verder aangepast door de Amerikaanse designer Troy Lee.

Bezoek daarna de tuin en heb een gesprek met een herboren Everts.

Het was het jaar niet. Meteen al een rampzalige blessure.

Stefan Everts: Ik wist meteen dat het ernstig was. Ik maakte een sprong en mijn motor ging opeens dwars staan. Normaal land je dan ook dwars, maar ik heb mijn been uitgestoken, ben scheef geland, zodat alles op mijn knie terechtkwam: het gewicht van de machine, de snelheid van de val. Knak, alles afgescheurd! Het wereldkampioenschap ’99 kon ik vergeten, dat wist ik onmiddellijk. Enorm veel pijn: het eerste halfuur heb ik liggen roepen. Daarna de lange lijdensweg naar België. Mijn dokter stond klaar, ik ben meteen onder het mes gegaan.

De dokter had het over een herstel van een half jaar. Het zal uiteindelijk vijf maanden geweest zijn.

Everts: Ik heb niet stilgezeten. Telkens wat geprobeerd op training, een dag gewacht om te zien wat het gevolg daarvan was en weer voortgedaan. Stapje voor stapje gewerkt. Niet te ver vooruitgekeken, hoewel ik een week na de operatie al aan het uitrekenen was: dàn kan ik er opnieuw bij zijn. Ik had mezelf vastgelegd op Luxemburg (8 augustus). Het is uitstekend gegaan. Echt moeilijk heb ik het niet gehad.

Het meest angst had ik om voor het eerst weer op de motor te stappen. Bang dat mijn knie pijn zou doen. Bang ook dat ik het zelfvertrouwen kwijt was om sommige bewegingen te doen. Op 21 juni ben ik voor het eerst gaan rijden. Het ging vanzelf. Na twee rondjes wist ik al: het komt voor mekaar. Ik had ernaar uitgekeken. Die dag was het vier maanden geleden dat ik nog op de motor had gezeten. Ik heb nooit langer zonder motor geleefd. Het gevoel was er dadelijk, die feeling was ik niet kwijt, ik had niets verloren. Dat was mijn andere angst: dat ik het gevoel met de motor opnieuw moest opzoeken. Die eenheid tussen mens en machine. Maar het hoefde niet. Na drie, vier dagen motortraining reed ik al 45 minuten. Dat gaan er mij niet veel nadoen.

Tussendoor toch even in het zadel geweest? Stiekem.

Everts: Enkele keren voor de show. Dat was op Grote Prijzen waar ik te gast was. Spanje viel te vroeg, daar ben ik niet geweest, toen was ik er emotioneel nog niet mee klaar. Daarna heb ik Valkenswaard, Engeland, Frankrijk, Kester en Italië gedaan. Publicitair moest ik er zijn. De pers te woord staan. Handtekeningensessies voor de supporters. En ik had ook de taak op mij genomen om Mark Jones, een jonge piloot in ons team, met raad bij te staan.

Ik ben optimistisch gebleven ondanks twee grote tegenslagen op rij: de blessure en het verlies van de wereldtitel eind vorig seizoen. Na acht jaar strijd heb ik eindelijk rust gekregen, opnieuw mijn lichaam van nul af opgebouwd. Ik zal me in de wedstrijden heel anders voelen. Een verschil van dag en nacht. Mijn hele lichaam is opnieuw in balans gebracht.

De blessure is in dat opzicht op het juiste ogenblik gekomen. De eerste vijf jaar heb ik non-stop zomer en winter gereden. Motorcross-supercross. De voorbije vier jaren had ik het supercrossen al weggelaten, omdat het te veel werd. In de winter liet ik mijn motor twee maanden onaangeroerd. Ik moest hem niet zien.

Everts was nergens te zien. En het lijkt erop dat ook de andere Belgen in de top niet de onbetwiste leiders kunnen zijn.

