De Belgische banken zijn geschikt voor particulieren, maar minder voor grote ondernemingen. In ieder geval staan ze nergens op de Europese kapitaalmarkt en een grote bankfusie wil niet gelukken.

HET afgelopen jaar was er een van groeiende economische crisis, maar niet voor de banken. De grootbanken de zeven zusters legden hun resultaten voor. Zij hoeven zich niet te schamen. Wat moet stijgen, stijgt. De groepswinsten (tegenover de bruto-omzet) schommelen tussen een respectabel 12,6 procent bij de Bank Brussel Lambert tot een fantastisch 34,4 procent bij de Paribas Bank België. En toch woekert in de bankwereld ongemak en zenuwachtigheid. Geen bankleider komt met een opwekkende boodschap op een tribune.

De Belgische banksector was decennialang verwend. De groten leefden met mekaar als een kartel, met tariefafspraken en een gemakkelijk en ruim commissie-inkomen op de staatsleningen. Europa ontstak het vuur van de concurrentie. Minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) hervormde de markt van het overheidspapier ; een verlies van tientallen miljarden voor de banken, een even grote winst voor de belastingbetalers. De revolutie van de Europese muntunie met haar eenheidsmunt is nakend. En niet het minst belangrijk, de klanten zijn niet langer trouw, zij winkelen.

TE KLEIN.

Vooral echter weten de grootbanken beter dan wie ook dat zij te klein zijn voor Europa. Vijf jaar geleden al pleitte gouverneur Alfons Verplaetse van de Nationale Bank voor fusies. In het hol van de leeuw zelf, op de jongste jaarvergadering van de Vereniging van Banken las financieminister Maystadt de financiële instellingen de les. De Belgische banken staan nergens op de Europese kapitaalmarkt, zei hij. De toekomst ligt bij grote bankgroepen. De Nederlandse banken fuseerden, ABN Amro en ING zijn van Europees formaat. Dé grote Belgische bank moet een plaats onder de vijftien groten van Europa veroveren, luidde de ministeriële aanbeveling. En intussen geraakte bekend dat het gevreesde Amerikaanse ratingbureau Moody’s dat de kredietwaardigheid van de banken en hun producten meet erover klaagt dat de Belgen zich onvoldoende aanpassen aan de Europese realiteit. Alleen fusies en overnames kunnen tot een echt gezonde banksector leiden.

Directievoorzitter Daniël Cardon had eerder al zijn BBL in de etalage gezet. Samen met een binnen- of buitenlandse partner hoopt hij nog voor de eeuwwisseling een kredietinstelling van formaat te bouwen. Achter de schermen liepen gesprekken met de Generale Bank en voorzitter François Narmon van het Gemeentekrediet sprong enthousiast op de kar van de ?Grote Belgische Bank?, gevormd door BBL, G-Bank en Gemeentekrediet. De opzet mislukte.

In de bankwereld heet het nu dat een dergelijke megafusie in België niet kan lukken. De politici en de vakbonden zouden nooit het sociaal bloedbad aanvaarden dat de samensmelting van drie van de grootste banken tot gevolg zou hebben. België is Amerika niet. Maar dat lijkt wel grove zelfverdediging van de bankiers. De gesprekken tussen de BBL en de G-Bank stokten op de belangentegenstellingen tussen de BBL-aandeelhouders. En de Generale Maatschappij van België ziet er niets in dat haar dochter met het Gemeentekrediet scheep gaat. Het Gemeentekrediet zelf kreeg last met zijn eigen aandeelhouders. De Vlaamse gemeenten vonden dat Narmon te eigenzinnig de Franse toer opging (met de Franse aandeelhouders van BBL en G-Bank). Dezer dagen krijgen die aandeelhouders een andere keus : zij moeten beslissen of hun Gemeentekrediet samen met Crédit Local de France een bank van Europese allure mag vormen.

VERSCHIL VERDWIJNT.

Intussen blijven de banken vooral op de binnenlandse markt gericht. Maar het banklandschap verandert snel. De verschillen tussen de kredietinstellingen verdwijnen. Ze zoeken alle hun particuliere markt te vergroten en hun martaandeel bij zelfstandigen en kleine ondernemingen en voor vermogensbeheer uit te breiden. Om te groeien, bevechten de banken mekaars markten. De ASLK Bank, als marktleider voor het spaarboekje de bankier van de gezinnen, sluipt via zijn nieuwe dochter Krediet aan de Nijverheid (?Het Blauwe Fabriekje?) de ondernemingen binnen. Cera, uit de Boerenbond-familie, is niet langer alleen de bank van de landbouwers. De G-Bank veroverde de 1.646 kantoren van De Post, als een distributienet voor haar bankproducten voor het grote publiek. De Kredietbank vergroot haar aandeel op de thuismarkt met selectieve overnames, achtereenvolgens de Spaarbank en de Bank van Roeselare. Bacop, de bank van de christelijke arbeiderswereld, doet meer en meer aan vermogensbeheer. De socialistische bank Codep fuseert zelfs met de ?rijke-mensenbank? Nagelmackers. En kleinere banken als Argenta en Crédit Lyonnais Belgium pikken stevige happen uit de grote markt.

