Aan een elastiek van een brug springen, op overlevingstocht in het hooggebergte of in een kano de wildste rivieren trotseren. De zoektocht naar de ultieme kick drijft velen in de richting van wel heel avontuurlijke sporten.

Meer en meer mensen laten zich tijdens de zomermaanden tot halsbrekende toeren in de woeste natuur verleiden. Sporten noemen ze het, maar gezond is het niet altijd. Want er gebeuren ook ongevallen, met dodelijke afloop soms. Toch blijft de aantrekkingskracht bestaan. Alleen al de namen van de beoefenaars spreken tot de verbeelding : canyoners, rafters, zorbers, bungeejumpers en skydivers. Die móéten wel met hippe dingen bezig zijn. Maar wat hebben ze eigenlijk gemeen? Zijn het louter ongezonde geesten in een nochtans gezond lichaam? Of zijn het moderne helden, bewonderenswaardige avonturiers, die vluchten uit een samenleving zonder echte uitdagingen?

‘Het is onmogelijk om over gevaarlijke sporten te spreken zonder een duidelijke definitie van wat gevaarlijk is’, zegt sportpsycholoog Paul Wylleman (VUB). ‘Veel hangt van de perceptie af. Sommige dingen zien er nu eenmaal gevaarlijker uit dan ze zijn. De belangrijkste factor is de voorbereiding. Wie zowel fysiek, technisch als mentaal voldoende getraind is, kan de mogelijke risico’s sterk reduceren en daardoor activiteiten ondernemen, waar u en ik niet eens aan zouden durven beginnen. Of het altijd echt om sporten gaat, wordt in het midden gelaten.’

Onder de noemer avontuursport vallen immers veel bezigheden. ‘Maar dat geldt evenzeer voor sport in het algemeen. Sommige activiteiten neigen al meer naar recreatie, naar toerisme. De lijn is dun. In Queenstown, Nieuw-Zeeland wordt bungeejumpen natuurlijk als een sport beschouwd. Maar als je het op de Antwerpse Sinksenfoor doet, wordt het een attractie. Het enige gemeenschappelijke kenmerk is de drang naar extreme kicks, naar sensaties die je in het gewone leven niet tegenkomt’, aldus Wylleman.

De vraag is waarom sommige mensen die kicks nodig schijnen te hebben. Daarover bestaan veel dure theorieën. Puur fysiologisch zou het als een hormonale aangelegenheid ( zie kader) omschreven kunnen worden. Maar er zijn ook sociologische verklaringen mogelijk. ‘In de wetenschappelijke literatuur wordt het de quest for excitement genoemd, de zoektocht naar opwinding’, zegt professor Paul De Knop van de vakgroep Bewegingsagogiek, Sport- en Vrijetijdsbeleid van de VUB. ‘Onze maatschappij biedt te weinig echte uitdagingen. De beschaving heeft alle gevaren uit ons leven weggenomen of gekanaliseerd. Hoe geciviliseerder we worden, hoe meer ons verdrukte oerinstinct de neiging heeft om onder een andere vorm weer naar boven te komen. Aan de basis van het hele fenomeen staat dus de dagelijkse sleur. Sport is trouwens niet de enige uitlaatklep. Ook drugsgebruik, hooliganisme en machogedrag in het verkeer kunnen vanuit die optiek bekeken worden.’

HET GEVECHT MET JEZELF

Volgens Bart Vanreusel van het departement Sport- en Bewegingswetenschappen van de KULeuven is sport in deze postmoderne tijden voor velen een vorm van nieuwe zingeving. ‘Wanneer collectieve waardepatronen ontbreken, gaat het individu zelf op zoek naar een identiteitskader. Daarbij worden de lichamelijke grenzen afgetast’, zegt hij. Sport als godsdienst? Misschien. De meeste avontuursporten vinden echter niet in kerken of gebedshuizen plaats, maar in ruwe, ongerepte gebieden, waar de mens zich kan meten met authentieke oerkrachten zoals water en wind. In de natuur zijn er geen excuses.

De Knop: ‘In de dagelijkse omgang kun je iedereen bedriegen, zeker als je een streep meer hebt. In de vrije natuur niet. Daar ga je onverbiddelijk het gevecht met jezelf aan, leer je jezelf door en door kennen. Dat verklaart mede het succes van teambuildingweekends en bedrijfssportdagen, hoewel die hun praktisch nut helemaal nog niet bewezen hebben, toch zeker niet op lange termijn.’

Het gaat niet noodzakelijk altijd om zelfverwezenlijking. Mensen willen zich ook van anderen onderscheiden. Net als muziek, kapsels of kledij kan sport daarbij een hulpmiddel zijn. Als uitblinken in een gewone sport niet meer volstaat, worden alternatieven gezocht. Hoe extremer, hoe beter. Dat de maatschappij deze extremen als excentriek beschouwt, maakt het nog aanlokkelijker. De buitenbeentjes vormen dan ook subculturen, met als bekendste voorbeeld de snowboarders.

De Knop: ‘Bij die sport speelt imago een belangrijke rol. Begonnen als marginale zijtak van de skisport, groeide het snowboarden tot een hippere, jongere vorm van sneeuwvertier uit. Enkele pioniers effenden het pad, waarna de imitation prestigieuse haar werk deed, daarbij geholpen door de commercialisering en het mediatieke karakter van de sport. Het enige probleem met snowboarden is dat het grootste plezier in de diepsneeuw buiten de pistes ligt. Voor meer ervaren beoefenaars is dat geen punt: zij kunnen de risico’s die daarmee verbonden zijn meestal wel inschatten. Weer zijn het de minder geroutineerden die zichzelf en veel anderen in gevaar kunnen brengen.’