Everts: Het is een minder jaar voor de Belgen, dat is waar. Misschien moest dat ook wel eens gebeuren zodat iedereen zich zou realiseren hoe goed we de voorbije jaren wel geweest zijn. Het was een gewoonte aan het worden: we zijn weer wereldkampioen. Er zit nog een kans in, maar kleiner dan de vorige jaren. Joël Smets kan de titel nog binnenhalen. Alleen als Bartolini zijn zenuwen de baas kan, mag hij het vergeten. Namen en Luxemburg zijn circuits die Bartolini op het lijf zijn geschreven. Daar moet hij zeker voorsprong kunnen nemen. Luxemburg is een Italiaans parcours: betonhard. En in Namen reed hij vorig jaar ook heel sterk: na mij was hij het snelst. Zijn motor moet het wel houden natuurlijk.

Over die van Smets valt ook het een en ander te zeggen. Hoe kan het dat een motor het ene jaar zo slecht uitvalt in vergelijking met het jaar daarvoor?

Everts: Dat ligt soms aan een flauwe bijzonderheid. Dan is het zoeken-zoeken zoals bij het maken van een puzzel: honderdduizend stuks maken een motor tot wat hij is, vind het maar! Techniek is heel interessant ( lacht). Joël heeft drie titels met Husaberg behaald en opeens werkt de motor niet meer. Even heeft hij de motor van vorig jaar weer bovengehaald, dat doe je normaal niet. Maar het is niet de eerste keer: Suzuki en Marnicq Bervoets hebben dat ook al eens gedaan. Eigenlijk is dat een tijdelijke vernedering voor het merk.

Ik denk dat ik mijn nieuwe motor onder de knie heb, al ben ik er nog niet in wedstrijden mee uitgekomen. In januari was het even wennen. Het chassis was nieuw en het duurde twee, drie dagen voor ik dat gewoon was. In ’97 zijn ze bij Honda overgestapt naar een aluminium chassis. Het eerste seizoen was dat zo sterk dat het stroef uitviel. Te stijf in de bochten en de kuilen. Vorig jaar gedroeg het zich al losser. En met dit model geeft het frame goed mee. Tegelijk staat de motor scherper, terwijl de stabiliteit dezelfde is gebleven.

Bij de kwartliters had Bervoets een sterk seizoenbegin. Maar hij zakte terug. Hij wordt weer geen wereldkampioen?

Everts: Het is moeilijk om dit seizoen op iemand te gokken voor de wereldtitel. Alles gaat op en af. Op dit ogenblik rijdt Bolley weer sterk, maar kan hij dat houden? Als hij aan de leiding komt in de tussenstand voor het wereldkampioenschap, faalt hij misschien weer. Ik heb de indruk dat wie aan de kop verschijnt, telkens door de knieën gaat. Te veel druk. Eén keer in tweede, derde positie, rijden ze er weer op los. Bolley, Bervoets, Pit Beirer: alledrie hebben ze het al meegemaakt. Vuillemin mogen we ook niet vergeten. Veel hangt af van de start. De circuits die komen, zijn in het voordeel van Beirer en de Fransen. En er is nog iets: straks komt Tortelli meedoen in Luxemburg en in Amerika, ik doe mee. Dat geeft andere wedstrijden. Misschien moet ik ook voor Bolley rijden. Hij is mijn teamgenoot. In een situatie waarin hij achter mij komt, zal ik hem moeten doorlaten. Dat heeft hij vorig jaar ook voor mij gedaan.

Wat is er voor Everts zelf nog weggelegd dit seizoen?

Everts: Ik wil opnieuw wedstrijdritme opdoen. En als het kan: de laatste Grote Prijs winnen! Dat is in Amerika. Daar droom ik van. Naast de Europese top zullen er ook Amerikanen zijn. En Tortelli. En ik hoop mee te gaan naar de Motorcross der Naties in Brazilië. Dat blijft de mooiste eendagswedstrijd en het is mijn enige kans dit jaar om een wereldtitel binnen te halen. Wereldkampioen supercross worden, zal niet kunnen, hoewel ik daar tot eind november toch wel wil aan deelnemen. Stiekem ben ik er nu tussendoor al voor aan het trainen.