Alle staan ze voor eenzelfde reeks uitdagingen. De rentemarge versmalt (het verschil tussen de rente die banken op spaargeld geven en de intrest die zij voor kredieten vragen). De banken moeten nieuwe inkomensbronnen aanboren : speciale diensten en tradingsactiviteiten vooral, het kopen en verkopen van effecten en de internationale geldhandel. Met relatiebankieren pogen zij beter gebruik te maken van de informatie die zij over hun klanten hebben, om hen bijvoorbeeld verzekeringsproducten te verkopen. De vergrijzing van de bevolking heeft tot gevolg dat een deel van het klassieke sparen verschuift naar levensverzekeringen en pensioenfondsen.

Mogelijkheden om de winst op te trekken bestaan nog. De banken kunnen meerwaarden op hun portefeuille nemen. Het beter bewaken van de kredietdossiers zou de last van de provisies verlichten. De G-Bank, maar ook de andere instellingen, moesten nogal wat opzij zetten voor de sukkelende Eurotunnel. Bacob heeft trouwens meteen een streep getrokken door haar belangen in die tunnel. Cera hoestte provisies op voor de noodlijdende glastuinbouw en de BBL verloor geld bij het faillissement van de Amerikaanse GIB Group-dochter Handy Andy.

Maar verdere interne sanering is onvermijdelijk. De banken doen ontwijkend over de tarifiëring van hun diensten, maar het levert de grootbanken een inkomen op van een kwart tot een half miljard frank. En er steekt groei in, als straks het telefoon- en thuisbankieren ook gaat kosten. De grote vlucht van het elektronisch bankieren maakt de sanering in het te grote aantal bankkantoren mogelijk. De elektronica vergt grote investeringen, maar op termijn renderen die door besparingen op de personeelskosten.

Het aantal bankmedewerkers steeg onafgebroken tot bijna 82.000 in 1988. Dan is de daling ingezet. Er zijn nu goed 70.000 personeelsleden en voorzichtige prognoses ramen een verlies van 15.000 jobs in de komende tien jaar. De Generale Bank, die een halvering van de werkgelegenheid in de sector aankondigde, legt nu al reserves opzij voor toekomstige afvloeiingen. Het Antwerpse Anhyp stuurde zopas de helft van zijn mensen naar de werkloosheid. Nagenoeg alle banken hebben afvloeiingsprogramma’s lopen. De KB doet het ?op zijn Vlaams?, met een gouden handdruk voor de veertigplussers.

EURO.

De Belgische banken zijn goed geplaatst voor particulieren, maar minder goed voor grote ondernemingen. Ze zijn te klein om emmissies van obligaties of aandelen uit te schrijven of internationaal kasbeheer van bedrijven te leiden. Bovendien hebben grote bedrijven de neiging, naar buitenlands voorbeeld, rechtstreeks naar de kapitaalmarkt te trekken zonder bemiddeling van de bankier. Vooral echter staan de Belgische banken zwak in het investeringsbankieren. Voor overnames en fusies van ondernemingen zijn zij onvoldoende partij.

En straks begint de Europese muntunie met de eenheidsmunt. De Belgische banken berekenden dat die revolutie hen 25 miljard frank kost. Tien miljard moeten de kredietinstellingen investeren in informatica om met de nieuwe euro om te gaan. Jaarlijks verliezen ze vijftien miljard op hun, nu winstgevende, activiteiten met wisselkoersen en rentetarieven, die in de muntunie per definitie wegvallen. Dat ook staatsleningen van de nationale markt naar de Europese euromarkt verhuizen, is voor de Belgen een niet gering risico. De Europese kapitaalmarkt wordt op één markt na de tweede grootste ter wereld en de Belgische banken zijn daarop grotendeels afwezig.

De gedachte van minister Maystadt om dankzij een grote bankfusies Europees en internationaal te gaan, raakt dus niet verwezenlijkt. Nagenoeg alle Belgische banken werken wel in het buitenland in Luxemburg om evidente fiscale redenen. Ze schoven zelfs vierduizend tot vijfduizend Belgische personeelsleden door in het door de overheid gesubsidieerde Luxemburgse sociale-zekerheidsstelsel, een stille delokalisatie. Het Gemeentekrediet, de bank van de lokale besturen, is zelfs in het belastingparadijs Monaco aanwezig. De Generale van haar kant kocht eind vorig jaar Crédit Lyonnais Nederland, maar dat moet veeleer als een tweede thuismarkt worden bekeken. De Bank Brussel Lambert was indertijd het meest in het buitenland actief, maar dat kostte haar niet weinig verlies.

Belgische banken, zo luidt de stelling van de experts, kunnen zich geen avonturen in het buitenland veroorloven. Dat vergt de inzet van teveel financiële middelen en is daardoor te risicovol. Holdings controleren de meeste Belgische banken, en van holdings is bekend dat zij inkomsten willen op korte termijn.

Guido Despiegelaere

De BBL staat in de etalage.

Daniël Cardon (BBL) : Belgische banken zijn te klein voor Europa.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content