Het is niet eenvoudig om een profiel van de gemiddelde avontuursportadept te schetsen. Toch valt het op dat het doorgaans jonge, hoogopgeleide en welstellende mensen zijn. ‘Daar zijn twee mogelijke verklaringen voor’, aldus De Knop. ‘Ten eerste is er de kostprijs. Materiaal, transport, verzekering en begeleiding kunnen het prijskaartje flink de hoogte injagen. Daarnaast is er het escapisme, dat velen drijft.’

Jonge carrièristen, die hun werk anders nooit kunnen loslaten, gaan op zoek naar een manier om zich volledig aan hun dagelijkse bezigheden te onttrekken. Wylleman: ‘Dan gaan ze bijvoorbeeld een zogenaamde hiking doen in het Amazonewoud. Drie weken zonder gsm, geen agenda, alleen overleven telt. De ideale manier om alles van je af te zetten, al kun je daarvoor natuurlijk ook een spannend boek lezen. Je hoeft trouwens niet helemaal naar de andere kant van de wereld te reizen, want de jongste tijd kun je het avontuur ook in de stad vinden. Bij city-trekking wordt een groep mensen bijvoorbeeld in een voor hen onbekende stad gedropt, waar ze dan opdrachten moeten uitvoeren. Minder gevaarlijk, minder duur én minder belastend voor het milieu.’

DE IDEALE SPEELPLAATS

Het milieu lijdt onder al dat extreem gesport. Vanreusel: ‘Door de groeiende populariteit van de buitensport is de belasting op de ecologische omgeving zo groot geworden dat er conflicten met de groene beweging ontstaan. Gek, als je weet dat de eerste alpinisten en diepzeeduikers bijvoorbeeld echte natuurliefhebbers waren. Geleidelijk is het accent verschoven naar een egogerichter denken, waarbij de natuur als decor is gaan dienen voor de eigen ontplooiing. Het respect verdween. In de vakterminologie hebben we het over Bambi’s die Rambo’s geworden zijn.’

Vandaag getuigt de enorme afvalberg op de hoogste bergtoppen van de wereld van die houding. ‘Op een zomerse dag staan er 300 tot 400 mensen op de top van de Mont Blanc’, zegt Vanreusel. Je voelt wel aan dat er dan een grens bereikt is. Als er delen van de Grand Canyon moeten worden afgesloten, is het duidelijk dat zelfs de grote commerciële belangen niet meer opwegen tegen de vrijwaring van het oorspronkelijke landschap. Voor minder rijke gebieden is die redenering niet altijd even makkelijk te maken.’

Veel westerlingen zien arme landen met hun ongerepte natuur en hun minder strenge milieuregels daarom als een ideale speelplaats. Wylleman: ‘Het is een ver-van-mijn-bed-show. Niemand zou in zijn eigen tuin willen meemaken wat ze in die waardevolle gebieden met de flora en de fauna aanrichten. In die zin is er sprake van een nieuw soort kolonialisme, want het zijn voornamelijk rijke westerlingen die de boel ergens anders op stelten gaan zetten.’

Gelukkig zijn er ondertussen alternatieven. De Knop: ‘Dat veel gevaarlijke sporten naar de stad getrokken zijn, naar een kunstmatige omgeving, is vooral toe te schrijven aan de groeiende commercialisering. Die zorgde eerder al voor grotere veiligheid, onder andere door een verbeterde begeleiding en een uitgebreide reglementering. In het begin ontbrak het nogal eens aan aangepaste regels, ook al omdat het vaak om nieuwe en snel gegroeide fenomenen ging. Er was echt een wildgroei aan de gang.’

DE NIEUWE GRENZEN

Geleidelijk heeft de overheid in samenspraak met de sector een wettelijk kader geschapen, met licenties en certificaten voor elke sporttak. ‘Nu zijn de risico’s duidelijk minder groot’, zegt De Knop. ‘Er zullen altijd randgevallen zijn, die het niet zo nauw nemen met de veiligheidsvoorschriften, en die de sporten een slechte naam kunnen bezorgen. Maar over het algemeen zijn er nu grenzen vastgelegd, die niet zomaar overschreden kunnen worden. Toch niet bij georganiseerde kickbeleving. Wat enkelingen doen, kun je moeilijker in de hand houden. Er zullen nu eenmaal altijd buitenbeentjes zijn die de gekste dingen blijven doen. Jammer genoeg komen zij sneller in de media en creëren zij een imago dat sommige sporten echt niet verdienen.’

De bewering dat het net dat imago is dat sommigen aantrekt, wordt slechts gedeeltelijk aanvaard. Wylleman: ‘Zelfs de grootste sensatiezoekers willen steeds beveiligd zijn. Wat ze proberen op te roepen, is een virtueel gevaar, ze houden zichzelf eigenlijk bewust voor de gek.’

‘Overlevingstochten moet je ook niet meer in de ware betekenis van het woord zien’, aldus Vanreusel. ‘Onvoorspelbaar kun je die dingen niet noemen. Het wordt veeleer banaal. Het gaat om gemoderniseerd avontuur, voor bijna iedereen toegankelijk, voor bijna iedereen bereikbaar. Er zullen echter altijd weer pioniers zijn, die nieuwe dingen proberen. Waarna de massa weer zal volgen en het hele verhaal opnieuw begint.’

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content