De naam Tortelli is al enkele keren gevallen. Hoe zwaar was het verlies van de titel tegen hem?

Everts: Het was het grootste verlies uit mijn carrière. Zo op het nippertje en op de laatste dag. Dat zal me altijd bijblijven. Een barst in mijn hart. Echt waar: nooit meer goed te maken.

Ik ben niet bezweken onder de stress. Maar die is er geweest natuurlijk. Ik weet het van het moment waarop ik begonnen ben. Hechtel 1988. Toen al voelde ik de druk: dat wordt de toekomstige wereldkampioen ( lacht). Ik moest het gaan bewijzen.

Vorig seizoen heb ik van het begin tot bijna het eind aan de leiding gestaan. Altijd de adem van Tortelli in mijn nek gehad. Ondanks de jaren word je dat niet gewoon. Er zijn telkens andere omstandigheden: privé, beroepsmatig, het ene jaar goed, het andere minder goed. Vorig jaar was het dus die strijd: we waren altijd één en twee. Faalt hij of faal ik? Van de eerste tot de laatste ronde reden we ons het hart uit het lijf. Dat had ik vroeger nooit gedaan. De vorige jaren reed ik twintig minuten goed door, ik kreeg een voorsprong van 15 seconden en van dan af reed ik op mijn gemakje voort. De titel van 1997 was een makkie. ’98 was heel anders. Zolang iemand binnen een afstand van tien tot vijftien punten zit, blijf je de druk voelen.

Ik stond er ook van te kijken: het seizoen daarvoor kwam Tortelli lang niet zo sterk naar voren. Hij had ook die zware blessure in zijn nek. De vooruitgang die hij daarna gemaakt heeft, heeft me ècht verbaasd. Ik moet ook zeggen: hij heeft veel van mij gezien en geleerd. Dat heb je: als je de kopman bent, heeft iedereen je in de gaten en willen ze je nabootsen. Nieuwigheden kun je niet geheimhouden. Een maand later zijn ze erachter gekomen. Ik zit er ook niet naar te zoeken, die komen zo wel. Als je geforceerd bezig bent, vind je niets, het moet vanzelf komen. Het leven zoekt zijn eigen weg; als je dat zelf wil maken, ga je het verkeerde pad op.

Zit er groot Belgisch talent in de 125 cc? Er zit alleszins beweging in.

Everts: Het werk van mijn vader heeft toch al succes gehad. Hij is vorig jaar een team met Steve Ramon begonnen. Dit jaar zijn Cédric Melotte en Sven Breugelmans erbij gekomen. Ramon heeft volgens mij de meeste vooruitgang gemaakt. Werkt heel hard, en als hij geen vooruitgang ziet, is hij erg ongelukkig. Maar financieel staat het team er niet zo goed voor en dus zijn er andere teams die nu al op Ramon azen. Het is moeilijk om sponsors of steun van de overheid te vinden. Sven Breugelmans is ook goed bezig. Melotte heeft de tegenslag gehad dat zijn vader gestorven is. Hij zit in een dal, heeft zijn trainingen enigszins verwaarloosd.

Ik zie heel veel in Ramon, hij is het grootste talent in België, maar de weg is lang.

Wie is Jordi?

Everts: Jordi is mijn nieuwe begeleider, verzorger en trainer. Spanjaard. Woont tweehonderd kilometer ten zuiden van Barcelona. Even oud als ik. Ik ben hem tegen het lijf gelopen in de voorbereiding op het seizoen ’98. Eind ’97 had Willy Linden na een jarenlange samenwerking gezegd: ik ga ermee stoppen. Er waren ook wat probleempjes hier en daar, het ging niet meer. Goed, ik stond er alleen voor. Ik ben ook niet echt op zoek gegaan naar een nieuwe trainer. Als hij eraan komt, zal ik hem wel herkennen! Toen ik Jordi ontmoette, heb niet meteen gedacht: hij is het. Veeleer: verzorg me maar, laat eens zien wat je kan. Ik heb wel meteen gezien dat hij niet gewoon was. Ook de uitleg die hij tijdens het verzorgen gaf, beviel mij. Hij heeft me voor de Grote Prijs van Spanje verzorgd. Is op mijn vraag met de auto naar de Grote Prijs van Portugal gekomen, achthonderd kilometer van bij hem thuis. Wil je ook niet naar Valkenswaard komen? Ook dat was goed voor hem. Zo is het beginnen te rollen.

