Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Wat is mooi ? Wat is lelijk ? Over de minister van Ruimtelijke Ordening en de schoonheid van de wanstaltigheid.

Schijn bedriegt dat weten we allemaal. Neem Eddy Baldewijns. Dat leek altijd zo’n lulletje rozenwater, zo’n zachtgekookte Limburger die het tot minister had geschopt omdat zijn partij- en gouwgenoten Willy Claes en Louis Vanvelthoven over een bananenschil waren gestruikeld. Het type dat met knellende schoenen naar huis gaat omdat hij in de winkel niet nóg een paar durft te passen of dat uren op een taxi moet wachten omdat iedereen vóórdringt. Niet echt een representant van het eigentijdse wie-niet-horen-wil-moet-voelen-socialisme, eerder een softie die een kleur krijgt als brutale rekels als Luc Van den Bossche of Louis Tobback hem afbekken.

Vergeet het maar gauw.

De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening verbaasde vorige week vriend en vijand met de mededeling dat hij van plan is in de toekomst de wet toe te passen. Dat gaat wel érg ver. Als het aan Eddy Baldewijns ligt zullen alle illegale weekendhuisjes en stacaravans, alle stoeterijen en duiventillen en Mariakapelletjes die en stoemmelings gebouwd zijn en waarvoor geen vergunning is afgegeven, binnenkort met de grond gelijk worden gemaakt. De tijd van het laffe gedogen is voorbij. In ?De zevende dag” piepte een meneer met een baksteen in zijn maag nog dat het dreigement van de minister hem deed denken aan de maatregelen van de Israëlische regering, die de huizen van Hamas-zelfmoordcommando’s dynamiteert, maar Eddy Baldewijns bleef onvermurwbaar. Als het moet gaat hij desnoods zelf achter de stuurknuppel van de bulldozer zitten of hijst hij hoogstpersoonlijk de slopersbeul.

Maar zou de minister alle consequenties hebben overdacht ?

Vast niet.

Eddy Baldewijns dreigt te raken aan wat Geert van Istendael in zijn boek ?Het Belgisch labyrint” het wezenskenmerk van onze samenleving, de ultieme metafoor voor België noemt : de koterij. ?Je bouwt een groot, dik, blakend huis zoals het hoort. Daarachter bouw je een washok, een bijkeuken, een bergplaats, een hoenderhok, een duiventil, je breekt een muur uit om een kinderkamer in te richten, enzovoort tot achteraan in de tuin. Het geheel ziet er chaotisch uit, ook al omdat allerlei materiaal door elkaar wordt gebruikt, maar het is uiterst praktisch, bescheiden, gerieflijk en met de behoeften van de bewoners mee gegroeid. (…) Waarom moet een huis alleen maar bruikbaar zijn ? Je woont achterin, voor de rest heb je wat ruimte, pronk je een beetje onbeholpen met je gevel, versier je je koterij, je dagelijkse leven, wat boers, wat grof, met een groot, rood, echt huis.” De achterkant van het geluk daar gaat het om. Het echte België zie je pas als je met de trein van Oude God naar Schaarbeek of van Drongen naar Aalter boemelt. Van Istendael memoreert het geniale voorstel van jonge architecten om België binnenstebuiten te keren en de straten tussen de achtertuinen door te laten lopen, zodat alle rommel en koterij zichtbaar wordt.

Die koterij hoort, kortom, onmiskenbaar tot ons gemeenschappelijk cultuurbezit, zoals het Volkshuis van Victor Horta daartoe behoorde. Eddy Baldewijns zou er verstandig aan doen zijn plannen te bespreken met zijn collega Luc Martens, die over monumentenzorg waakt. Afbreken is gemakkelijk ! Als het dan toch niet anders kan, dan moet het ordentelijk en voorzichtig gebeuren, baksteen voor baksteen, plank voor plank, golfplaat voor golfplaat. Ergens in Limburg, in de omgeving van Bokrijk, kan al die koterij dan opnieuw worden opgebouwd zodat onze kindskinderen diep in de eenentwintigste eeuw nog kunnen zien hoe geren opa zijn duivenkot zag en hoe oma haar weekends doorbracht. Kan iemand een mooiere bestemming vinden voor de voormalige terreinen van de Kempische Steenkoolmijnen ? We noemen het project : Fenix.

Piet Piryns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content