Eind vorig jaar spraken we af dat ik bij hem in Spanje zou gaan trainen. Hij had enkele circuits liggen en dat bleek ook zo. Ik had een verblijf van twee weken gepland, uiteindelijk werden het er zes. Vandaar ben ik naar Beaucaire gereden, waar het ongeval gebeurd is. Voor hem was dat ook een zware slag. We hadden wekenlang heel hard getraind.

Begin april van dit jaar heb ik hem gevraagd om naar België te komen. Hij was ginder om circuits uit te bouwen voor de komende winter. Meteen heeft hij alles achtergelaten. Tussendoor gaat hij even heen en weer naar Spanje om zijn zaken ginder op orde te houden. Maar meestal woont hij hier bij mij.

Wat voor circuits zijn het ginder?

Everts: In de streek van Jordi was het motorcrossen vijftien jaar geleden heel populair. De circuits stammen uit die tijd, maar liggen er nu een beetje vervallen bij. Sedert ik er vorig jaar ben geweest, heeft dat reactie gegeven. Jordi begeleidt nog een andere piloot, een zestienjarige uit het dorp. Er zit wat in de jongen, en de gemeente staat erachter. Dadelijk bereid om een circuit aan te leggen.

Ongelooflijk, maar we hebben er zelfs een zandcircuit zoals in België gevonden. De andere zijn hard. Enkele daarvan zijn gewoon, maar er zitten er ook hele mooie met bergen tussen, met stenen, en één langs het strand met korte bochten.

Is het anders werken met Jordi?

Everts: Meer interval dan vroeger. Meer fietsen en zwemmen ook. Dat laatste is goed voor de stand van de schouders en de bloedsomloop naar de armen. Motorcrossers hebben nogal eens last van dikke armen.

Op training is hij de baas. Ik doe wat hij zegt. Ik vind niet dat ik moet tegenpruttelen. Ik heb hem gevraagd om zijn job te doen. Eén keer heb ik opgemerkt dat het te veel werd. Er lagen toen twee maanden van harde training achter de rug. Ik had die zondag 45 minuten met de motor gereden, daarna nog eens drie kwartier: telkens twee rondes spurten en één ronde uitbollen. En toen nog krachttraining. Ik ben kapot, Jordi, heb ik gezegd. In plaats daarvan hebben we lichte buikspier- en schouderoefeningen gedaan. Die éne keer heb ik hem moeten overtuigen, voor het overige is er geen probleem geweest.

Wat heb je de voorbije maanden het meest gemist?

Everts: Het gevoel van de overwinnaar. Zelfs de zoveelste keer dat het gebeurt, voel je je in de wolken. De dinsdag na de zondag van de overwinning is dat gevoel weggeëbd, maar ik kan niet zonder. Een wereldtitel winnen, is ook apart. Eigenaardig genoeg was de eerste titel eigenlijk de minste en de vierde de belangrijkste. In het begin wist ik niet goed wat het precies betekende de beste te zijn. Een volgende titel zal nog meer betekenen, omdat ik weet hoe moeilijk het is om een kampioen te blijven. Zelfs in de periode die voorbij is, ben ik er losjes overheen gegaan. Over twee, drie jaar pas zal ik beseffen hoe zwaar ik het gehad heb. Nu wil ik het niet weten, dat maakt het alleen maar moeilijker.

Piet Cosemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content